Jan Muijs heeft Nederland zien veranderen. Toen de Tilburger zo’n vijftig jaar geleden begon bij de politie werd er nog tegen een uniform ópgekeken. ‘Tegenwoordig trekt de jeugd zich nergens iets van aan en al helemaal niet van een uniform. Ze steken een middelvinger op of gebruiken geweld tegen agenten en de enige straf die ze krijgen is een geldboete. Dat lees ik bijna dagelijks in de krant.’

De ochtend is voor Muijs het fijnste moment van de dag. Dan wordt hij rond zes uur wakker en heeft hij het rijk even voor zich alleen. Terwijl zijn vrouw Mary nog slaapt, zet hij een pot koffie en vist hij De Telegraaf van de deurmat. Dan begint hij te lezen met zijn tablet binnen handbereik. Als hij iets ziet waar hij zich over opwindt – vaak stukken over vluchtelingen, het milieu, de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema of criminaliteit – dan tikt hij daarop een reactie van enkele regels die hij naar de redactie in Amsterdam mailt.

Wie niet beter weet, zou denken dat Jan Muijs een Telegraaf-journalist is. Zijn naam prijkt boven 599 stukjes op de website van de krant of in het dagblad zelf, geschreven in krap vier jaar tijd. ‘Ik schrijf er wel drie per dag, maar lang niet alles wordt gepubliceerd.’ Als het wel lukt, komen ze terecht op de Wat U Zegt-pagina, waarop De Telegraaf-lezer aan het woord komt. De commentaren zijn er boos maar worden vaak opgesierd door een foto van een hondje, een egel of een ander leuk dier. Vooral wanneer het over de politiek gaat, wemelt het op de pagina van termen als ‘zakkenvullers’ en ‘graaiers’. Van Geert Wilders is bekend dat hij dit deel van de krant met aandacht leest.

Muijs (72) is abonnee sinds zijn huwelijk in 1968, maar sinds 5 november 2015 heeft dat een extra dimensie gekregen. Die ochtend las hij een bericht met de kop ‘Vluchtelingen krijgen training van Ajax’. ‘Ik dacht: verdomme, hoeveel mensen met kinderen die amper wat te eten hebben in ons land, zouden dat ook willen. Maar zij krijgen nooit die extra aandacht en asielzoekers wel.’ Hij schreef zijn eerste lezersbrief die hij afsloot met de zinnen: ‘Maar in dit land is het nu eenmaal zo geregeld, dat “vluchtelingen” alles gedaan krijgen. De rest moet het zelf maar uitzoeken.’

Toen hij een dag later de krant opensloeg, zag hij tot zijn eigen verbazing dat zijn stuk was gepubliceerd. ‘Ik dacht: als het zo makkelijk is om in de krant te komen, ga ik vaker brieven schrijven.’ Op zijn keukentafel in Tilburg liggen rondom een schaal Brabantse worstenbroodjes vier schoolschriftjes waarin elke gepubliceerde brief is geplakt. Zijn eigen naam heeft hij steevast met pen omcirkeld.

Rob Hoogland is al 35 jaar columnist van de krant en kent zijn lezers als geen ander. Uit een van zijn ruim zevenduizend columns: ‘Toch zie ik ze nog vaak, vooral in verwondering om zich heen kijkend, terwijl de maatschappij met steeds hogere snelheid verder raast. Ik noem ze altijd Carmiggelt-mannetjes en heb ze lief (…). Ik vermoed ook dat zich er veel Telegraaf-abonnees onder bevinden.’

In een volgepakte strandtent in Egmond licht hij toe: ‘Ik voel me gewoon zeer solidair met hen, de autochtone, oudere blanke mensen. Niet alleen de mannetjes hoor, ook de vrouwen. Die niets te vertellen hebben en wie het allemaal maar gewoon overkomt. Ze zijn grotendeels uit de grote stad verdreven en wonen nu in Almere, Purmerend of Hoorn. De elite is weleens geneigd om te vergeten dat er buiten de Randstad ook nog leven is. Ik ben dat zelf absoluut niet vergeten, dat is een rode draad in mijn column. Een beetje gewoon doen.’

Op de ochtend van het interview lag er bij Hoogland een brief van de gemeente op de mat. Zijn stolpboerderij in Egmond was uitgekozen voor ‘zwaar gesubsidieerde’ zonnepanelen. ‘Dat doe ik dus niet. Dan ziet zo’n boerderij er helemaal niet meer uit! Wat mij al helemaal stoort is dat er meteen nog een brief bij zit van een aannemer. Krijg het schompes, denk ik dan, aan die flauwekul doe ik niet mee.’ Dan kijkt hij glimlachend op: ‘Een nieuwe column was zo geboren.’

Over het verschil tussen stemming beschrijven en stemming maken kan Hoogland kort zijn. ‘Wij beschrijven gewoon wat er leeft in het land. Als je over ons klaagt, schiet je de boodschapper neer.’ Hij noemt het de kracht van De Telegraaf: benoemen wat er speelt onder de oppervlakte. ‘Ik heb een hekel aan het woord “elite” maar je ziet gewoon dat er een kloof ontstaat. Ook bij de boerenprotesten. De elite is het meteen eens met de politiek, terwijl veel van onze lezers sympathie hebben voor die boeren. Wij zijn de enige krant die dat sentiment ziet en daarvoor opkomt. Wij hebben het sentiment altijd gezien. Wat dat betreft is De Telegraaf gewoon een populistische krant.’

‘Wij leven van rumoer’, zegt een prominent verslaggever. ‘Mensen houden van ons of ze haten ons. Maar iedereen vindt iets. Zodra dat rumoer sterft, sterft de krant.’ De Telegraaf is altijd al het dagblad geweest dat de thermometer het diepst in de samenleving heeft staan en aanvoelt en beschrijft wat er leeft – polemisch en emotioneel, wars van geldende conventies en rekbaar als het de journalistieke mores betreft. Al verschoof de politieke koers in de meer dan 125-jarige geschiedenis van het dagblad meerdere keren en ging het verschillende allianties aan.

De krant is vandaag onverminderd invloedrijk, maar ook rechtser en activistischer dan ooit. Op thema’s weerspiegelt ze niet langer het nationale humeur, maar jaagt ze dat aan. Wij spraken niet alleen met kenners, onder wie twaalf (oud-)medewerkers, maar analyseerden met data-onderzoeker Sal Hagen van de Universiteit van Amsterdam artikelen uit de krant sinds de eeuwwisseling, om zo de belangrijkste thema’s en opvallende verschuivingen in kaart te brengen.

Zelf noemt hoofdredacteur Paul Jansen in een telefoongesprek de belangrijkste speerpunten van zijn krant het klimaat, immigratie en integratie, middeninkomens en de cultuurstrijd. ‘En de verharding die daarbij optreedt bij zowel links als rechts.’ Aanvankelijk zegt hij zijn medewerking aan dit artikel toe, maar hij trekt die toch in vanwege een e-mail van ons die hij onder ogen krijgt verstuurd aan iemand buiten de redactie. Ook andere journalisten laten na overleg met hun hoofdredacteur weten niet meer mee te werken aan dit stuk.

Dat de krant zich mengt in de cultuurstrijd, inclusief polariserende termen, blijkt ook uit het data-onderzoek. Zo is bijvoorbeeld het woord ‘elite’, dat Hoogland met tegenzin zegt te gebruiken, niet toevallig een woord dat sinds 2006 een vlucht heeft genomen in de krant: in 2016 werd er maar liefst tien keer vaker over de elite geschreven. En waar het woord voorheen voorkwam in passages over buitenlandse elitetroepen of een modellenbureau, is het de laatste jaren vooral een term die de kloof aangeeft tussen de ‘gewone’ man en de ‘bestuurlijke’, ‘linkse’, ‘culturele’ of ‘Europese’ elite. Vanaf 2006 begon de krant op eenzelfde manier ook plots meer over ‘links’ te schrijven.

Context in De Telegraaf waarin het woord ‘elite’ voorkomt

De Telegraaf wist toen al decennialang het volksgevoel te vangen, maar was tot dan wars van populisten. ‘Het duurde wel even voordat we Fortuyn omarmden’, zegt Hoogland. Dat kwam door Kees Lunshof, decennialang het politieke geweten van de krant als commentator en later adjunct. ‘Je kon goed zien wanneer Kees dienst had gehad, dan stond er minder Fortuyn in de krant. Hij móest hem gewoon niet.’ Pas bij Wilders en Verdonk schonk de krant volop aandacht aan nieuw rechts. Dat is ook terug te zien in de data-analyses: in de periode 2006-2009 waren na Balkenende Wilders en Verdonk de meest besproken politici. Tegenwoordig zijn dat Rutte, Baudet en Dijkhoff.

Sinds tien jaar lijkt de krant uitgesprokener dan ooit. In 2009 werd Sjuul Paradijs hoofdredacteur en sprak hij de redactie toe. ‘Zijn woorden waren klip en klaar. Hij introduceerde de omroep wnl, die hij omschreef als “helder conservatief en neoliberaal”. Zo zag hij ook de krant’, zegt Mariëtte Wolf, die de geschiedenis van de krant beschreef. ‘Die ideologie was niet vreemd voor de krant maar de stijl was heftiger. Het open vizier leek verdwenen. Het was zo offensief, het leek wel een oorlogsverklaring.’

Een windmolen heet in De Telegraaf inmiddels een klimaatminaret, milieuorganisaties worden de ‘milieubrigade’ genoemd en de gehaktbal is een bedreigde traditie. Ed Nijpels luistert er naar de bijnaam ‘klimaatpaus’ en wanneer de stikstofcrisis Nederland platlegt, vraagt de krant zich af of er geen relatie is met immigratie, zoals FvD-voorman Thierry Baudet suggereert. Klimaatsceptici die geen wetenschapper nog serieus neemt, krijgen een podium, liefst pontificaal op de voorpagina. En als een Amsterdamse burgemeesterszoon zich misdraagt, wordt dat tot doofpot verheven.

Op de pagina’s prijken ook teksten waar niet alle journalisten het mee eens zijn. Toen de krant bijna twee jaar geleden onder vuur lag wegens koppen als ‘Kansloze asielplaag ongehinderd verder’ en ‘Asielhopper-invasie’, lieten bekende Telegraaf-verslaggevers als Saskia Belleman en Bart Mos op Twitter weten daar niet blij mee te zijn. Desondanks is het woord ‘criminele’ een van de meest gebruikte woorden rondom het woord ‘asielzoeker’, al snel gevolgd door ‘kansloze’.

Beide combinaties kwamen in de beginjaren van deze eeuw enkel sporadisch voor. Rondom migranten gaat het in De Telegraaf de laatste drie jaar vooral over ‘illegale migranten’, terwijl vluchtelingen meestal het woord ‘echte’ toegevoegd krijgen. Hoewel deze accenten ook voorkomen in bijvoorbeeld de Volkskrant, zijn ze hier minder dominant. Kortom, als het over migratie gaat, benadrukt De Telegraaf met name de illegaliteit en criminaliteit.

Een windmolen heet een klimaatminaret, milieuorganisaties vormen de ‘milieubrigade’ en de gehaktbal is een bedreigde traditie

‘Ken je die voorpagina nog van de Turkse protesten in Rotterdam’, vraagt een prominente journalist van de krant. Hij verwijst naar een opzienbarende foto uit 2016 waarop een politieagent met herdershond een demonstrant tegen de grond werkt. ‘WIJ ZIJN HIER DE BAAS’ staat er in klassieke chocoladeletters bij. ‘Volgens mij belichaamt dat echt De Telegraaf van vandaag. Wij nemen stelling in dat soort kwesties. Bij het klimaat zie je dat ook heel duidelijk. Laatst riep iemand hier: gaan wij nou echt in het kamp van de ontkenners zitten?’

Toen Trouw begin dit jaar een rondgang maakte langs klimaatexperts stuitte de krant op ergernis over de ‘stemmingmakerij’ en ‘ontwrichting’ op dit thema door De Telegraaf. Al is volgens de verslaggever van echte ontkenning geen sprake meer. ‘De lijn is nu steeds meer: waar komen de lasten van de transitie terecht?’

Dat blijkt ook uit de meest gebruikte woorden in titels van klimaatstukken uit De Telegraaf. Wanneer de krant daarover schrijft, gaat het vaak over ‘Nederland’ en domineren woorden als ‘burger’, ‘economie’, ‘betalen’, ‘belegger’ en ‘bedrijfsleven’. Andere kranten, zoals de Volkskrant, de NRC en Algemeen Dagblad koppen bij vergelijkbare verhalen veelal met internationaal vocabulair: ‘wereld’, ‘Europa’ en ‘Trump’.

‘De Volkskrant heeft met Martin Sommer een klimaatsceptische columnist, die vind ik fantastisch trouwens, maar het is er maar één’, zegt Hoogland. ‘Wij hebben er hooguit één die niet sceptisch is. Hoewel, hebben we die eigenlijk wel?’

Een journalist die enkele jaren geleden vertrok bij de redactie, herinnert zich een verhaal over een corpulente vrouw in een zwart sm-pakje van latex. Ze zat op een pony, net zolang tot het beest door z’n hoeven zakte. ‘Op de redactie riep iemand meteen: “Dat is een ponypletter!” Zo’n term is typisch Telegraaf-jargon en eindigt op de voorpagina. Een boosmakertje, noemden we dat. Iets waarvan je zeker weet dat het de lezer zal bewegen.’ Dierenleed en ‘waar gaat het toch heen met de wereld’-verhalen doen het eigenlijk altijd goed volgens de oud-medewerker. ‘Als ik iets heb geleerd bij de krant, is het emotie in mijn stukken leggen.’

Het is de kracht van De Telegraaf, zegt mediahistoricus Wolf. ‘De veelstemmigheid. Het enorme scala aan onderwerpen zoals je ook in Angelsaksische kranten ziet.’ Zij dook voor haar promotieonderzoek zestien jaar geleden in de roerige geschiedenis van de krant en schreef er een prachtig boek over, Het geheim van De Telegraaf. ‘De krant zit boven op het nieuws, maakt dat nieuws het liefst zelf, maar brengt daarbij nauwelijks onderscheid aan tussen feiten en meningen. In vergelijking met collega-journalisten trekt de Telegraaf-verslaggever er vaker op uit, heeft hij minder respect voor bordjes “Verboden toegang” of het opschrift “Geheim”, vraagt hij langer en opdringeriger door en heeft hij weinig last van ontzag voor autoriteiten. De primeurjacht zit verweven in de hele geschiedenis van de krant en dat jagen gebeurt met minder scrupules dan bij andere kranten. Ze zijn er niet bang voor vuile handen, gaan daarbij vaak de mist in, en als dat een aantijging oplevert, koesteren ze die als een trofee.’

Een verslaggever bij de krant herkent dat: ‘De Volkskrant en de NRC hangen vaak boven de samenleving, zij zoeken naar de structuren, de grote debatten, de grote lijnen. Wij staan nadrukkelijk ín de samenleving. Als er op een schoolplein in Zaandam onrust is vanwege een lerares die kinderen zou mishandelen, dan zijn wij daar. Of wanneer er in Drenthe een kluizenaarsgezin blijkt te zijn, gaan wij er met zeven mensen heen. Daar is niet eens discussie over.’ Sterker nog, er is nauwelijks een vergadercultuur, ontdekte Wolf. ‘Waar andere pershistorici in notulen en documenten konden duiken, waren hier nauwelijks geschreven bronnen. Ik bestudeerde een krant met een bierviltjes-cultuur.’

Wat in 1893 begon als een sociaal-liberaal dagblad voor de Amsterdamse elite ontwikkelde zich al snel tot een massakrant voor mensen ‘die het leven leven’. Hoewel de krant al tijdens het interbellum opschoof naar rechts, kreeg De Telegraaf pas echt het smoel dat het vandaag nog heeft in de jaren vijftig en zestig. Nadat het verschijningsverbod in 1949 was opgeheven, dat de krant opgelegd was wegens zijn dubieuze houding in de oorlogsjaren, kwam er al snel een man aan het roer die volgens Wolf uitgroeide tot de meest geslaagde hoofdredacteur ooit: Co Stokvis, ex-correspondent in Londen. Hij keek het trucje en zelfs de kleuren en opmaak af van de Britse tabloids en omarmde roddeljournalistiek, grote society-rubrieken als het Stan Huygens Journaal, lijvige sportreportages en verhalen over moord en doodslag. ‘De andere kranten waren verzuild en zaten muurvast. Bij De Telegraaf was de moraal: gewoon zeggen wat je vandaag vindt. Dat klinkt plat maar geeft heel veel vrijheid.’ Onder Stokvis groeide de krant van 65.000 abonnees in 1952 uit tot het grootste dagblad van Nederland met 450.000 abonnees in 1970.

Die gestage groei ging gepaard met een rechtse koers. De krant verzette zich tegen de geest van 1968 – ‘langharig werkschuw tuig’ – en terwijl andere kranten worstelden met ontzuiling en de progressieve tijdgeest, koos De Telegraaf voor uitgesproken conservatisme. Wolf noemt het echter een misvatting dat de krant getrouwd zou zijn met één of meerdere politieke partijen, al committeerde de krant zich volgens haar wel aan politici als Colijn in de jaren dertig of Wiegel in de jaren zeventig. ‘Uiteindelijk is het niet de krant van de vvd of het cda, van Baudet of Wilders, maar eerder van hun stemmers. Want let maar op: als een vvd-minister iets doet wat hen niet zint, dan trekken ze ook van leer.’

Een klassiek voorbeeld is een voorpagina uit 2012 waarop De Telegraaf de net geïnstalleerde regering-Rutte II frontaal aanvalt vanwege de voorgestelde inkomensafhankelijke zorgpremie. De leiding is ‘volledig de kluts kwijt’, valt er te lezen. Premier Rutte wordt nivelleringskoning genoemd en zelfs ‘“MARX” RUTTE’. ‘Wij moesten wel heel hard lachen om het kadertje met uitleg wie Marx was’, zegt een oud-verslaggever van De Financiële Telegraaf, het financieel-economische en breed gerespecteerde katern van de krant. ‘Dit was echt een campagne, en kwam van de Haagse redactie en de hoofdredactie.’

Linksonder op die iconische Marx-voorpagina prijkte het hoofd van Hans Wiegel – en dat is geen toeval. De vvd-mastodont kan er nog altijd hartelijk om lachen, wanneer hij terugblikt op die activistische voorpagina. ‘De Telegraaf en ik hadden een prachtige actie opgezet en de vvd geprest om die inkomensafhankelijke ziektekosten terug te draaien’, vertelt hij in zijn houten huis met serre, dat uitkijkt over een Fries meertje. ‘De vvd had even niet zitten opletten bij de formatie met de pvda, maar ik wel. Ik zat toen een beetje in die wereld en wist wat dit zou betekenen: gewone mensen moesten duizenden euro’s meer betalen.’

Wiegel zat bij het tv-programma WNL Op Zondag, de talkshow van de omroep die voortkwam uit De Telegraaf. ‘Ik zat daar met een spijkerhard gezicht en zei: dit gaat absoluut niet gebeuren.’ Na afloop belde hij de krant om te vragen of ze hadden gekeken – en dat hadden ze. Twee dagen later volgde de Marx-voorpagina. ‘Het zijn lui die erop los gaan als het moet.’

Wiegel deed al vroeg in zijn carrière iets wat andere vvd’ers toen nog niet deden: De Telegraaf heel serieus nemen. In een Amsterdamse kroeg leerde hij in de jaren zestig journalisten van de krant kennen ‘en dat waren heel slimme jongens’. Wat hem beviel, was dat de gewone man werd aangesproken. ‘Ik las in die tijd een groot interview met mensen die de stad hadden verruild voor Purmerend of Almere. Ze zeiden dat ze daar een huis konden kopen, dat het er rustig was. Ik weet nog dat ik dacht: vanaf nu horen die mensen met een huis en een auto bij onze partij.’

De hechte relatie zou lang blijven bestaan. De notabelenpartij werd door Wiegel langzaam uitgebouwd tot een brede volkspartij waar de nieuwe middenstand zich thuis voelde en De Telegraaf kreeg een man die grossierde in spraakmakende politiek. ‘De krant was als een politiek toeschouwer die verwend wilde worden en verwelkomde de manier van politiek bedrijven zoals Wiegel die voorstond en uitdroeg’, schrijft Lennart Steenbergen, onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, in zijn scriptie Een roep om spraakmakende politiek: De relatie tussen Hans Wiegel en De Telegraaf. Hij laat zien hoe het dagblad en Wiegel, die de afgelopen 3,5 jaar columns schreef voor de krant, elkaar herkenden in eenzelfde stijl: met branie de status-quo verdedigen. Een paradoxale positie die ertoe leidde dat Henk Hofland in zijn boek Tegels lichten tot de conclusie kwam dat ‘de avontuurlijkste krant van Nederland tegelijkertijd de trouwste verdediger van het gezag is’.

‘Sjuul Paradijs, die was ongelooflijk uitgesproken. Dat zag je aan de krant’, zegt Hoogland. ‘Nu heb je Paul Jansen en die is kalmer maar veel politieker. Zo’n hondjes-actie als een paar jaar geleden kan nu niet meer.’ De columnist verwijst naar een opmerkelijk staaltje actiejournalistiek waarbij De Telegraaf een ‘luchtbrug’ bouwde met Transavia om honderden zielige honden uit Spanje te laten adopteren door Telegraaf-abonnees. ‘Wij zijn natuurlijk ook de dierenkrant, hè? Maar onder Jansen zou zoiets niet snel meer gebeuren.’

Ook andere medewerkers herkennen dat. De krant is serieuzer geworden. ‘Onder Jansen is de zorgvuldigheid toegenomen. Hoor en wederhoor, waar vroeger creatiever mee werd omgegaan, wordt nu intern opgehemeld. We bellen niet meer aan bij nabestaanden en mogen geen kentekens meer natrekken via bevriende politieagenten. Soms denk ik zelfs wel eens: kom op zeg! We zijn toch De Telegraaf? Nu zijn we af en toe roomser dan de paus.’

De krant is onverminderd invloedrijk , blijkt uit een analyse van 867.313 spreekbeurten in de Tweede Kamer vanaf mei 1995 tot en met november 2018. Rond de eeuwwisseling werd de krant grofweg dertig keer per jaar genoemd in de Tweede Kamer, toen de Volkskrant nog het Haagse discours domineerde. Na een geleidelijke stijging daalde dit aantal voor De Telegraaf in het begin van het hoofdredacteurschap van Paradijs. Sinds Jansen behoort de krant tot de meest genoemde krant in de Tweede Kamer, vooral dankzij de pvv. GroenLinks moet daarentegen weinig hebben van de krant en noemde hem opvallend weinig.

‘Vroeger had je ook Wierd Duk-achtige journalisten, maar óók redacteuren die dat compenseerden. De krant is nu eendimensionaler, rechtser dan ooit’

‘Het was er fijn werken, je hebt behoorlijk veel invloed’, zegt een oud-medewerker van de Haagse redactie. ‘Je werkt toch voor het grootste kanaal naar het volk. Dat weten zelfs de politici van GroenLinks.’ Vooral die politici krijgen er flink van langs van de krant. Een pvda’er in Den Haag zegt: ‘Eerst moesten ze vooral ons hebben, nu zitten ze achter GroenLinks aan.’

‘We schoppen tegen alles aan, lekker de macht uitdagen’, zegt Hoogland. ‘Ik beperk me echt niet alleen tot de linkse medemens, maar die lui van GroenLinks maken het er wel naar, hoor. Zeker in Amsterdam met dit gemeentebestuur. Ze komen toch elke keer weer met een maatregel die duiding behoeft, laat ik het zo maar zeggen.’

De krant bestrijdt dat ze actie voert tegen Femke Halsema, maar de manier waarop de Amsterdamse burgemeester wordt beschreven is een Telegraaf-campagne onder het motto: waar mogelijk zal de krant over Halsema berichten, en dan niet in positieve zin. Sinds ze in 2018 burgemeester van Amsterdam werd, is De Telegraaf spectaculair vaak over haar gaan schrijven, met alleen dit jaar al driehonderd artikelen. Zoveel stukken per jaar schreef de krant nooit over haar voorganger Eberhard van der Laan. De huidige aandacht van De Telegraaf voor Halsema staat in schril contrast met het aantal artikelen over haar toen ze Kamerlid was – en de Volkskrant, de NRC en het AD aanzienlijk meer over haar schreven.

Hoeveelheid artikelen die verwijzen naar Femke Halsema

In de eerste vrouwelijke burgemeester van Amsterdam heeft De Telegraaf een ideale tegenstander gevonden: progressief, randstedelijk elitair, vóór diversiteit en inclusie en vertegenwoordiger van een stad die de auto bestrijdt en het klimaat wil beschermen. Daarnaast heeft ze een slechte band met Paul Jansen. ‘Hij had al een enorme hekel aan haar toen ze beiden in Den Haag zaten’, zegt een oud-journalist van de krant.

In haar politieke biografie Pluche beschrijft Halsema het moment dat Jansen haar lachend opbiecht dat de redactie er veel plezier in schept om bij alle artikelen over GroenLinks de lelijkste foto’s van Halsema te plaatsen. Zodra bleek dat ze in de race was voor het burgemeesterschap, begon De Telegraaf fors meer over haar te schrijven. Dat kwam in een stroomversnelling toen zij benoemd was en zich uitsprak tegen het boerkaverbod en bereikte deze zomer een hoogtepunt.

In augustus pakte de krant fors uit met een verhaal over de ‘gewapende inbraak’ van haar zoon. Vijf hele pagina’s in twee dagen tijd beschreven ‘de doofpot’ die zou zijn ontstaan. Onder het stuk verscheen een telefoonnummer waar lezers tips over de burgemeester konden achterlaten. ‘Daar houd ik helemaal niet van’, zegt Wiegel. ‘Een stuk over een jongen van vijftien, het was een item van niks. Dat moet je niet doen als krant.’ Hij was niet de enige Telegraaf-liefhebber met kritiek. Volgens veel lezers en journalisten, ook intern, overschreed de krant een grens. ‘Dit waren echt Engelse praktijken zoals we die kennen van schandaalkranten als The Sun’, zegt ook Wolf. ‘De Telegraaf is nooit echt zo’n krant geworden. Zodra ze zoiets doen vallen mensen daar meteen over. Een kind laat je met rust, is toch de regel.’

De krant beschrijft niet louter meer de stemming rondom de burgemeester, maar bepaalt die: inmiddels is alles over haar nieuwswaardig. Als Jack van Gelder op een feestje zegt dat de stad naar de knoppen gaat door de burgemeester, kopt de krant in een society-rubriek: ‘Jack van Gelder sneert naar Halsema op diamantfeestje’. Wanneer Gerard Joling in praatprogramma Pauw iets soortgelijks zegt, levert dat de kop op: ‘Joling haalt keihard uit naar “linkse” Halsema’.

Volgens Wolf heeft De Telegraaf altijd het publieke debat weerspiegeld. En kijkend naar die krant vandaag de dag ziet ze de vroege jaren zeventig. ‘Die jaren waren ook polemisch, zoals De Telegraaf en het debat nu. Al waren die jaren ook vrolijker, de lucht en de nuance lijken nu verdwenen. Vroeger was de krant een vat vol tegenstrijdigheden. Toen had je ook Wierd Duk-achtige journalisten, maar óók redacteuren die dat compenseerden. De krant is nu eendimensionaler, rechtser dan ooit.’ 


De redactie aan de Basisweg in Amsterdam Sloterdijk is een gesloten bastion. Op een brede vensterbank met uitzicht op de A5 ligt een kussen. De zon valt er de redactie binnen door een groot raam, al houdt een provisorisch opgehangen A4’tje met slechts drie woorden erop iets van het licht tegen: ‘TELEGRAAF SAFE SPACE’. Een knipoog naar de ‘veilige ruimtes’ die sommige progressieve Amerikaanse universiteiten hebben ingericht voor studenten die zich gekwetst voelen. Wie in aanraking is gekomen met seksisme, racisme of ander verdriet, kan hier schuilen.

‘Een grapje natuurlijk’, vertelt een verslaggever van de krant aan de telefoon, die hard kan lachen om het A4’tje. ‘Wij smullen van verhalen over safe spaces en social justice warriors.’

Verslaggever Wierd Duk is in de strijd tussen progressieve activisten en behoudende nationalisten gesprongen. Voor mensen die de krant weinig lezen is hij inmiddels een van de bekendste gezichten van de krant. Twee jaar geleden pas kwam hij van het Algemeen Dagblad naar De Telegraaf, nadat hij bij die eerdere krant op verzet stuitte. In journalistenblad Villamedia zei hij daarover: ‘Ik denk dat veel mensen vinden dat mijn stukken beter passen bij het profiel van De Telegraaf en de collega’s die daar werken.’

Inmiddels rommelt het ook binnen zijn nieuwe redactie. De hoofdredacteur staat pal achter hem, zeggen (oud-)medewerkers, maar veel journalisten verzuchten dat zijn zeer rechtse geluid en dito achterban de rest van de krant overschaduwen. ‘Binnen de redactie is Duk wel omstreden. Het is een ongelooflijk aardige man, en zeker geen halve nazi zoals sommigen beweren, maar de scheidslijn tussen journalistiek en opinie is zo vaag dat velen denken: maak hem in ieder geval geen verslaggever maar columnist.’

Een voormalige medewerker zegt: ‘Rob Hoogland is nog altijd meer De Telegraaf dan Wierd Duk, maar mensen die de krant slecht kennen zien dat niet zo. Zij zien Duk in praatprogramma’s en op Twitter en denken dat hij hét nieuwe geluid is.’

Zo fel als de krant naar buiten is, zo warm is die naar binnen. Redacteuren voelen zich er thuis en beschrijven de redactie als een familie. ‘Het is er absoluut geen slangenkuil, eerder juist veilig’, zegt een oud-verslaggever. Hoogland en andere medewerkers verklaren dat uit het dedain bij collega’s op andere redacties: ‘Iedereen in de journalistiek had een pleurishekel aan De Telegraaf, dus je kreeg zo’n wij-tegen-zij-gevoel.’ Wanneer een redacteur gecontacteerd wordt voor dit stuk, vraagt hij eerst wat de vragen zijn om ze vervolgens vrolijk online te gooien. ‘Iets doet mij vermoeden dat het woord actiekrant in de kop boven het artikel zal staan.’

‘Heel veel mensen haten ons en er is ook een hoop dat je kunt haten. Maar ook heel veel mensen houden van ons, we zijn de grootste krant’, zegt de prominente verslaggever. ‘Dat merk je als lezers hier op de redactie langskomen. Zij houden ervan dat wij ons een beetje onttrekken aan wat wordt gezien als de linkse consensus.’

Voor de eerste ingezonden brief over Ajax had Muijs nog nooit ergens op gereageerd en was hij ook nooit politiek actief geweest. Zelfs stemmen doet hij niet altijd. Vroeger maakte hij zich ook niet druk over vluchtelingen, het milieu of de islam. En dat hij zich kan opwinden over de burgemeester van een stad waar hij nauwelijks komt, heeft hem zelf ook verbaasd. ‘Je kunt wel zeggen dat ik de afgelopen jaren met De Telegraaf ben meegegroeid. Daarom zie ik ook amper dat de krant ideologischer is geworden.’ Zijn vrouw Mary zit op de bank aan de andere kant van de woonkamer, die vol hangt met foto’s van hun kleinkinderen. Ze is het vaak eens met haar man. ‘Maar soms denk ik wel: je mag het wel minder hard opschrijven.’

De Telegraaf is en blijft de krant van de schreeuwerige kop en de campagnes. Soms zo ophitsend dat verslaggevers hun wenkbrauwen fronsen. Met de komst van internet is daar een dimensie bijgekomen, de koppen daar zijn nóg heftiger en moeten clicks uitlokken. Maar desondanks gaat het bergafwaarts met De Telegraaf. Sneller nog dan bij andere kranten. De achthonderdduizend lezers die de krant begin deze eeuw had, zijn meer dan gehalveerd en de polemische koers die tien jaar geleden is ingezet doet het tij niet keren. ‘De aantrekkingskracht van De Telegraaf is altijd geweest dat hij iedereen aansprak. Truus om de hoek moest de krant begrijpen, dat leerde ik toen ik er lang geleden zelf werkte’, zegt hoogleraar mediastudies Mark Deuze. ‘Door zich zo rechts te oriënteren, riskeren ze van die strategie af te stappen. De meeste Nederlanders zijn niet zo rechts als de krant nu is, die zitten in het midden.’


Meer onderzoeksresultaten en een verantwoording zijn hier te vinden