Nog eens drie landen verzetten zich tegen het plan voor een grotere Brusselse begroting. Zweden, Oostenrijk en Denemarken sluiten zich aan bij Nederland en Duitsland.
Als het aan de Europese Commissie ligt, wordt de komende meerjarenbegroting ondanks het vertrek van de Britten vergroot tot 1300 miljard euro - een toename van zo'n 300 miljard. Dat komt neer op 1,11 procent van het gezamenlijke Europese inkomen. Het Europees Parlement denkt zelfs aan 1,3 procent.
De vijf landen willen echter dat niet meer dan 1 procent wordt uitgeven aan het EU-budget. Dat lieten zij woensdag weten op een bijeenkomst van de EU-ministers van Financiën in Luxemburg.
'Coalitie valt niet te negeren'
De EU kan niet heen om deze 'coalitie van vijf netto-betalers', zei de Oostenrijkse minister Eduard Müller. "Als de Britten de EU verlaten financieren wij 40 procent van het Europese huishouden. Met die situatie moet rekening gehouden worden", aldus Müller.
Volgens minister Wopke Hoekstra (Financiën, CDA) is die 1 procent 'meer dan voldoende'. Ook moet het meerjarig financieel kader (mfk) zoals de meerjarenbegroting officieel heet, dringend gemoderniseerd worden met thema's als innovatie, klimaatverandering en grensbewaking, zei hij. Hierover wordt morgen verder gesproken in het Europees Parlement.
Wat betaalt Nederland?
Nederland draagt de laatste jaren steeds meer geld af (6,9 miljard in 2017) dan we terugkrijgen uit Brussel (3,7 miljard in 2017) en is zo per saldo een 'netto-betaler'.
Omdat Nederland relatief meer betaalt dan landen met een vergelijkbare welvaart, krijgen we sinds 2007 een jaarlijkse korting van bijna een miljard euro. Die korting bestaat uit een vast bedrag van zo'n 700 miljoen euro en een lagere btw-afdracht, wat nog eens enkele honderden miljoenen euro's scheelt.
Deze constructie is ooit bedacht om Nederland te compenseren, omdat we een van de grootste nettobetalers zijn. Maar als de Commissie zijn zin krijgt, wordt deze korting over een periode van vijf jaar uitgefaseerd.
