Direct naar artikelinhoud
InterviewDavid Djaïz

Laat de natiestaat en Europa ­elkaar aanvullen

David DjaïzBeeld Aurélie Geurts

Sterke natiestaten met lokale economieën zijn de manier om groeiende ongelijkheid tegen te gaan, betoogt David Djaïz in Slow Démocratie. Toch ziet hij óók een belangrijke rol voor de Europese Unie. 

Elegante Parijzenaars staan in de rij voor dure traiteurs, Aziatische toeristen vergapen zich aan de handtassen van Louis Vuitton, met een prijs waarvan een bijstandsgezin een jaar kan eten. Maar op straat liggen daklozen en overal zie je ingeslagen ruiten en dichtgetimmerde etalages, als een souvenir aan de gele hesjes, de beweging uit de provincie die zich onbegrepen voelt door Parijs. In Parijs is zichtbaar hoe de globalisering de wereld heeft gespleten.

In een café aan de Boulevard Bonne Nouvelle zit David Djaïz (29), auteur van Slow Démocratie. Op het oog staat hij voor alles wat de gele hesjes verafschuwen, als exponent van het Franse elite-onderwijs. Voor zijn eindexamen had hij een gemiddelde van 19,87 punten – 20 is het maximum. Hij volgde hetzelfde parcours als de jonge Emmanuel Macron: de Ecole Nationale d’Administration, gevolgd door een baan als hoge ambtenaar.

Maar Slow Démocratie is een zoektocht naar een antwoord op de woede van de lage middenklasse, niet alleen in Frankrijk, maar over de hele wereld. De kern van het probleem is de democratie, betoogt hij. Veel burgers willen meer sociale gelijkheid, maar vinden geen gehoor bij natiestaten die hun greep op de economie hebben verloren door de globalisering. 

Daarom moet de globalisering ‘vertraagd’ worden door de natiestaat weer te versterken,  zegt Djaïz. Niet als een vesting waar een etnisch homogeen ‘volk’ zijn identiteit belijdt, maar als een sociale en democratische staat die zijn burgers beschut tegen de nadelige gevolgen van globalisering. Take Back Control, maar dan een op een niet-populistische manier. ‘De natie tegen het nationalisme’, zo vatte de Franse krant Libération Djaïz’ boodschap samen.

Een paar jaar geleden zou zo’n boek waarschijnlijk schouderophalend zijn afgedaan als de wensdroom van een Franse staatsdenker, die de economie ondergeschikt wil maken aan de politiek. Maar de tijden zijn veranderd: Trump, Brexit, de gele hesjes, Baudet en al die anderen hebben de gevestigde partijen nerveus gemaakt. Ze zijn op zoek naar inspiratie en munitie.

In juni zal de Nederlandse vertaling van het boek verschijnen bij uitgeverij Pluim. ‘Ik heb veel reacties gekregen in Frankrijk, maar vooral ook uit kleine landen als Nederland en Denemarken’, zegt Djaïz. ‘Dat zijn handelslanden die zich altijd heel erg open hebben gesteld voor de wereld, en nu hun identiteit en sociale model proberen te behouden. Nu ze geconfronteerd worden met de opmars van het populisme, zoeken ze een nieuw evenwicht tussen globalisering, democratie en natie.’

Sinds de jaren tachtig is de globalisering versneld. Hoe staan we er nu voor?

‘Er zijn natuurlijk honderden miljoenen mensen uit armoede gehaald, vooral in Azië. Maar in de westerse wereld is de globalisering vooral ten goede gekomen aan de rijkste 5 procent van de bevolking. De inkomens van de middenklasse zijn maar iets sneller gestegen dan de inflatie. Dat zorgt voor frustratie.

‘Bovendien zijn er grote ongelijkheden tussen de grote steden en de rest van het land. In alle westerse landen zie je eilanden van welvaart, de grote steden die verbonden zijn met de wereldmarkt en de kenniseconomie, waar werknemers hoogopgeleid zijn en goed verdienen. Andere gebieden zijn in het slop geraakt. De index van huizenprijzen is daarvoor een interessante indicator. In 2007, dus voor de financiële crisis, stonden ze in Parijs op 100, in 2019 op 147. In tien andere grote steden, zoals Bordeaux, Nantes en Rennes, gingen ze van 100 naar 117. Maar in de periferie, dat wil zeggen heel Frankrijk buiten de 50 grootste steden, daalde de index van 100 naar 86. Ik ken de Franse cijfers het beste, maar ik weet zeker dat je in andere landen soortgelijke data zult vinden.’

David Djaïz: ‘De logica van globalisering is concentratie op bepaalde punten, maar een samenleving heeft behoefte aan evenwicht en verdeling.’Beeld Aurélie Geurts

Nu slaat de periferie terug, in Frankrijk zelfs vrij letterlijk.

‘De gele hesjes zijn symptomatisch voor de veranderde krachtverhoudingen onder de globalisering. Voorheen draaiden sociale conflicten om het werk. Vakbonden stelden eisen aan ondernemingen. Maar de vakbonden zijn sterk verzwakt, ook omdat er zo veel zzp’ers zijn bijgekomen. Op de werkvloer is minder onderhandelingskracht.

‘Daarom stellen burgers tegenwoordig hun eisen aan de staat. Dat zie je ook in landen als Chili en Libanon. Ze vragen aan de staat om de belastingen te verlagen of de publieke voorzieningen te verbeteren. Dat zien ze als de enige manier om erop vooruit te gaan. De gele hesjes vormen een beweging van consumenten, niet van arbeiders.’

Maar hoe kun je de globalisering ‘vertragen’? Je kunt haar moeilijk terugdraaien.  Ook de gele hesjes hebben geen zin om twee keer zo veel te betalen voor een telefoon ‘made in France’.

‘Ik zeg ook niet dat de hele economie moet worden onttrokken aan de globalisering. Elk land heeft topsectoren waarin het beter is dan andere landen. In Frankrijk is dat bijvoorbeeld de luxe-industrie. In zulke sectoren moet je volop mondiaal concurreren.

‘Maar daarachter kun je op lokaal niveau een circulaire economie construeren, productief en dynamisch, maar gericht op de bewoners van dat gebied. De biologische landbouw zou bijvoorbeeld gestimuleerd kunnen worden: door schoolkantines te verplichten biologische producten aan te bieden, door biologische boeren fiscale voordelen te bieden, maar ook met een koolstofheffing op geïmporteerde landbouwproducten om hun werkelijke ecologische prijs tot uitdrukking te brengen. We kunnen niet blijven zeggen: wij Europeanen zijn zo deugdzaam, we stoten maar weinig CO2 uit, terwijl we op grote schaal vlees en andere producten importeren die geproduceerd zijn op een manier die veel broeikasgassen uitstoot. Zo kan een lokale markt ontstaan die zich onttrekt aan de mondiale economie met moordende concurrentie en steeds lagere prijzen.

‘Een ander voorbeeld is het isoleren en energiezuinig maken van huizen. Dat is een enorm karwei, in heel Europa, dat met steun van de staat op veel grotere schaal zou kunnen worden aangepakt dan nu gebeurt. Op die manier creëer je op lokaal niveau werk voor vaklieden, waardoor zij hun professionele trots kunnen hervinden. Nu zijn mensen vaak veroordeeld tot precair werk in een callcenter of een pakhuis van Amazon.’

De vertraging van de economie herstelt de solidariteit tussen stad en periferie.  Dat kan alleen gebeuren binnen de natiestaat, betoogt hij. Solidariteit is pas mogelijk als mensen zich onderdeel voelen van een gemeenschap. De meeste mensen voelen zich verbonden met de natiestaat, blijkt uit de World Values Survey, meer nog dan met hun lokale gemeenschap en veel meer dan met Europa. De gevestigde partijen moeten zich om dit nationale gevoel bekommeren, zegt Djaïz, om te voorkomen dat nationalistische populisten ermee aan de haal gaan.

Maar wat kan de natiestaat nog? Voor het subsidiëren van biologische landbouw of de grootscheepse renovatie van huizen is veel geld nodig. Dat kan niet worden gevonden door de belastingen voor gewone burgers te verhogen, want daartegen wordt juist zo heftig geprotesteerd. De afgelopen decennia zijn de belastingen voor het bedrijfsleven flink gedaald, omdat landen met elkaar concurreerden om bedrijven aan te trekken. Volgens Djaïz zouden deze belastingen weer omhoog moeten. Ook pleit hij, net als zijn landgenoot Thomas Piketty, voor het afromen van grote vermogens.

‘Daar zijn interessante ideeën over. Elizabeth Warren, een van de Democratische presidentskandidaten, heeft een wealth tax voor vermogens boven de vijftig miljoen dollar voorgesteld. De Britse econoom Anthony Atkinson heeft voorgesteld de successierechten te verhogen en de opbrengst onder burgers te verdelen, zodat iedereen een klein beetje vermogen heeft.’

David DjaïzBeeld Aurélie Geurts

Als één land de belastingen voor bedrijven en rijken verhoogt, zal het kapitaal daar wegtrekken. Kun je zulke maatregelen alleen nemen in het verband van de Europese Unie?

‘Zeker. Het beschaven van het kapitalisme gebeurt door grenzen te stellen. Uit zichzelf zal het zich nooit houden aan een grens, geografisch, ecologisch of sociaal. Dat moet de politiek doen. Maar dat grenzen stellen kan de natiestaat nooit in zijn eentje doen.

‘Het is wel grappig dat fervente pro-Europeanen tegen me zeggen: jij bent een soevereinist, want je praat over de natiestaat. En anti-Europeanen zeggen: jij bent een Europeaan want je praat over Europa. Ik vind dat de natiestaat en Europa elkaar moeten aanvullen. De natiestaat is er om een nieuw sociaal model te ontwikkelen. Europa is er om macht uit te oefenen, om een tegenwicht te vormen tegen het internationale bedrijfsleven, om de opwarming van de aarde tegen te gaan, om geopolitiek te bedrijven en Europese waarden in de wereld te laten weerklinken.’

Maar leidt een versterking van de natiestaat niet tot een verzwakking van Europa? Die sterke staten hebben misschien geen zin meer om samen te werken, zoals Libération schreef.

‘Die opmerking van Libération snijdt geen hout. Zij komt voort uit een ideologie van de oude wereld. Men praat over het opgeven van soevereiniteit alsof je een arm of een been afstaat. Maar het is geen nulsomspel, het is niet zo dat je de natie uitkleedt om Europa aan te kleden en andersom. Het gaat om de juiste verhouding tussen de verschillende niveaus. Wat kan de natiestaat het beste doen, wat kan Europa het beste doen? Europa zou wel aan de nationale democratie verbonden moeten worden, bijvoorbeeld door een Europese Assemblée van nationale parlementariërs te creëren, zoals Thomas Piketty voorstelde. Uw Franse of Nederlandse afgevaardigde vertegenwoordigt u ook in Europa.’ 

U schetst wel een ideaal model. Ik kan me heel goed voorstellen dat natiestaten zich steeds verder zullen terugtrekken.

‘Dat geloof ik niet. Wat ik me wel afvraag: kun je als Europa macht uitoefenen met 27 landen? Hoe breder Europa is, hoe meer het aan kracht en diepgang verliest. De eurozone van 18 landen lijkt me een beter formaat. Dat is nog altijd groot genoeg.’

Kun je het populistisch nationalisme wel bestrijden met een model dat louter sociaaleconomische rechtvaardigheid belooft? Kijk naar de Britse verkiezingen. Natuurlijk spelen allerlei factoren mee, zoals het zwakke leiderschap van Jeremy Corbyn. Niettemin gaf de Britse working class massaal de voorkeur aan de Brexit boven het linkse programma van Labour. Identiteit was belangrijker dan economie.

‘Dat is een interessant debat: wat is de belangrijkste factor van de democratische crisis: cultuur of economie? Ik denk dat mensen toleranter zijn ten opzichte van immigratie in een land dat welvarend is en waar gelijkheid bestaat. In de jaren zestig kwamen er een miljoen arbeiders uit de Maghreb aan in Frankrijk. Dat veroorzaakte veel minder problemen dan tegenwoordig, omdat er volledige werkgelegenheid was en integratie via het werk plaatsvond.’

Stuit de omvang van immigratie niet op weerstand, los van de economische context?

‘Het is zeker waar dat liberale regeringen niet hebben nagedacht over vragen als: hoeveel mensen neem je op, welk type immigrant, hoe verdeel je ze over je grondgebied en vooral: hoe kun je ze laten integreren. Immigranten moeten zich aanpassen aan de basiswaarden van de ontvangende samenleving, om deel te nemen aan het sociale leven. Maar vaak vestigen ze zich in culturele enclaves waarin mensen opgesloten zijn in hun religieuze en culturele waarden die niet stroken met die van de ontvangende samenleving.’

‘Globalisering polariseert enorm. Er zijn gebieden waar rijkdom zich concentreert, er zijn gebieden waar immigranten zich vestigen, er zijn steden waar alle toeristen naartoe gaan terwijl je tien kilometer verderop geen mens tegenkomt.

‘De logica van globalisering is concentratie op bepaalde punten, maar een samenleving heeft behoefte aan evenwicht en verdeling. Als je daar niet voor zorgt, dan geef je de sleutel aan autoritaire populisten die zeggen: ik zal het wel even regelen.’

David Djaïz: Slow Démocratie.

Allary Éditions; 320 pag; € 20,90.

 In juni verschijnt de Nederlandse vertaling bij Uitgeverij Pluim.