Direct naar artikelinhoud
OpinieBoerenprotest

Boerenfront is lang niet zo eensgezind als het lijkt

Goedgeorganiseerde grote agro-ondernemers zitten de duurzame landbouw in de weg. Politiek: kies nu, betoogt Jan Douwe van der Ploeg.

Drentse boeren protesteren op maandag 14 oktober tegen de aangekondigde stikstofmaatregelen bij het provinciehuis in Assen.Beeld Harry Cock / de Volkskrant

In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw was het stikstofprobleem dat wordt veroorzaakt door de landbouw al zonneklaar. In die periode gold ook dat er substantiële en significante verschillen waren in de stikstofoverschotten per bedrijf en in de daarmee samenhangende ammoniakemissies. Al naar gelang de bedrijfsstijl, de manier waarop de landbouwbeoefening is georganiseerd, liepen zulke verschillen op tot boven de 50 procent. Grote bedrijven die functioneerden volgens de high-input/high-output-gedachte bewerkstelligden overschotten tot 550 kilo zuivere stikstof per hectare. In de bedrijfsstijl die zich richtte op het laag houden van de kosten, onder meer door het optimaliseren van kring­lopen, lag dat beduidend lager, zo rond de 350 kilogram per hectare.

Dergelijke systematische verschillen zijn er nog. In 2010 bijvoorbeeld waren de gemiddelde overschotten weliswaar lager, maar de kloof tussen de meest vervuilende bedrijfsstijl en de relatief schone stijl was, nog steeds, meer dan 50 procent.

Wereld te winnen

De genoemde verschillen (die we terugvinden bij ammoniakemissie) betekenen dat er rond de gemiddelde stikstofverliezen een forse en systematische spreiding zit. Dus is er een wereld te winnen. In sommige bedrijfsstijlen werkt men er met verve aan. In andere blijft men achter.

De overheid heeft het landbouw-beleid nooit willen differentiëren. Maatwerk dat aansloot bij de reële verschillen werd afgewezen. Alle boeren moesten, ongeacht de feitelijke ­situatie, dezelfde maatregelen treffen. De relatief schone gebieden en bedrijven werden geconfronteerd met een generieke aanpak die was bedoeld voor de meest vervuilende bedrijven. Dat leidde tot fricties, ongenoegen en onnodige kosten. Gevolg: frustraties alom. Precies de frustraties die nu naar voren kwamen op het Malieveld en bij de daarna volgende acties. Frustraties die zich paren aan het ontbreken van precieze en effectieve eisen. Zulke eisen zijn niet goed doenlijk, omdat de aard en de achtergrond van de frustraties volstrekt verschillend zijn.

Geïsoleerde overheid

Een tweede, onbedoeld gevolg van de generieke aanpak is dat de overheid nu geïsoleerd staat tegenover een ogenschijnlijk verenigd boerenfront. Als het ministerie van Landbouw tijdig coalities was aangegaan met groepen boeren die weinig stikstof aanwenden en hun de ruimte had gegeven hun aanpak verder te vervolmaken, dan had datzelfde ministerie nu kunnen laten zien dat het wel degelijk anders kan. Het ministerie heeft, mede door druk van de boerenorganisatie LTO, evenwel anders besloten en daar plukken we nu de wrange vruchten van.

Ook al zijn er frustraties alom, de boventoon bij de acties wordt gevoerd door een minderheid van typische ‘agrarische ondernemers’. Met hun grote en voortdurend expanderende bedrijven die, mede door een hoog gebruik van kunstmest en krachtvoer, een aanzienlijk stikstofoverschot kennen, vormen ze de drijvende kracht achter de acties. Tekenend genoeg worden ze daarbij gesteund door de voer- en vleesindustrie (grote verliezers bij een eventuele reductie van de veestapel). Tegenover de aanpak van de ‘agrarische ondernemers’ staat de boerenlandbouw. Die zoekt het in grondgebonden bedrijven die de landbouw stoelen op ecologische principes en kringlopen. 

Veel onmin

Onder deze groep, die beduidend groter is dan die van de ‘agrarische ondernemers’, heerst veel onmin. Mede omdat ze de laatste jaren moeten meebetalen aan de rekening die voortvloeit uit het grensoverschrijdende gedrag van de degenen die ongebreideld groeien en daarmee alle milieugrenzen overschrijden. Het overschrijden van de fosfaatlimieten en de daarna volgende korting van het aantal koeien per bedrijf is daar een pijnlijk voorbeeld van. Maar omdat het in sterke mate taboe is om met interne kritiek naar buiten te komen, is er die façade van ogenschijnlijke consensus.

De ‘agrarische ondernemers’ tonen een opmerkelijk gebrek aan waarachtigheid. Zo beschuldigen ze de overheid van ‘zwabberend gedrag’. Dat zwabberen klopt, maar ze vertellen er niet bij dat dit komt doordat hun organisatie LTO (met CDA en VVD) steeds weer het beleid demonteert en ineffectief maakt, zodat er daarna weer aanscherpingen nodig zijn. Ze oogsten wat ze zelf hebben gezaaid.

Heldere keuze

Het ene deel van de landbouw ontwikkelt zich zo dat ze voortdurend botst met natuur, milieu en samenleving. Een ander deel, de duurzame boerenlandbouw, beweegt zich binnen de mogelijkheden die natuur, milieu en samenleving bieden. Daar zijn veel prachtige en overtuigende voorbeelden van. Aangekomen op het punt waar we nu zijn aangeland, heeft het geen zin te twisten over details. Het is zaak dat de politiek een heldere keuze maakt voor een landbouw die past bij ons land. Dat is de boerenlandbouw. Zulk een keuze is eens te meer geboden in verband met de noodzaak het gebruik van fossiele energie sterk terug te dringen ten behoeven van het klimaat. ‘Zwabberen’ kan niet meer.

Jan Douwe van der Ploeg is emeritus hoogleraar rurale sociologie in Wageningen.