Direct naar artikelinhoud
ColumnHans Goslinga

De democratie staat voor een nieuwe vuurproef

Hoe legde je een vreemdeling uit waar de Hoekse en Kabeljauwse twisten over gingen? Lang was dat een bijna onmogelijke opgave, maar nu kun je wijzen op de polarisatie in de sociale media, waarvan de heftigheid lijkt toe te nemen naarmate de stenen des aanstoots minusculer zijn. Cultuuroorlog lijkt me een te gewichtige term voor de verkettering en het ongeremde schelden.

Om het verschijnsel een vertrouwd aanzien te geven, wordt het de laatste tijd ook wel als een vorm van herzuiling omschreven. Mensen trekken zich terug in een eigen bubbel en bestoken van daaruit bubbels van andersdenkenden. Als je kijkt naar de fragmentatie in de politiek-maatschappelijke sfeer, lijkt dat adequaat, maar de vergelijking miskent de inzet en de aard van de bewegingen die tot de verzuiling leidden.

Die verzuiling was het resultaat van een emancipatiestrijd van bevolkingsgroepen die in de exclusieve liberale democratie van de negentiende eeuw waren achtergesteld, rooms-katholieken, protestanten en arbeiders. Zij bundelden hun krachten in organisaties en politieke partijen om een plaats onder de zon te veroveren. Hun doel was glashelder, hun organisatie gedisciplineerd en strak. Wat je nu ziet is onbestemd en anoniem.

Zelf ben ik opgegroeid in de nadagen van de verzuiling, de jaren vijftig. De straat van mijn jeugd, in Alkmaar, was een redelijke doorsnee van het verzuilde Nederland. Er woonden rooms-katholieken, gereformeerden, hervormden en mensen die ‘niks’ waren, onder wie één communistisch gezin. De identiteit werd bepaald door de kleur van de zuil, maar deze stond een gemoedelijke of althans fatsoenlijke omgang niet in de weg. Alleen met het jongetje uit het CPN-gezin moest ik van mijn vader ‘maar liever’ niet omgaan.

De paradox in die dagen was dat Nederland er als vanzelfsprekend was, maar in de ogen van buitenstaanders politiek eigenlijk niet kon bestaan: zeer verdeeld, toch stabiel bestuurd. Dit wonder is vaak toegeschreven aan de pragmatische houding van de mensen aan de top van de zuilen, maar dat miskent de historisch gegroeide tolerante en praktische geest van de Nederlanders. De Duitse socioloog Ernest Zahn schreef in zijn boek ‘Regenten, rebellen en reformatoren’ uit 1989 dat deze houding niet voortkwam uit vroomheid en vrijwilligheid, maar uit noodzaak en realisme.

Betekenen de Hoekse en Kabeljauwse twisten nu een historische breuk? Zahn zou dat tegenspreken. Hij onderkende de venijnigheid van het krakeel hier, maar zag aan het eind van de weg altijd het compromis. ‘De tegenstander wordt dikwijls verketterd, maar niemand is erop uit hem kapot te maken.’ Dezelfde conclusie trok eerder de historicus Jan Romein. Het mocht in onze geschiedenis ‘scheldwoorden hebben geregend, het was toch alles slechts papier en lawaai: los kruit, kwaad bedoeld zonder twijfel, maar in de grond zachtaardig’.

Voor zover er toch een overeenkomst is tussen onze dagen en de periode waarin de verzuiling op gang kwam, schuilt die misschien in de dynamiek der dingen. De Amerikaanse historicus Henry Adams muntte in 1909 de term ‘acceleratie van de geschiedenis’. Hij bedoelde daarmee dat de overgang van een agrarische naar een industriële samenleving de ‘beweging van de wereld’ niet in snelheid had verdubbeld, maar verduizendvoudigd met onrust en spanningen, maar ook nieuwe initiatieven tot gevolg.

Deze turbulentie had als vanzelf een politieke weerslag. In Nederland kwamen in deze periode de emancipatiebewegingen op in de vorm van politieke partijen en groeide de roep om een volwaardige democratie. Een staatkundig bestel dat daar aan voldeed, kwam tot stand in 1917 (algemeen mannenkiesrecht, evenredige vertegenwoordiging) en 1919 (vrouwenkiesrecht). Het is heel bijzonder, want niet veel landen kunnen dat zeggen, dat de democratie hier de twintigste eeuw heeft overleefd, misschien wel dankzij de verzuiling, die weliswaar een negatief imago heeft, maar in de kern niets anders was dan een erkenning van de verscheidenheid.

De vraag is of onze democratie, gebaseerd op die verscheidenheid en de vrijheid van het individu, is opgewassen tegen de duizelingwekkende ‘acceleratie van de geschiedenis’ die zich voltrekt nu de fabriekssamenleving overgaat in een computersamenleving. De internetoorlogjes kun je afdoen als virtueel, op afstand van het gewone leven, maar zij zijn een politieke werkelijkheid, in de zin van een middel tot machtsvorming. Dat trekt als vanzelf avonturiers en charlatans aan, die politieke munt willen slaan uit de desoriëntatie en opgekropte spanningen die een uitweg zoeken.

Het lijkt mij de grote uitdaging van het nieuwe decennium de valse profeten te weerstaan en met optimisme en goede moed de nieuwe confrontatie voor onze democratie aan te gaan.

Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.