Van de grote plannen rond Prinsjesdag komt voorlopig niet veel terecht. Een nieuw investeringsfonds moest er komen, gevuld met tientallen miljarden euro’s. Dat geld zou, met de huidige negatieve rente, gratis geleend kunnen worden.
Het nieuws over wat in Den Haag het ‘Wopke-Wiebes-fonds’ is gaan heten lekte half augustus uit en domineerde het debat rond Prinsjesdag. In de Miljoenennota in september was van dat ‘miljardenfonds’ niet heel veel over: „Het kabinet onderzoekt hoe een investeringsfonds kan worden opgericht om het verdienvermogen te versterken.” Achter de schermen van de Trêveszaal speelde een kleine competentiestrijd tussen de twee betrokken ministers, Wopke Hoekstra (Financiën, CDA) en Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD). Beiden claimden het fonds te hebben bedacht.
De eerste concrete stap die het kabinet toezegde: Wiebes zou nog voor het einde van het jaar met een ‘brede agenda’ komen om de terreinen aan te wijzen waarin het kabinet dan extra miljarden zou willen investeren. Vervolgens zou Hoekstra begin volgend jaar laten weten hoe die financiering dan precies zou lopen.
Het goede nieuws: het huiswerk van Wiebes is nu af. Maar erg concreet is de brief die hij vrijdag aan de Tweede Kamer schreef nog niet. Hij beschrijft in een brede, economische „probleemanalyse” de mogelijke „groeistrategie voor Nederland op lange termijn”.
De terreinen waarin hij wil investeren – hij identificeerde er zes – had hij eerder dit jaar al enkele malen genoemd. In februari hield hij een toespraak over de staat van de economie en kort voor Prinsjesdag vertelde hij – tot ergernis van Hoekstra – erover in twee kranteninterviews.
Ook al is het volgens Wiebes „urgent” om de economie substantieel harder te laten groeien, hij erkent in zijn brief van vrijdag dat er geen „concrete beleidsopties” in staan. De meeste investeringen die volgens hem moeten worden gedaan schuift hij bovendien door naar de (verre) toekomst. „Het is aan volgende kabinetten in de komende decennia om te kiezen hoe zij hier in financiële zin vervolg aan geven”, schrijft Wiebes. Wel is het „de ambitie om deze kabinetsperiode eerste investeringen te doen.”
Knetterpolitiek
In een toelichting geeft Wiebes het direct toe: erg concreet is zijn groeiagenda nog niet. „We gaan vanaf nu voorstellen verzamelen, die een groep experts gaat beoordelen.” En ja, de zes „fundamentele gebieden die het verdienvermogen” van de Nederlandse economie moeten versterken zijn ook niet erg verrassend: erbij zitten bijvoorbeeld onderwijs, innovatie, kennis, infrastructuur. „Het is allemaal niet nieuw. We doen op die terreinen al van alles. Maar we moeten nu grote stappen maken. Lef hebben. Dat inzicht is wel nieuw.”
Het verklaart volgens Wiebes ook dat zijn brief met zo weinig concrete inhoud toch zo lang op zich heeft laten wachten. „We zitten in een tijd dat kleine stappen ingewikkeld zijn en grote nog ingewikkelder.” Hij bedoelt: in het vierpartijenkabinet van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie is het lastig om het over grote economische vraagstukken eens te worden. „Best bijzonder” dat dit nu toch is gelukt, zegt hij, want „er zitten in deze zo economische brief toch een paar knetterpolitieke punten”.
Bijvoorbeeld over arbeidsparticipatie van vrouwen. „Onze deeltijdcultuur is een probleem geworden.” Maar een partij als de ChristenUnie zal deeltijdwerk niet als een probleem zien. Dus moet de kinderopvang niet alleen goedkoper worden maar ook meer ontwikkeling bieden aan kinderen. Wiebes: „Dat is ook goed voor de economie.” Wat er precies moet gebeuren – gratis kinderopvang bijvoorbeeld – is nog niet duidelijk. Ook daar komt pas later een antwoord op, waarschijnlijk pas in een volgend kabinet.
Wegen of openbaar vervoer
Die vaagheid is de rode draad in het groeiplan. Er moet geld naar infrastructuur, maar op de vraag of dat naar wegen of openbaar vervoer gaat, geeft Wiebes evenmin een duidelijk antwoord. „Ik zeg niet dat het uitsluitend naar het openbaar vervoer moet, maar het ligt voor de hand om aan ruimte-efficiënt vervoer te denken nu de steden vollopen: de auto’s passen er gewoon niet meer in.”
Vanwege het klimaatprobleem zullen de energiesector, de landbouw en de industrie – alle drie zeer belangrijk voor de Nederlandse economie – moeten veranderen. Het kabinet gaat inventariseren waar „investeringskansen liggen om de transitie te versnellen en het verdienvermogen te versterken”, schrijft Wiebes.
Bovenaan de lijst van investeringsopties staat het basis- en middelbaar onderwijs. Daar is een kwaliteitssprong nodig. Er moet „een breed actieplan” komen en „het huidige kabinet zal de eerste acties hiervoor in gang zetten”.
Vorige week bleek uit internationaal onderzoek dat de leesvaardigheid van Nederlandse scholieren sterk is gedaald: bijna een kwart van de 15-jarigen kan niet goed genoeg lezen om mails van de overheid te begrijpen. Gewoon ‘beter leren lezen’, vindt Wiebes een te simpele gedachte. Het onderwijs heeft een „systeemsprong” nodig, die „meerjarig” grote investeringen vergt.
Doel van de uiteindelijke investeringsagenda – waarvan collega-minister Hoekstra met Wiebes komend kwartaal de financiële contouren moet schetsen – is het creëren van extra welvaart, zodat ook de burgers „die nu op het Malieveld staan” er iets van merken. Volgens de huidige langetermijnraming zal de Nederlandse economie gemiddeld met 1,2 procent per jaar groeien. Daar moet volgens Wiebes „wel een halfje bij” kunnen: 0,5 procentpunt extra groei. „Als we dat twintig jaar weten te realiseren hebben we honderd miljard aan extra inkomsten.” Daarmee zal Nederland niet alleen de vaste, groeiende kosten voor zorg, pensioenen en defensie moeten kunnen financieren, maar ook iets extra’s voor „in de huishoudportemonnee”.