Direct naar artikelinhoud
OpinieMilieu

In een eindige wereld is het niet mogelijk om eindeloos te groeien

Vijftig jaar geleden, met het Rapport van Rome, pleitte Mansholt al voor een serieus milieubeleid, aldus hoogleraar milieukunde en oud-directeur van het RIVM Klaas van Egmond.

Vliegtuigen op Schiphol aan de F-pier, E-pier en D-pier; rechts verkeerstoren en terminal west.Beeld HH / Marco van Middelkoop

Het is nog steeds niet doorgedrongen dat het in een eindige wereld niet mogelijk is om eindeloos te groeien. In 1972 was door wetenschapper Dennis Meadows en de Club van Rome al aangegeven hoe we nu, een kleine vijftig jaar later, tegen de fysieke ‘grenzen aan de groei’ zouden aanlopen. Onze eigen Sicco Mansholt, voorzitter van de Europese Commissie, had het toen al goed begrepen. Hij kwam met een concreet actieprogramma waarin hij voorrang gaf aan de voedselproductie en de rol van ­materiële goederen wilde beperken. Dat zou dan worden gecompenseerd door verruiming van immateriële goederen als onderwijs, geestelijke ontplooiing en vrijetijdsbesteding. Om dat te bereiken, wilde hij het ­belastingstelsel aanpassen, in combinatie met een heffing aan de Europese buitengrenzen voor niet milieuverantwoord geproduceerde goederen. Maar het is er niet van gekomen: het werk van Meadows werd weggezet als ‘doemdenken’ en het programma van Mansholt als ‘overdrijving en ­dramatisering’.

Niettemin werd in de jaren zeventig en tachtig door de toenmalige VVD-ministers Winsemius en Nijpels succesvol milieubeleid gevoerd. De laatste publiceerde in 1989 het eerste Nationale Milieubeleidsplan dat was gebaseerd op drie kerndoelstellingen: het sluiten van stofkringlopen (wat nu ‘circulaire economie’ heet), hernieuwbare energie en energie­besparing met het oog op klimaat-verandering en de verlenging van de levensduur van producten, door recycling en reparatie.

Markt, tenzij

Maar enkele maanden later viel de Berlijnse Muur en was ook in de hoogste Haagse kringen de euforie groot. Ons liberale systeem had definitief gewonnen van het collectivistische experiment in het Oosten. De ideologie was nu het neoliberale ‘markt, tenzij’-principe. Onder het politieke motto ‘wij kunnen het niet meer’ (als overheid) werden vervolgens veel ­publieke voorzieningen en functies, zoals energievoorziening, spoor­wegen en posterijen, geprivatiseerd. Voortaan zou het bedrijfsleven de duurzaamheidsproblemen oplossen. Maar dat is niet gebeurd. Een kleine dertig jaar later zouden aandeelhouders van Unilever hun ceo Polman terugfluiten toen hij wilde investeren in het verduurzamen van de palmolieplantages in Indonesië.

Van serieus milieubeleid was in de afgelopen decennia dan ook geen sprake meer. In de politiek en in de media werd om de grenzen aan de groei hard gelachen. Waar vaak internationaal gestelde milieunormen overschreden dreigden te worden, werd beleid geformuleerd dat zo ingewikkeld was dat het toch niet zou gaan werken. En door diezelfde ingewikkeldheid zou niemand dat falen opmerken.

Vanuit de milieu- en economische wetenschappen werd er in de geest van Mansholt steeds op gewezen dat in een extreem marktgerichte economie, alleen marktconforme maatregelen, zoals een CO2-heffing, voldoende effect hebben.

Maar in tegenstelling daarmee werd juist besloten tot honderden ­betuttelende maatregeltjes en vrijblijvende afspraken die uitgevoerd en gecontroleerd zouden moeten worden door ambtenaren die allang naar huis waren gestuurd. Voortaan was de hele wereld een verdienmodel, waarin de ‘duurzame’ groei voort-­durend door kon gaan. Bijkomende milieuproblemen zouden en passant worden oplost door innovatie, door technologie die nog moest worden bedacht.

Prettige rekenfouten

Op die manier kon de CO2 -uitstoot de afgelopen decennia gewoon toenemen en kon Schiphol dankzij prettige rekenfouten gewoon doorgroeien. In de landbouw werd de melkquotering opgeheven, terwijl de stikstof- en ­fosfaatnormen al decennialang ­werden overschreden. Herhaalde waarschuwingen vanuit de wetenschap werden genegeerd.

Tegelijk werd duidelijk dat die alsmaar voortgaande groei voor de ­gemiddelde Nederlander niets meer oplevert. Boeren moeten hard werken voor een laag inkomen, doordat grondprijzen te hoog en afzetprijzen te laag zijn als gevolg van de economische macht van enkele grootgrutters. Burgers zagen de afgelopen decennia hun koopkracht niet meer toenemen, de huizenprijzen stijgen en de kwaliteit van de so­ciale en de fysieke omgeving achteruitgaan. Het land is overvol, de infrastructuur overbelast en de onderlinge hinder en irritatie zijn toegenomen. Alleen aandeelhouders hebben nog baat bij de verdere groei van industrieterrein Nederland.

En nu is het dan zover. De voorspelde klimaatverandering is een voor iedereen waarneembaar feit ­geworden. De rechter wijst de overheid erop dat de grenzen aan de verdere groei op het gebied van klimaat, luchtvaart en landbouw zijn bereikt. En recentelijk concludeerde de commissie Remkes inzake de N-problematiek dat ‘niet alles kan’. Maar achtervolgd door lobby’s voor de kortzichtige belangen van de respectievelijke achterban, houdt de politiek per saldo nog steeds vast aan het idee dat de groei met wat technische kunstgrepen eindeloos kan doorgaan.

De daaruit voortkomende ontwrichting kan alleen worden gestopt door onafhankelijk leiderschap dat zich losmaakt van die belangen. Erkenning dat er onvermijdelijk grenzen aan de groei zijn zou vijftig jaar na dato ruimte maken voor de uitvoering van het door Mansholt voorgestelde programma. Door een algemene CO2-heffing voor het klimaatprobleem en btw-differentiatie voor het effectief stimuleren van recycling, reparatie en de circulaire landbouw, zal de economie zich geleidelijk in de door Mansholt aangegeven richting gaan ontwikkelen.

In die economie is ruimte voor de eerder genoemde niet-materiële ­kwaliteiten en voor de menselijke maat. Voor het welzijn van boeren, burgers en hun leefomgeving zal dat vooruitgang betekenen. Bijna vijftig jaar na de ‘grenzen aan de groei’ weten we vrij precies waar die grenzen liggen en hoe we daar mee om moeten gaan. Het enige waar het nog aan ontbreekt is politieke moed en leiderschap.

Klaas van Egmond is hoogleraar milieukunde aan de UU en oud-directeur van het RIVM.