We worden steeds langer, maar dat betekent niet dat we overal in Nederland even lang zijn. Sterker nog, de Nederlanders in het zuiden van ons land zijn behoorlijk wat kleiner dan in het noorden. Hoe kunnen we dit verschil van drie centimeter verklaren?
Gemiddeld is de Nederlandse man 1,81 meter en de gemiddelde Nederlandse vrouw 1,67 meter, zo blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Maar de gemiddelde Limburgse man is 1,79 meter en Limburgse vrouwen zijn gemiddeld 1,65 meter. Ter vergelijking: een gemiddelde Friese man haalt de 1,82 en de gemiddelde Friezin is al snel 1,69. Een verschil van zo’n drie centimeter dus.
En dat verschil beperkt zich niet alleen tot Limburg en Friesland: opmerkelijk is dat de langste Nederlanders in alle noordelijke provincies, zoals Friesland, Groningen en Drenthe, te vinden zijn. En de kleinste Nederlanders in alle zuidelijke provincies, dus naast Limburg ook in Noord-Brabant en Zeeland.
Gezondere levensstijl
Volgens Anne Vegterlo, van het populairwetenschappelijk tijdschrift Quest, doen er drie theorieën de ronde die dit lengteverschil verklaren. "Een deel van hoe lang je wordt, wordt bepaald door hoe gezond je leeft", zegt Vegterlo tegen Editie NL. "Er is een onderzoek waaruit blijkt dat de bodem in het noorden vruchtbaarder is, met betere gewassen. Hierdoor leven zij gezonder en zijn de bewoners in de loop van de tijd langer geworden."
Daar komt volgens Vegterlo bij dat uit ander CBS-onderzoek blijkt dat Limburgers het minst gezond leven in vergelijking met bewoners van de andere provincies. "Dit verklaart overigens niet waarom alle zuiderlingen kleiner zijn dan de noordelingen", geeft de Quest-redacteur toe.
Gemengde genen
Een andere verklaring voor het lengteverschil is erfelijkheid. Zijn je ouders lang, dan is de kans natuurlijk groot dat jij ook lang bent. "Het kan zijn dat er in het zuiden meer Romeinse en Zuid-Europese genen zijn verspreid. En dat de noorderlingen meer Germaanse en Scandinavische genen bezitten. En Scandinaviërs zijn over het algemeen wat langer dan de Zuid-Europeanen."
Ten slotte zou ook het geloof een rol hebben gespeeld, zegt Vegterlo. "Het zuiden van het ons land is, vooral vroeger, katholiek. Er waren toen veel grote gezinnen en dus ook veel monden te voeden. Hierdoor aten de gezinsleden minder en zijn ze kleiner gebleven. Die kleinere lengte is vervolgens doorgegeven aan de volgende generaties."
