Direct naar artikelinhoud
Bericht uitDerek

Maak je vooral niet druk als je in Syrië je portemonnee verliest

In Arabische landen is diefstal niet iets voor de gewone man, het is een privilege voor politici en mannen met macht.Beeld Getty Images

Deze correspondent verloor laatst haar portemonnee. ’s Avonds. Op straat in Syrië. Hoe, zult u nu vragen, hoe in godsnaam, maar het is mij gelukt. Ik kwam er pas een kwartier of wat later achter, toen mijn rugzak open bleek te staan, die ik zelf in de eerste plaats niet helemaal had dichtgeritst.

Ja, en wat dan? Er zaten nogal wat spullen in die portemonnee. Rijbewijs. Bankpasjes. Een oplettende reiziger zou deze hebben thuisgelaten, want in Syrië kun je niet pinnen, dus het meenemen van pasjes dient geen enkel doel. Tot overmaat van ramp bevatte mijn portemonnee duizend Amerikaanse dollar, in nieuwe briefjes van honderd. In Syrië is dat een jaarsalaris.

We liepen terug over straat, maar natuurlijk lag die portemonnee daar niet meer. De stad waar ik mijn portemonnee verloor, Derek, ligt aan de grens met Turkije. De verlichting in Syrië is armelijk wit. Die in Turkije warm oranje, als de belofte van rijkdom. Ik kon het niemand kwalijk nemen: Syriërs kunnen de inhoud van mijn portemonnee goed gebruiken, vermoedelijk beter dan ikzelf.

Maar ik wilde ‘m toch graag terug.

Wat nu? ‘Gewoon gaan staan op de plek waar je ‘m verloor en wachten,’ adviseerde mijn fixer, een lokale journalist die tijdens zo’n reis alles regelt, van vertaalwerk tot het bieden van emotionele ondersteuning aan de correspondent die haar spullen verliest. ‘Dan wordt ‘ie wel weer gebracht.’

Het plan leek krankzinnig. Maar veel keuze was er niet. Dus daar stonden we dan, in een donkere straat in een Syrische grensstad, te wachten tot mijn portemonnee uit zichzelf terug zou komen. Er gebeurde niets. Natuurlijk niet. Een minuut ging voorbij. Vijf. ‘Dit is Syrië,’ hield mijn fixer vol. ‘Die portemonnee komt vanzelf terug.’ Ik waagde dat te betwijfelen.

Komt er in het duister een man op ons aflopen. ‘Is zij de buitenlander die haar portemonnee verloren is?’ Hij haalt ‘m tevoorschijn. En zo waar. Alles zit er nog in. Rijbewijs. Pasjes. Duizend dollar cash.

Alsjeblieft en dankjewel. Hij wilde er niets voor hebben. Nee zeg. Wat dacht ik dat hij als Syriër met mijn portemonnee zou doen?

Dat maakt werken in de Arabische wereld prettig: je kunt je spullen zonder nare gevolgen overal laten slingeren. In Beiroet, waar ik woon, is het normaal om in hipstercafés je laptop op een tafel te laten staan, als een handdoek op een strandstoel, terwijl je buiten een telefoontje pleegt of een kleine boodschap doet.

Niemand kijkt er raar van op als je je tas laat hangen terwijl je naar de wc gaat. Op feestjes kan ‘ie de hele avond in een hoekje blijven slingeren. Als je ‘m vergeet, bewaren ze ‘m voor je achter de bar.

Wanneer een bezoeker vraagt om een oogje op zijn of haar spullen te houden, weten we: een toerist.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat hier geen diefstal is. In Arabische landen is diefstal het privilege van politici en andere mannen met macht, die op industriële wijze de gewone bevolking afknijpen. Daarom gaat de bevolking in Libanon en Irak massaal de straat op. Stelen in het verborgene, als de opbrengst groot is en er meerdere slachtoffers tegelijk vallen, geldt hier als profiteren van je connecties en eerlijk zaken doen.

Maar openlijke diefstal gericht op één persoon, de activiteit waar de Nederlandse politie haar handen aan vol heeft, is weinig lonend en bovendien haram, verboden.

Terug in Nederland is het altijd even omschakelen. Toen ik laatst op een Amsterdams terras mijn handtas op de rand van de tafel zette, aan de straatkant, greep een vriendin geschrokken in. ‘Je bent hier niet in het Midden-Oosten.’