‘Tussen thuis en het verpleeghuis is een “gat” ontstaan.’ Als ik dat lees, laat ik me even gaan: ja, ammehoela, dat gat is bewust gecreëerd, door de bejaardenhuizen en verzorgingshuizen af te schaffen en niet tijdig te zorgen voor alternatieven die beter passen bij deze tijd. Dat een commissie, Toekomst zorg thuiswonende ouderen, onder leiding van voormalig pvda-minister Wouter Bos, nu met deze conclusie komt, is dus niet opzienbarend. Om me nog een keer te laten gaan: ik stond er al over te steggelen met pvda-staatssecretaris Martin van Rijn toen hij in het vorige kabinet over ouderenzorg ging. Maar opzienbarend of niet, dat van dat gat is heel erg waar.

En het is niet alleen waar, het is vooral ook droevig en duur. Het idee dat ouderen zo lang mogelijk thuis willen wonen, lijkt wel heilig. Ook in de hoofden van ouderen zelf, overigens. Er is te weinig en te laat ingezien dat ouderen die nu 75 jaar zijn weliswaar fitter zijn dan hun leeftijdgenoten van een paar decennia geleden, maar dat de ouderen die nu 85 of 95 zijn, vaak vereenzamen.

En als ze dan uiteindelijk zorg nodig hebben, is dat noodgedwongen vaak onnodig dure zorg, op plekken die niet optimaal geschikt voor hen zijn, zoals ziekenhuisbedden. Dat komt dan weer omdat de wachtlijsten voor de verpleeghuizen nu al 18.600 ouderen lang is. Dus er is niet alleen tussen eigen huis en verpleeghuis een gat, in dat verpleeghuis zijn er ook nog eens onvoldoende bedden. Bovendien wonen die oudste ouderen door dat hameren op langer thuis wonen in veel te grote huizen. Huizen waar hele gezinnen in zouden kunnen wonen. Dus ook voor de woningmarkt is dat gehamer op langer thuis wonen niet goed.

Dat gat moet opgevuld, oordeelt de commissie-Bos. Zeker met het oog op de nabije toekomst, als het aantal ouderen nóg groter wordt, als gevolg van de geboortegolf na de oorlog en omdat mensen gemiddeld ouder worden. Van honderdjarigen kijken we niet meer op, van iemand die op zijn tachtigste overlijdt zeggen we: nog best jong.

Eerlijk is eerlijk, voor die tussenvormen waarvoor ‘Bos’ onder meer pleit – tussen eigen huis en verpleeghuis – zijn al allerlei initiatieven genomen. Kangoeroewonen, hofjeswonen, zorgvilla’s, Groepswonen Door Ouderen, gespikkeld wonen, noem maar op. Vaak zijn het oudere concepten in een nieuw jasje. Mijn grootouders waren er trots op dat ze niet bij hun kinderen hoefden in te trekken, maar kangoeroewonen is precies dat. Hofjeswoningen voor ouderen: in de negentiende eeuw waren het vaak de rijken die dergelijke hofjes lieten bouwen, al waren die toen óf alleen voor arme mannen óf alleen voor arme vrouwen bedoeld. Gespikkeld wonen, met meerdere generaties door elkaar heen, is ook niet nieuw. Dat lijkt mij wat er in menige straat – gelukkig – nog steeds gebeurt.

Het idee dat ouderen zo lang mogelijk thuis willen wonen, lijkt wel heilig

Volgens de commissie-Bos zijn ouderen ‘weinig geneigd hun woonsituatie vroegtijdig aan te passen aan een toekomstige oude dag met beperkingen’. Nu belanden we in een vicieuze cirkel. Omdat er weinig woonvormen zijn tussen dat grote, niet aangepaste huis en het verpleeghuis – of het graf – is dat aanpassen ook niet makkelijk. Je eigen huis ouderdomsbestendig maken, is duur. Bovendien helpt dat niet tegen de vereenzaming en de krapte op de woningmarkt.

Met een groepje leeftijdsgenoten zelf een ‘tussenvorm’ opzetten is een ongelooflijk ingewikkeld karwei, denk aan de financiering, juridische vormgeving, de spelregels, het eventueel aankopen van bouwgrond, ga zo maar door. Verantwoordelijk minister Hugo de Jonge heeft tien miljoen euro subsidie uitgetrokken om dit soort initiatieven van de grond te trekken. Maar het zou mij niet verbazen als dat geld vooral door ‘sociale ondernemers’ geïnd gaat worden. Het is een gat in de markt, waarin dan misschien geen winst gemaakt mag worden, maar wel een goede boterham te verdienen is. Waarom springen bestaande woningcorporaties niet in dat gat?

Dit voorjaar ging ik op bezoek bij een gdo, Groepswonen Door Ouderen, die wel (deels) eigendom van een woningcorporatie is, maar waar de bewoners beslissen wie er komt wonen. Daar raadden ze me aan me al in te schrijven voor een dergelijk woonproject. Ze willen in dit complex geen nieuwkomers ouder dan zeventig, maar een zestigjarige zien ze graag komen. Om zo de gemiddelde leeftijd niet te hoog te laten worden en ervoor te zorgen dat de jongere ouderen wat kunnen doen voor de oudsten.

Misschien komt mijn reactie precies voort uit wat de commissie-Bos beschrijft: ik ben er inderdaad nog niet toe geneigd te gaan wonen in een dergelijk complex met alleen maar nóg ouderen. Bovendien, als ik net zo gezond oud mag worden als mijn moeder, zou ik daar nog een kleine dertig jaar wonen. Dan woon ik wel heel lang in een tussenvorm, zoals de commissie-Bos dat noemt. Hoezo ‘tussen’-vorm?

Minister De Jonge heeft het graag over wedstrijden die hij aan het voeren is, zoals de wedstrijd tegen de wachtlijsten bij verpleeghuizen en de verslechterende kwaliteit van de zorg daarin. Wie ziet hij als zijn tegenstander in de wedstrijd tegen het gat tussen thuis en verpleeghuis? Toch niet de ouderen zelf, hoop ik.

Ik denk dat de overheid haar eigen tegenstander is. Ze heeft te weinig grip op langs elkaar heen werkende instanties zoals woningcorporaties, ziektekostenverzekeraars, gemeenten. De regelgeving, in combinatie met de financieringsstromen, werkt die samenwerking juist vaak tegen. Maar een grote tegenstander is vooral ook de wensgedachte dat ouderen dit onderling wel even regelen.