Dat blijkt uit een enquête van Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico onder leden van de Nederlandse Politiebond (NPB) waarop bijna 1500 agenten reageerden, en uit interviews met tientallen betrokkenen. Het onderzoek staat deze week in De Groene Amsterdammer.
 
Agenten voelen zich deels gedwongen tot ‘creatief boekhouden’ door de gebrekkige systemen waarmee ze werken, zeggen ze. Maar ze erkennen ook bewust mee te werken aan het oppoetsen van de criminaliteitscijfers, vaak onder druk van leidinggevenden. Meer dan de helft van de agenten die betrokken zijn bij registratie van criminaliteit, maakt mee dat misdrijven onterecht onder een andere categorie in de boeken worden gezet. Nog eens vier van elke tien agenten zeggen dat het aantal opgeloste misdrijven hoger wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is.
 
Dat de misdaad de afgelopen vijf jaar daalde met dertig procent, zoals de officiële cijfers laten zien, is volgens de meeste agenten onwaar. Tachtig procent van de respondenten vindt de criminaliteitscijfers een slechte weergave van de werkelijkheid. Meer dan de helft ziet uit eigen waarneming eerder een stijging dan een daling van het aantal misdrijven.
 
Onderzoeksplatform Investico onderzocht tips vanaf de werkvloer van de politieorganisatie over manipulatie van cijfers. Vermoedens daarover bestonden al langer, mede gebaseerd op ervaringen in het buitenland. In Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten zijn de afgelopen jaren politiekorpsen betrapt op het manipuleren van misdaadstatistieken om meer personeel te krijgen, of juist een vals beeld van veiligheid te schetsen.
 
Een op de elf door de politie geregistreerde misdrijven betreft vernieling. Daar kan een ander delict achter schuilgaan. Een agent uit de regio Amsterdam: ‘We hadden te maken met een golf van inbraken in auto’s door een zeer brutale groep inbrekers. Ze sloegen de ruiten in van alle auto’s in een straat en gingen daarna rustig kijken of er wat in lag. De leiding bepaalde toen: geen spullen weggenomen? Dan zetten we de registratie om naar vernieling.’
 
Ook met de categorie ‘straatroof’ wordt geknoeid, verklaren ze. De definitie van straatroof is diefstal met geweld. ‘Maar deze definitie wordt steeds aangepast. Niet in het wetboek, maar binnen de politie zelf.’ Zo kan straatroof soms worden weggeboekt onder ‘eenvoudige diefstal’ of ‘zakkenrollerij’. Diefstal of vernieling kunnen volgens agenten worden veranderd in baldadigheid, overlast, of verstoring openbare orde. Dat zijn geen misdrijven maar overtredingen, waarvoor de dader soms een boete krijgt en geen strafblad. Mishandeling, bedreiging en huiselijk geweld worden volgens de enquête soms weggezet als ‘ruzie/twist’, bijvoorbeeld wanneer er geen aangifte wordt gedaan. 
 
Het onterecht aanpassen van de maatschappelijke klasse van een misdrijf gebeurt op verzoek of zelfs onder druk van leidinggevenden, zeggen de agenten. Hun opmerkingen of beklag zouden door chefs voor kennisgeving worden aangenomen. ‘Daar ga jij niet over’ of ‘dit is beleid’ zijn vaak gehoorde reacties. Bovendien gaat het vaak over ‘randgevallen’, legt een agent uit. Dus als er al discussie mogelijk is, ‘ben je gauw uitgepraat’.
 
Ook het aantal opgeloste misdrijven is lager dan de statistieken van het CBS en het WODC suggereren. Vier op de tien bevraagde agenten zeggen dat er geprobeerd wordt het ophelderingspercentage hoger te laten lijken dan het is. Dat wordt mede veroorzaakt door de begripsverwarring rondom ‘oplossen’ en ‘ophelderen’. Een misdrijf wordt beschouwd als ‘opgelost’ wanneer de politie de vermoedelijke dader heeft gearresteerd en heeft overgedragen aan het OM. Maar de politie (en daardoor ook het WODC en CBS) telt een zaak al als ‘opgehelderd’ wanneer er een verdachte is verhoord – ongeacht of deze verdachte de dader blijkt. 
 
Een agent beschrijft hoe bij de aanhouding van een serie-inbreker alle inbraken die ook maar enigszins in het beeld passen op ‘opgelost’ worden gezet en aan de inbreker worden gekoppeld. ‘Ook al worden er geen sterke aanwijzingen gevonden in zijn richting en worden deze inbraken niet meegenomen in het dossier. Dit is puur om het aantal opgeloste woninginbraken op te krikken.’
 
Veel voorbeelden van cijfermanipulatie betreffen ‘high impact crimes’: categorieën criminaliteit waar de burger veel last van heeft en die daarom politiek gevoelig liggen. Woninginbraak is een high impact crime; het alternatieve ‘inbraak in garagebox’ of ‘in vakantiehuis’ echter niet. Ook straatroof is high impact, maar zakkenrollerij niet. De populaire en omvangrijke categorie ‘vernieling’ is ook geen high impact crime.
 
‘De motivatie is eenvoudig’, zegt een agent uit de eenheid Amsterdam. ‘Woninginbraken zijn een speerpunt. Teamchefs worden aangesproken op die resultaten. Vernieling is géén speerpunt, dus teamchefs zullen alles aangrijpen om als het enigszins kan inbraak onder vernieling te schuiven of onder een andere maatschappelijke klasse die niet belangrijk is. Alles liever dan weer een streepje bij high impact crime.’ 
 
Dit wegschrijven loont: in wijken met relatief weinig inbraken, vertelt een agent, kan het downgraden van vier, vijf woninginbraken het verschil maken tussen wel of niet binnen de afgesproken streefcijfers blijven. Het is ‘creatief boekhouden’ zegt een ander. ‘Goochelen met cijfers in jouw voordeel.’
 
Volgens korpschef Erik Akerboom van de Nationale Politie wordt geen enkele druk uitgeoefend op agenten om misdaad anders voor te stellen dan ze is. ‘Kom maar met namen en rugnummers’, zegt hij in een reactie op het onderzoek. ‘Ik wil weten waar dit dan gebeurt. Van mij komt geen enkele impuls om mensen aan te zetten te downgraden. En ik garandeer dat iedereen hierover bij de leidinggevende of vertrouwenspersoon terecht kan. En zo niet, dan kunnen ze uiteindelijk bij mij terecht.’ Ook vanuit de politiek bestaat geen druk om te manipuleren met cijfers, zegt Akerboom. ‘Totaal niet. De criminaliteitscijfers dalen alleen maar.’ 

Lees het volledige onderzoek: