Een biologische en een intensieve varkenshouderij in Zuidoost-Brabant

Er loopt een dikke scheidslijn door Sint Hubert, een dorp aan de noordkant van de Peel. Aan de ene kant huist Geert Verstegen, voormalig medewerker van de Brabantse Milieufederatie en nu voorzitter van het Brabants Burgerplatform Minder Beesten. Verstegen, kind van de streek, woont fraai in het buitengebied, in het voormalige stamhuis van moeders kant. Hij strijdt voor de leefbaarheid van zijn dorp en van het Brabantse platteland dat in zijn ogen zwaar te lijden heeft onder de intensieve veehouderij.

Amper een kilometer verderop, tegen de dorpskern aangeplakt, woont zijn tegenstrever: de varkenshouder annex fruit- en kerstboomkweker Mark van den Oever. De veertigjarige telg uit een boerengeslacht was hooguit een lokale bekendheid totdat hij dit jaar de Farmers Defence Force (fdf) oprichtte. De boerenverzetsbeweging organiseerde het tweede boerenprotest in Den Haag en heeft inmiddels bijna vijftigduizend Facebook-vrienden. Van den Oever haalde de publiciteit met uitspraken als: ‘Als wij onze zin niet krijgen, leggen we de hele voedselvoorziening plat.’ En met een dreigement, verpakt in een poll op de fdf-Facebook-pagina, aan het adres van cda-Statenlid Tanja van de Ven om haar ‘persoonlijk aan te pakken’. Dat was niet gewelddadig bedoeld, verduidelijkte hij later, maar ludiek: ‘We kunnen zomaar met duizend trekkers bij haar de straat inkomen.’

Mark van den Oever is een ‘keiharde’, zegt Geert Verstegen, met wie hij vooral op Facebook de degens kruist. ‘Een militant type, niet gehinderd door feitenkennis.’ De Farmers Defence Force richtte Van den Oever op in mei, na de Boxtelse stalbezetting door de dierenactivisten van Meat the Victims. Het was, zei hij, ‘de druppel die de emmer liet overlopen’. ‘Wij boeren zijn het ondertussen gewend dat we door de politiek en de media in de steek worden gelaten. Als we dan nu ook nog eens door de politie in de steek worden gelaten…’

Opvallend genoeg viel na de actie over politiek en media weinig te klagen vanuit boerenperspectief. Politici buitelden over elkaar heen om strenge straffen te eisen voor de dierenactivisten of de boeren op te roepen het recht maar in eigen hand te nemen. Via de media kwamen golven van medeleven voor de ‘aangedane’ boer Jeroen van Sleuwen en zijn gezin. En boerensympathisant Henk Bleker drukte de boeren nog eens op het hart: ‘Laat je niet kisten door een handjevol loserige veganisten en dierenactivisten.’

De strijd op het Brabantse platteland gaat echter niet tussen boeren en dierenactivisten à la Meat the Victims. Het zijn vooral de grote industriële varkensboeren die overhoop liggen met hun directe buren en kleinere ‘hobby-boeren’. Met mensen als Geert Verstegen, boerenzoon en vleeseter, en ook met andere inwoners van de varkensdichtste regio van Europa.

Zo zagen omwonenden vorig jaar zomer dat met kleine shovels opvallend veel kadavers uit de stallen van de ‘aangedane’ boer Jeroen van Sleuwen in het Brabantse Haaren werden gehaald. Zij tipten de regionale pers en de Partij voor de Dieren. Wat bleek? In een van Van Sleuwens stallen, die hij huurt van collega-varkensondernemer Wim Vugts, was de ventilatie uitgevallen. Dat kostte direct twaalfhonderd varkens het leven. Van Sleuwen liet na het incident te melden, waarmee hij volgens de Omgevingsdienst de Wet milieubeheer had overtreden. De gemeente Haaren deelde daarop een berisping uit.

Was dit een incident, of, in de terminologie van de Omgevingsdienst, een ‘ongewoon voorval’? Zeker niet, vindt Marco van der Wel, fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren in de Brabantse Staten. Van Sleuwen is een grootondernemer die met zijn vader en broer in Van Sleuwen BV op een achttal locaties rond Natura 2000-gebied de Kampina tienduizend varkens per locatie houdt. ‘Dit is geen lokaal boertje, maar een varkensbaron die varkensfabrieken exploiteert.’ De stallen van de varkensondernemer zijn volautomatisch en ‘boerloos’: een keer per dag komt een medewerker kijken. Vanwege de ammoniakemissie moeten ze potdicht zijn – wat met 0,8 m2 levensruimte per (vlees)varken al gauw tot een verstikkend binnenklimaat leidt. De ondernemer zelf merkt niets van binnen- of buitenklimaat: hij woont niet bij de stallen, kijkt niet om naar de dieren, en heeft als vestigingsadres van zijn bedrijf een postbus in het naburige Best.

De kleine boeren kunnen niet op tegen de varkensbaronnen met honderdduizend varkens, constateert Van der Wel. Per dag stoppen vijf tot zeven boeren. Hun varkensrechten werden tot voor kort grotendeels opgekocht door de grote industriële veehouders, die dus telkens de dans wisten te ontspringen. Voor hun vergunningsaanvraag huren ze speciale bureaus in die staluitbreidingen voor elkaar krijgen. Omwonenden hebben dan vaak het nakijken. Op het Malieveld, zegt Van der Wel, zag je daarom ook niet de varkensbaronnen protesteren. ‘Zij hebben nog weinig tot geen reden tot boosheid zolang we het huidige systeem in stand laten.’ Ook met de ‘warme sanering’ die nu van start is gegaan zal de varkensstapel volgens het ministerie van Landbouw met slechts zeven à tien procent krimpen.

‘De ammoniakgeur uit zo’n stal heeft niks meer te maken met de schaal die we hier kenden’

‘Ik kom op voor mijn ouders die na het sluiten van hun boerderij een vakantiewoning zijn gaan verhuren vlak bij de geplande stal. Dat is hun pensioenvoorziening.’ Een paar kilometer van Van Sleuwens Boxtelse megastal kwam gebiedsontwikkelaar Jeroen Pijnenburg dit jaar in actie tegen de plannen van varkensboer Johan van Hal, die in Oirschot een stal voor zestienduizend varkens wilde bouwen tegen de Kampina aan. Namens de omwonenden (en 21.000 sympathisanten die een petitie tekenden) maakte hij bezwaar tegen de door de gemeente verleende vergunning. In september stelde de rechter hem in het gelijk. En passant droeg de rechter de provincie op een eerder afgegeven ‘onherroepelijke’ natuurvergunning voor het bedrijf opnieuw te overwegen, omdat die gebaseerd was op de inmiddels door de Raad van State gewraakte Programmatische Aanpak Stikstof. Van Hal gaat in beroep bij dezelfde Raad van State.

‘Mensen die de vakantiewoning van mijn ouders huren zijn best wel bereid wat landelijke geuren te accepteren’, zegt Pijnenburg. ‘Maar de ammoniakgeur die uit zo’n grote stal komt, gaat alle perken te buiten. Dit heeft niks meer te maken met de maat en schaal die we hier kenden. Het is hier een gemengd gebied, met een agrarische maar ook recreatieve en natuurfunctie.’ De weerstand tegen de intensieve veehouderij komt zeker niet alleen van natuurvrienden, maar ook deels uit de boerenstand zelf, stelt Pijnenburg. ‘Een varkensbaron als Van Hal heeft geen sociale binding met de omgeving, het gaat hem vooral om de productie van varkens en het verdienen van veel geld. Op afstand stuurt hij als het ware met een joystick zijn bedrijfsleiders aan. Dat wekt wrevel.’ Pijnenburg rekent het Van Hal niet persoonlijk aan. ‘We slaan elkaar de hersens niet in. Hij zit waarschijnlijk ook weer in de tang bij zijn afnemers en de bank die willen dat hij nog net iets meer produceert. Dat hij in beroep gaat, kan ik begrijpen. Wat heeft hij te verliezen? Hij hoopt waarschijnlijk op ruime compensatie als de stal niet doorgaat.’

Voor Pijnenburg zijn de boerenprotesten stuiptrekkingen van een ‘al vijftien jaar failliet systeem van steeds grotere bedrijven en kostenefficiënter werken om een normaal inkomen te kunnen hebben’. Pijnenburg: ‘Zeventig procent van het hier geproduceerde vlees is bestemd voor de export, de milieu-ellende van ammoniak en stikstof blijft hier achter. We moeten richting natuurinclusieve landbouw: boeren met respect voor de natuur en de leefomgeving. Ik voel best met de boeren mee. Ze kunnen de maatschappelijke veranderingen niet bijbenen.’

© Foto’s Tom van Limpt / HH

Ook Farmers Defence Force-voorman Mark van den Oever, die met zijn duizend varkens nog net niet tot de grootondernemers behoort, heeft met verzet uit de directe omgeving te maken, in zijn geval de gemeente Mill en Sint Hubert. Van den Oever vroeg een vergunning voor een nieuwe stal aan, die de gemeente weigerde omdat ze het bestemmingsplan had veranderd. Ze zat niet te wachten op een nieuwe stal bij de dorpskern. De Raad van State stelde Van den Oever vorig jaar in het gelijk, net als de Bossche rechter eerder. De gemeente wil geen toelichting geven zolang de zaak onder de rechter is. ‘Een saillante zaak’, zegt dorpsgenoot Geert Verstegen. ‘Van den Oever verkondigt in de pers dat er geen geldige redenen zijn om minder ammoniak uit te stoten, behalve vanwege de stankoverlast. En dan wil hij dus wel met zijn nieuwe stal vlak bij het dorp gaan zitten.’

Het aantal varkens in Brabant blijft groeien, ondanks alle afhakende boeren. In de Peel zijn het er dik vijf miljoen, 8,7 varkens op één mens. Luchtwassers in de stallen doen het nodige om de ammoniakemissie te verminderen, maar veel minder dan ze beloven, blijkt uit Wagenings onderzoek van vorig jaar. En dan is er nog de schade aan het Peel-landschap, waar megastallen (‘krijspaleizen’, zegt Verstegen, naar Youp van ’t Hek) zonder een enkel beest buiten omgeven worden door oneindige maïsvelden voor het veevoer. Verstegen: ‘Het is bij ons begonnen met burgers die zich meldden omdat ze in de stank zitten. Toen kwam de zorg over hun gezondheid en later over het welzijn van de varkens erbij. En onder ons heb je ook mensen met zorgen over de bossen in Zuid-Amerika die plat moeten voor de soja in ons veevoer. Er komt van alles samen.’

De stikstofuitspraak van de Raad van State betekent een enorme steun in de rug. Al blijft het Verstegen en zijn medestanders bevreemden dat er voor de bescherming van de natuur nu wel drastische maatregelen van stal worden gehaald. De Wet geurhinder en veehouderij, die de mens zou moeten beschermen, doet dat nauwelijks, klagen ze. Zo neemt die bijvoorbeeld ‘cumulatie’ van stank van verschillende bedrijven niet mee.

Verstegen ontleent zijn hoop aan de inzichten van transitiekundige Harry te Riele: als het oude systeem op het punt staat te verdwijnen, groeit het eerst nog als een malle. Rondom Sint Hubert zijn het vooral de oprukkende co-vergisters die varkensmest en maïs gebruiken om groene energie te produceren en die met hun enorme tanks het landschap domineren. ‘Ik noem dat bruine stroom’, zegt hij. ‘De energetische waarde van drijfmest is gering – deze is vooral transportmateriaal. De maïs levert negentig procent van de energie. Die co-vergisters worden dik gesubsidieerd vanuit de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie. Dus eerst produceren de boeren hier een enorm mestoverschot en dan moeten wij betalen om het weg te werken.’

‘Zeventig procent van het vlees is voor de export, de milieu-ellende blijft hier achter’

‘Met carnaval moet ik nog wel eens uitkijken. Een boer met flink veel bier op is me een keer naar de strot gevlogen.’ Zijn jarenlange strijd tegen de intensieve veehouderij door het aanvechten van milieuvergunningen voor stallen en vergisters wordt Verstegen door de plaatselijke boerenstand niet in dank afgenomen. ‘Ik speel saxofoon in de harmonie. Je moet je in de samenleving bewegen om je met je verhaal geaccepteerd te weten. Vroeger werden mijn kinderen op school wel uitgescholden. Laatst stond er ’s nachts een trekker hier voor de deur te toeteren.’

Toch blijft de juridische weg de beste, vindt Verstegen. ‘Op dit moment kijken we of we de overheid kunnen aanspreken op een onrechtmatige daad als er sprake is van geurhinder of andere overlast van de intensieve veehouderij. We laten ons inspireren door de Urgenda-klimaatzaak. Ook een verleende vergunning kan ingetrokken worden als er sprake is van een onrechtmatige daad. Plat gezegd: het bezit van een vergunning wil niet zeggen dat je je buurman in de stank mag zetten.’ De uitspraak van de Bossche rechtbank over de uitbreidingsplannen van Johan van Hal bij de Kampina is voor Verstegen en medestanders ook een flinke opsteker. ‘De provincie Noord-Brabant weigerde een natuurvergunning in te trekken, toen daar door de Brabantse Milieufederatie om gevraagd werd. Dat besluit werd door de rechter vernietigd. De tijden veranderen.’ Maar alleen langs de juridische weg kom je er ook niet, beseft hij. ‘We moeten de Brabanders massaal meekrijgen.’

De zeugen en de beer van biologisch varkensboer Peter Wijnen en zijn vrouw Teresa Rahder kunnen voortdurend naar buiten om in de modder te wroeten, de vleesvarkens een paar keer per week. Een drachtige zeug heeft zelfs een warm hok buiten en een heel veldje voor zichzelf. Veel van het voer komt van de biobakker in Wijk en Aalburg, die zijn oude broden aflevert.

Wijnen en Rahder hebben midden in een intensief gebied bij Heusden, gemeente Asten – een paar kilometer verderop vonden vorig jaar vierduizend varkens de dood bij een stalbrand – hun eigen varkensparadijs gerealiseerd. Met drie zeugen, een beer en een dertigtal biggen en vleesvarkens van een bijzonder ras. Het is de bonte bentheimer die langzaam groeit en pas met een jaar naar de slacht gaat. ‘En dan breng ik ze zelf weg, zodat ze de minste stress ervaren’, zegt Wijnen.

Rahder verwerkt het vlees, maakt er worsten en hammen van en de afzet verzorgen ze zelf. ‘Tussen een boer en de consument staan al gauw drie Mercedessen van de tussenhandel – een auto die ik me niet kan permitteren.’ Elke zaterdag staan ze op de biologische markt in Tilburg – 6,25 euro voor een ons rauwe ham – en ze verkopen aan huis en in de natuurwinkel van Asten, ‘maar daar komen vooral vegetariërs’. Vanaf 1983, op zijn 21ste, is Peter Wijnen al varkensboer en vanaf 1996 biologisch varkenshouder. ‘Ik wilde het niet meer, zeugen met een ketting om de nek, liggend op draadroosters. Maar ik moest pionieren, want er waren destijds nauwelijks biologische varkensboeren en de criteria voor certificering waren nog onduidelijk.’

De varkenspest van 1997 en een haperende afzet speelden hem zozeer parten dat hij al zijn tweeduizend varkens wegdeed. ‘Maar ik wilde blijven boeren, en zocht een bijzonder Nederlands ras met een verhaal.’ Zijn kleinschalige productie voor een nichemarkt heeft wel een prijs. ‘Ik heb veel grond en varkensrechten moeten verkopen om het hoofd boven water te houden. En jarenlang deed ik overdag de boerderij en reed ik ’s nachts als vrachtwagenchauffeur voor de biologische groothandel Udea.’

Inmiddels verhuren Wijnen en Rahder een sfeervolle woning in de boerderij en zijn de dubbele diensten niet meer nodig. ‘Ik heb van huis uit meegekregen dat je alles zelf maakt en repareert – houtje, touwtje, schroefje. Wij hebben niet veel nodig.’ Met verwondering kijkt hij naar de boze boeren in Den Haag en bij het Bossche provinciehuis. ‘Daar staat me dan een kapitaal aan gloednieuwe tractoren – ongelooflijk.’ En naar zijn intensieve collega’s in de buurt. ‘Het lijken wel vliegtuighangars, die stallen, zo immens.’ Het lijkt ze voor de wind te gaan, maar van zijn contacten in het dorp – hij zingt in mannenkoor De Lumberjacks in Heusden – weet hij dat het vaak schijn is. ‘Nu trekt de markt aan vanwege de varkenspest in China. Dat kunnen ze dan gebruiken om hun schulden in te lopen. Maar hun marges zijn flinterdun. Als de vraag uit China weer terugloopt, zitten ze in de problemen. Daar heb ik geen last van.’

Ook de stikstofcrisis gaat aan Peter Wijnen voorbij. Uitbreiden wil hij niet per se. En omdat stro stikstof bindt, is de ammoniakuitstoot minimaal. Zijn beesten produceren droge mest die naar een biologische akkerbouwer in de buurt gaat. Zou dit model ‘opgeschaald’ kunnen worden? ‘Hmm, dat weet ik niet. Ik zou zelf wel zes zeugen willen hebben, maar daar heb ik niet genoeg grond voor. Boerenorganisatie zlto noemt wat ik doe “beleving” en mijn intensieve collega’s noemen mij een hobbyboer. Maar het tij keert. En wat eerst ouderwets was, de varkens naar buiten, begint nu modern te worden.’

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, fondsbjp.nl