Direct naar artikelinhoud
ColumnAleid Truijens

Kennelijk mogen kinderen hier best in armoede leven

d

Op school komen zonder ontbijt. Geen winterjas hebben. Niets krijgen in je schoen, onder de kerstboom of voor je verjaardag. Niet op zwemles kunnen. Gepest worden met je stomme zesdehandskleren. Je klasgenootjes uitzwaaien die op schoolreisje gaan; jij mag niet mee, want jouw ouders hebben niet betaald. Het zijn panklare thema’s voor een fijn sentimenteel kerstverhaal. Zo veel onrecht, zo veel kinderverdriet, daarbij is het heerlijk snotteren. Vooral als het verhaal goed afloopt.

Maar het is geen verhaal en vooralsnog loopt het niet goed af. We zijn een superrijk land, de economie bloeit uitbundig en de arbeidsmarkt draait als een zonnetje. En toch krijgen we het voor elkaar dat 9 procent van onze kinderen onder de 12 jaar in armoede leeft. In april zei staatssecretaris Tamara van Ark nog stellig: ‘Geen enkel kind mag leven in armoede.’ Maar dat mag kennelijk best. Volgens het CBS was het aantal arme kinderen in 2018 precies even groot als in 2017. We zijn een rijk en beschaafd land dat zijn kinderen niet kan beschermen. Een land dat faalt. 

Niet dat niemand dat in de gaten heeft. Twee jaar geleden sloeg Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer alarm; ze publiceerde een rapport vol zinnige aanbevelingen. Er is een Alliantie Kinderarmoede opgericht, die onder meer lesprogramma’s maakt met sterren als Akwasi en Memphis Depay. Er zijn allerlei stichtingen en fondsen die incidenteel bijspringen. Een hartverwarmend kerstgebaar zien we deze week bij de gemeente Arnhem, die de schulden van honderden inwoners kwijtscheldt. Ook leraren, blijkt uit een onderzoek dat het vakblad Didactief deze week publiceerde, zien met pijn in het hart hoe kinderen achterblijven, sociaal-emotioneel en in leerprestaties, door voortdurende zorgen thuis. Maar ze voelen zich machteloos.

De Onderwijsinspectie waarschuwde afgelopen jaar dat de kloof tussen arm en rijk groeit en dat er te veel scholen zijn waar kinderen zitten met een opeenstapeling van problemen. Wat doen we met al die alert gesignaleerde feiten en terechte zorgen? Wie grijpt er in, wie zorgt ervoor dat kinderarmoede komend jaar wél afneemt? Bestrijding van armoede kun je niet aan de goedwillende charitas overlaten, er zijn structurele oplossingen nodig. De regie daarvan kan alleen bij de Rijksoverheid liggen. Wellicht is het inkomen dat nu als minimum geldt, te laag en moet dat omhoog. Maar hogere uitkeringen of een basisinkomen lossen niet alles op. 

Hoe voorkom je dat mensen wegzakken in een moeras van schulden, opgejaagd door incassobureaus? Als je schulden ruimhartig kwijtscheldt, komen er morgen weer nieuwe. En dan de bureaucratie. Veel mensen maken geen aanspraak op rechtmatige toeslagen en teruggaven, omdat ze verdwalen in een woud van regels, loketten en formulieren. De overheid ziet graag louter zelfredzame burgers die hun zaakjes goed regelen, maar dat is een illusie. 

Roeland van Geuns, de lector armoede-interventies aan de Hogeschool van Amsterdam die vorige week een Impact Award kreeg, wijst erop dat de mensen om wie het gaat vaak vastlopen met hun aanvragen omdat ze psychische problemen hebben, laaggeletterd zijn of de gevraagde berekeningen niet kunnen maken. Van Geuns ziet een paradox: ‘We vragen de meeste bureaucratische vaardigheden van de mensen die er het minst over beschikken.’ 

Het zou helpen als de overheid ophoudt haar burgers op voorhand te wantrouwen en de ondersteuning simpel en bereikbaar maakt. Ook zou het fijn zijn als leraren weten waar ze terechtkunnen als ze zorgwekkende situaties signaleren. Het kan nooit goed zijn als zo veel kinderen opgroeien met het idee dat niemand er voor hen is.