Direct naar artikelinhoud

Witte mensen, maak 's plaats

Seada Nourhussen

Seada Nourhussen (1978), geboren in Ethiopië, is Afrika-redacteur van Trouw. In 2011 schreef ze met fotograaf Jan- Joseph Stok 'Bloedmobieltjes. Coltan in Congo'.

Ongelijkheid heb ik nooit kunnen verkroppen, niet omdat dat hoort, maar omdat ongelijkheid ten grondslag ligt aan armoede en conflicten. Daarom spreek ik me, en velen met mij, op allerlei podia en via sociale media tegen racisme uit.  

Dat was collega-journalisten kennelijk opgevallen. En zo keken op 7 november vanaf de voorpagina van NRC vier vrouwen de lezer indringend aan met daarboven de kop 'Leven in een blanke wereld'. Ik was een van hen - niet voorbereid op de mediastorm waar ik daarna in terecht zou komen.

Heksenkring
Journalist Bas Blokker had een aantal niet-witte vrouwen uit de media, kunsten en het activisme benaderd die sociale media gebruiken om de samenleving ervan te doordringen dat de witte of westerse, mannelijke, heteroseksuele dominantie niet vanzelfsprekend zou moeten zijn in een diverse samenleving. Het ging om actrice en presentatrice Anousha Nzume, lerares Arzu Aslan, student Mariam El Maslouhi en mij. Onverbloemd gaven wij onze kijk op de verhoudingen tussen wit en niet-wit in Nederland: "Witte mensen moeten eens luisteren." Het artikel maakte van ons een soort heksenkring met het opgelegde Amerikaanse label 'Black Twitter'. 

Witte mensen moeten hun plaats kennen in het racismedebat, zei Arzu Aslan, want ze zijn geen slachtoffer en hebben dus minder recht van spreken. Sunny Bergman, die zich in haar documentaire 'Zwart als roet' tegen Zwarte Piet had gekeerd, kreeg van Mariam El Maslouhi stevige kritiek: "Ze had haar privilege kunnen delen en de film door een zwarte filmer laten maken." Was Bergman geen helper Whitey?

Vooral die 'helper Whitey', een satirisch wit typetje uit de Amerikaanse 'Daily Show' dat steevast namens zwarte mensen het woord voert (en dan wél gehoor vindt), leidde tot woede. Wij zouden witte mensen uitsluiten van de strijd tegen racisme. Wíj waren de échte racisten. Terwijl we wilden benadrukken dat in het racismedebat niet-witte geluiden een cruciale rol spelen.

Witte mensen moeten eens luisteren.
Seada Nourhussen

Smaad, racisme en seksisme
En daar hoort een ongemakkelijke boodschap bij voor de witte meerderheid, inclusief de linkse elite: om ruimte te maken moet je ruimte inleveren. Een Afro-Amerikaanse, mannelijke twitteraar vatte het zo samen: "Mannen die feminist willen zijn hoeven geen ruimte in te nemen binnen het feminisme. Zij zouden de ruimte die ze al hebben in de samenleving feministischer moeten maken."

De agressieve twitterlawine en het ene na het andere verontwaardigde opiniestuk rolde over ons heen. NRC-hoofdredacteur Peter Vandermeersch noemde ons eerst 'hooghartig' en 'hysterisch'. Later gaf hij toe "dat ik blijkbaar bozer word van zwarte vrouwen die scherpe stellingen neerzetten dan van witte mannen die dat doen". Maar verontwaardiging en smaad, racisme en seksisme voerden de boventoon - vooral in Vandermeersch' eigen krant. 

Elma Drayer beweerde in Vrij Nederland dat het gehamer op 'wit privilege', de bevoorrechte positie van witten waar ze zich nauwelijks van bewust zijn, de verschillen alleen maar in stand houdt. Toch vreemd dat in Nederland, wereldkampioen benoemen, het benoemen van een probleem opeens hét probleem is.

Ook niet-witte mediamakers vertoonden een fascinerend staaltje krabbenmandmentaliteit. De ophef was zo overweldigend dat je zou denken dat het de eerste keer was dat niet-witte vrouwen in Nederland van zich lieten horen.

"Ik word blijkbaar bozer van zwarte vrouwen die scherpe stellingen neerzetten dan van witte mannen die dat doen"
Peter Vandermeersch
In 1984 nam prinses Irene het boek van Philomena Essed in ontvangst. Esseds 'Alledaags racisme' schudde Nederland voor het eerst ruw wakker en gaf de aanzet tot de eerste antiracismegolf.

Alledaags racisme
Ruim dertig jaar geleden, in 1984, tekende de Surinaams-Nederlandse antropologe Philomena Essed (1955) de ervaringen van zwarte vrouwen in Nederland (en de VS) op in 'Alledaags racisme'. Dat boek - in ontvangst genomen door prinses Irene - schudde Nederland voor de eerste keer ruw wakker. Wat tot dan toe 'discriminatie' heette, noemde Essed onomwonden 'racisme' - dat woord werd toen nog angstvallig gemeden. Tijdens de gesprekken die Essed met veertien Surinaamse vrouwen, van allerlei tinten, etniciteiten en beroepen (veelal in de zorg) voerde, spreken sommigen dan ook liever van 'intolerantie' als ze praten over hun ervaringen op het werk, in het onderwijs, op straat, in winkels en in de tram.

Essed, feministe van het eerste uur, wilde per se hen aan het woord laten, omdat ze zag dat vooral niet-witte vrouwen racisme signaleerden. Maar het was ook een 'herstelmaatregel' (Essed gebruikt bewust niet 'positieve discriminatie'), omdat zwarte vrouwen het minst worden gehoord. Daarbij kunnen zwarte vrouwen verschillende vormen van onderdrukking - racisme, seksisme, klassisme - tegelijk ervaren; nu heet dat intersectionaliteit.

Heftige reacties
De reacties op het NRC-interview waren heftig. Dat ben ik onderhand gewend; in het interview zei ik al hoe fascinerend het was te merken hoe kwaad mensen worden van een zwarte vrouw met een mening. De ophef komt volgens mij ook doordat het hier vier vrouwen betrof die mooi gekleed en enigszins chic gefotografeerd waren. Een serieus verhaal dien je als vrouw in coltrui en met de mondhoeken richting aarde te presenteren. Anders 'leidt het maar af', zoals een journalist naderhand tegen me zei. Beauty-policing (schoonheidsbetutteling), noemt een vriendin die reflex om een boodschap van vrouwen te diskwalificeren.

Zwarte vrouwen worden het liefst ook nog stereotypisch als 'boos' weggezet. Essed draaide in 'Alledaags racisme' veel zaken om: positieve discriminatie uitgevonden door en voor de zwarte minderheid? Nee, het was eerder het vanzelfsprekende voorrecht van een witte huidskleur.

In die tijd bestond de hoofdstad nog maar voor 13 procent uit 'etnische minderheden', en ging het nauwelijks over Marokkanen, laat staan islamisering of jihadisme. Wel over Surinamers, voornamelijk geassocieerd met de heroïne-epidemie in Amsterdam. Het was ook een tijd waarin sommige zwarte vrouwen spraken van 'negers' en 'negerinnen'. Dertig jaar later wil het Rijksmuseum, eindelijk wakker geworden door klachten van bezoekers en 'voortschrijdend inzicht', van dergelijke termen af.

Geweigerd
Schoorvoetend gaven de vrouwen, twintigers toen, aan Essed toe dat ze witte Nederlanders niet vertrouwden. "Ze zijn té belangstellend", vond een levensverzekeringsconsulente. Zij ergerde zich aan de terugkerende vraag 'waarom ze hier is' en aan de verwachting altijd de vrolijke Surinaamse te moeten zijn. Een ouderenverzorgster zei zich maar compleet te hebben aangepast aan "die hele levenswijze van die Nederlanders. Anders ga je kapot." De bovengemiddeld mooie Helen zag zelfverzekerdheid als het medicijn tegen krenkende opmerkingen van 'die blanken'.  

De vrouwen werden soms geweigerd voor een woning. Met 'alle zwarten in de Bijlmer' wilden ze ook niet. Contact met witte buren verliep stroef, op hun werk zagen de vrouwen witte, mannelijke verzorgers die later instapten, maar snel doorstroomden naar leidinggevende posities terwijl zij uitzendkracht bleven. Ook ervoeren ze pesterijen van leidinggevenden en scheldpartijen van patiënten. Sommigen stopten daarom met hun werk of opleiding, waar ze onder hun niveau werden geplaatst.  

Maar vrijwel nooit noemden ze dit racisme. Ze vonden het pijnlijk om toe te geven dat ze er persoonlijk aan onderworpen werden. Ook uit onmacht: racisme, vooral de latente vorm, valt namelijk moeilijk te bewijzen. Ze vreesden weggezet te worden als 'zeur' en benadrukten niet te willen klagen. Toch, schreef Essed, "worden opleidingen niet afgemaakt, werkkringen vroegtijdig verlaten en winkels omzeild. Er wordt gehuild."

Symbolische houvast
Ook anno 2015 kon de Surinaams-Nederlandse tv-presentatrice Sylvana Simons haar tranen nog net bedwingen toen ze een wat wereldvreemde hulpsinterklaas uit Ommen in het programma 'Pauw' probeerde duidelijk te maken dat het uiterlijk van Zwarte Piet haar kwetst. Maar het verschil met dertig jaar geleden: zij krijgt nu veel bijval van de zwarte gemeenschap die zich luid verzet tegen Zwarte Piet en andere vormen van racisme. Met demonstraties, rechtszaken, blogs en via Twitter. Wie een racistische uitglijder maakt, wordt binnen de minuut gecorrigeerd.  

Essed, die sinds 2000 in de VS woont en werkt als hoogleraar, was onlangs even terug in Nederland. Met interesse en plezier kijkt ze naar de 'zelfverzekerdheid' van wat zij 'de tweede anti-racismegolf' noemt, vertelde ze me toen ik haar in Amsterdam ontmoette. Die groep is dankzij sociale media zichtbaarder dan in de jaren tachtig. "De hoon op Facebook en Twitter is enorm, maar de steun kan dat ook zijn. In mijn tijd klonk de slogan 'Zwarte Piet is zwart verdriet', nu is het 'Zwarte Piet is racisme'."  

Ik denk dat de ophef die daarover ontstaan is, zwarte mensen een symbolisch houvast heeft gegeven om te praten over iets wat hen dwarszit: structurele ongelijkheid tussen wit en zwart. Wij zijn de hele tijd timide geweest in de buurt van witte mensen, die we niet voor het hoofd wilden stoten. Dankzij de zwarte opinieleiders in dit debat zijn we de beleefdheid voorbij. De toon is nu directer en duidelijker dan in 1984, merkt ook Essed. Dat geldt ook voor het het racismedebat in de VS. Daar werd zowel 'Alledaags racisme' als de vervolgstudie 'Inzicht in alledaags racisme' (gebaseerd op haar proefschrift uit 1991) een standaardwerk voor studenten. 


De hoon op Facebook en Twitter is enorm, maar de steun kan dat ook zijn. In mijn tijd klonk de slogan `Zwarte Piet is zwart verdriet', nu is het `Zwarte Piet is racisme'
Philomena Essed

Essed
In Nederland was er, naast wat neutrale recensies in rechtse media zoals De Telegraaf en een welwillend onthaal door Trouw, vooral kritiek op haar werk. NRC noemde Essed begin jaren negentig nog 'een pretentieus warhoofd'. "Natuurlijk zal Essed iedereen die het niet met haar eens is voor racist uitmaken, dat is nu eenmaal een reflex van haar en de haren."  

Terugkijkend zegt Essed dat ze in Nederland haar tijd decennia vooruit was en nu herontdekt wordt door een nieuwe generatie - al vond Martin Sommer het vorig jaar in de Volkskrant nog 'terecht' dat Essed destijds werd 'weggehoond'.  

In diezelfde krant prees columniste Asha ten Broeke Essed. "Wat onze cultuur witte mensen niet bijbrengt, is hoezeer we zelf partij zijn in het racismevraagstuk. Voor veel mensen is racisme iets dat gaat over van die eigen-volk-eerst-gekkies en af en toe een loslopende neonazi. Wij schudden dan afkeurend ons hoofd, maar vergeten dat racisme in onze cultuur niet alleen een kwestie is van deze oelewappers. Zoals racisme-onderzoeker Philomena Essed al in 1984 schreef: "Degene die denkt dat racisme inhoudt dat er expliciet gezegd of geschreven wordt: 'Zwarte mensen zijn van een minder soort', zal wellicht concluderen dat er weinig racisme voorkomt in Nederland."

Ultrakritisch
Naast pogingen tot zelfkritiek en bijval door mensen als Ten Broeke, valt mij op dat zwarte stemmen het racismedebat via minder traditionele kanalen opeisen. Zoals rond het Rijksmuseum, dat plots af wil van koloniale etiketten als 'neger' en 'indiaan' op zijn kunstwerken. Zo wordt een 'negerbediende' op een schilderij van Johannes Mijtens uit 1690 nu 'een jonge zwarte bediende'.  

Maar daar nemen wij van de antiracistische golf van 2015 geen genoegen mee. Wij zijn ultrakritisch, zelfs als het vooruitgang betreft. Dus klonk dezelfde dag online al de roep om ook de eufemismen weg te laten en deze jongen nog duidelijker te omschrijven: 'een tot slaaf gemaakte'.

Voor veel mensen is racisme iets dat gaat over van die eigen-volk-eerst-gekkies en af en toe een loslopende neonazi. Wij schudden dan afkeurend ons hoofd, maar vergeten dat racisme in onze cultuur niet alleen een kwestie is van deze oelewappers.
Asha ten Broeke