Terug naar de krant

‘De landelijke politiek doet niets, terwijl mijn dochter op sterven ligt’

Leeslijst achtergrond

Nederlandse Syriëganger Chadia B. reisde niet één, maar twee keer af naar Syrië. Niemand deed iets om dat te voorkomen, zegt haar moeder. Ze is al meer dan vijf jaar weg en zit nu zwaargewond en ziek in een Koerdisch kamp. „Ik heb elke instantie gesméékt haar hier te houden.”

Leeslijst

Twee weken geleden ontving Hafida een bericht van een onbekend nummer, landcode +963. Syrië.

We willen je zeggen dat je dochter er zeer slecht aan toe is. Ze is fysiek en geestelijk ernstig ziek. Ze leeft onder slechte omstandigheden, leeft en slaapt in poep, eet vuilnis.’

Hafida moet, zegt de afzender, alles doen wat ze kan om haar dochter te redden. Chadia heeft een voet verloren. Geamputeerd, waarschijnlijk – veel meer is niet bekend.

„Kijk, dit is haar.” Hafida haalt een foto tevoorschijn op haar telefoon. Een jonge vrouw ligt op haar zij, benen onder een deken verborgen, ergens in een Koerdisch tentenkamp. Kortgeknipt haar, bijna kaal. „Ze hebben haar hoofd geschoren”, zegt Hafida. „Ik weet niet waarom.”

Volgens de anonieme afzender is er meer aan de hand. ‘Ze heeft sihr’, las het appje. Zwarte magie. ‘We willen van jou weten hoe we die kunnen weghalen, zodat ze beter kan worden. (…) De kinderen gooien stenen naar haar.’

Hafida schudt haar hoofd. „Ze denken dat Chadia een heks is. Maar mijn dochter is psychiatrisch patiënt. Ze lijdt al jaren aan psychoses. En nu is ze dus gewond. Magie – zo denken die vrouwen daar.” ‘Alsjeblieft’, appte Hafida, ‘help haar.’

Daarna bleef het stil.

Multomap vol documentatie

Op de bank in de woonkamer van Hafida (51), een flat in Amsterdam-West, ligt een rode multomap. Honderden pagina’s aan documentatie over haar dochter, twee decennia lang, medisch en justitieel.

Chadia B. (30) is geestelijk ziek. Dat was ze vijf jaar geleden al, toen ze de badkamer niet in durfde omdat daar de schimmen leefden. Toen ze in een psychose passanten voor een moskee belaagde om ze te behoeden voor het hellevuur. En toen ze naar Syrië vertrok.

Op dit moment is de Amsterdamse een van de 35 Nederlandse IS-vrouwen die momenteel verblijven in Koerdische kampen. Al maanden zijn deze vrouwen en hun 90 kinderen middelpunt van een nationale discussie: terughalen of niet?

Chadia zit in kamp Al-Hol, een woestenij van tenten en hekken niet ver van de Iraakse grens. Er leven op dit moment zo’n zeventigduizend mensen, van wie ruim 90 procent vrouwen en kinderen. De meerderheid is Syrisch of Iraaks. De tienduizend buitenlandse vrouwen worden afgezonderd opgevangen in een omheind gedeelte dat de ‘Annex’ wordt genoemd.

Lees ook Komt er een Turkse invasie in Syrië, en zes andere vragen over de afspraak tussen Trump en Erdogan
Turkse militairen patrouilleren in het Syrische grensdorp al-Hashisha.

Van de Rotterdamse rechter moet de Nederlandse staat zich inspannen om een aantal vrouwen en kinderen daar weg te halen, maar dat is tot op heden niet gebeurd.

Vorige week maandag ging het mis in de Annex. Bij een schietincident kwam ten minste één vrouw om het leven. Volgens Koerdische bewakers werd het vuur door enkele IS-vrouwen geopend, maar volgens Artsen zonder Grenzen werd een demonstratie in het kamp door bewakers met kogels beantwoord.

Volgens Rob Onus van Artsen zonder Grenzen is medische hulp in de Annex, waar ook Chadia leeft, sindsdien opgeschort.

„Mijn dochter is dus ziek”, zegt Hafida. „Als er niemand is die me helpt haar terug te krijgen, net als destijds niemand me geholpen heeft om haar tegen te houden, dan gaat ze dood.”

Turkije in, Turkije uit

Chadia was eind 2013 een van de eerste Syriëgangers van Nederland. Maar ze was, na drie maanden, ook een van de eerste terugkeerders.

Haar dochters paspoort afpakken bleek niet voldoende. Hafida pakt het van de glazen salontafel en begint te bladeren. „Kijk, daar staan ze. Eén rode en één blauwe.” De rode stempel: Turkije in, 25-9-2013. De blauwe: Turkije uit, 9-12-2013. Heen en weer naar Nederland. Over de tijd daartussen zwijgt het paspoort. „Aan de Syrische grens stempelen ze niet.”

Chadia was terug in Nederland, maar werd – tot wanhoop van haar moeder – niet vervolgd, opgenomen of gemonitord. „Ik heb elke instantie gevraagd, gesméékt, haar hier te houden”, zegt ze. „Politie, AIVD, de gemeente. Ik zei: ze gaat wéér naar Syrië als jullie niets doen. Ik zei dat ze opgenomen moest worden, gearresteerd desnoods – maar niemand die iets deed.”

En zo gebeurde het dat een teruggekeerde Syriëganger, met een lange geschiedenis van psychische problematiek, voor de tweede keer kon uitreizen.

Blowen, liegen en stelen

Chadia groeit op bij Hafida. Haar vader lijdt aan mentale problemen en vertrekt na de scheiding naar Marokko. Hafida werkt fulltime in het debiteurenbeheer en deelt de zorg met familie in de buurt.

Samen met haar neef Omar gaat ze naar een christelijke basisschool in Oud-Zuid, in een ander deel van Amsterdam. „Ik had bewust voor die school gekozen”, zegt Hafida, „want ik wilde niet dat ze alleen tussen Marokkaanse en Turkse kinderen zou opgroeien, maar juist tussen van alles een mix.”

De problemen beginnen op de middelbare school. Chadia doet vmbo, maar komt moeilijk mee. „Ik werd door de schoolleiding gebeld”, zegt Hafida. „Ze miste alle lessen. Elke dag bleek ze de conciërge mee te helpen vegen. Ze vond het zielig dat hij alles alleen moest doen.” Chadia blowt, liegt, begint met stelen.

Hafida loopt zelf het politiebureau binnen om hulp te vragen. Ze heeft haar dochter niet meer in bedwang, zegt ze, dit gaat een keer mis. „Ze zeiden: ‘Tot ze opgepakt wordt kunnen we niets doen.’ Ik dacht: meneer, dat is een kwestie van tijd.”

Op 23 mei 2003 wordt ze na een stel straatroven veroordeeld tot anderhalf jaar jeugdgevangenis. Chadia B., veertien jaar oud, belandt in de justitiële jeugdinrichting De Heuvelrug in Zeist.

Na de jeugdgevangenis nemen Chadia’s psychische klachten alleen maar toe. Hafida probeert haar dochter herhaaldelijk opgenomen te krijgen. Dat is lastig, blijkt onder meer uit een afwijsbrief van een jeugdkliniek uit 2008: langdurige zorg kan slechts „in een vrijwillig kader gebeuren”. En Chadia wil niet.

Haar nicht Lina (23) ziet bezorgd toe hoe vriendinnen misbruik van haar maken. „Chadia zei nooit nee. Aan het einde van de maand waren ze blut en belden ze allemaal naar haar: gaan we wat leuks doen?”

Haar situatie verslechtert. In een psychologisch onderzoek uit die tijd wordt gesproken van ‘diverse persoonlijkheidsstoornissen’, een ‘manische stoornis’ en ‘psychose door middelen of beginnende schizofrenie’. Ze heeft een benedengemiddeld IQ.

Islamlessen in Amsterdam-West

Geloof speelt nooit een grote rol in Chadia’s leven – de familie viert ramadan, bidt soms, maar in de moskee kwam ze nooit – tot opeens alles voor de islam moet wijken.

Chadia wisselt van de ene op de andere dag haar strakke Evisu-broeken en topjes van Prada voor orthodoxe islamitische kledij. Hafida ziet haar dochter bidden, eerst af en toe, later uren achtereen op de vloer van de woonkamer. „Ze huilde en huilde maar”, zegt haar neef Omar. „Dat ze slecht was en zo bang voor de hel.” Hoe ze aan die ideeën komt? Chadia wil het niet vertellen.

„Ik ben haar gaan volgen”, zegt Omar (32), die een paar straten verderop woont. Hij ziet haar steeds terugkeren naar een schoolgebouw in Amsterdam-West. Gesluierde vrouwen lopen in en uit. „Ik ben naar binnen gegaan, iedereen begon te schreeuwen en zich te bedekken. Ik nam Chadia mee naar buiten. We werden gevolgd door een Joegoslavische vrouw die schreeuwde dat ik Chadia met rust moest laten. Dat ik een ongelovige was.”

In het gebouw worden islamlessen gegeven door een Oost-Europese vrouw die ‘Maimouna’ wordt genoemd. Verschillende ouders uit de buurt uiten bij Hafida hun zorgen over de invloed van Maimouna op hun dochters.

“Mijn dochter is aan het radicaliseren, ik ken haar niet terug.”
Foto Olivier Middendorp

Chadia, dan 24 jaar oud, laat zich niet tegenhouden. In de islamlessen raakt ze ervan overtuigd te stoppen met blowen, nu, in één keer. Dan wordt ze op een ochtend doodsbang wakker, ze roept om haar moeder. Chadia ziet minimensen lopen door de kamer.

Uitgehuwelijkt aan strijders

Het Syrië van 2013 is niet het Syrië van nu. Het fenomeen van uitreizende jongeren hebben de veiligheidsdiensten op dat moment nauwelijks op de radar. Het kalifaat van IS bestaat nog niet, de strijd is diffuus en overheid en media weten niet wat ze aan moeten met de Nederlandse ‘vrijheidsstrijders’ die zich, zo is de gedachte, aansluiten bij de Syrische revolutie.

Wanneer Hafida haar dochter ziet veranderen, stapt ze opnieuw naar de politie. „Mijn dochter is aan het radicaliseren, ik ken haar niet terug.”

Via de wijkagent regelt ze een afspraak met twee rechercheurs. „Ze bedankten voor de informatie. ‘U hoort nog van ons.’” Maar dat gebeurt niet.

De mentale problemen en de nieuw ontdekte islam versterken elkaar bij Chadia, ziet Hafida. „Dan hoorde ze overdag bij die vrouwen over de hel en ’s avonds voelde ze de vlammen likken.” Ze stopt met douchen. „De badkamer is in de islam een onreine plek, leerde ze, dus daar durfde ze niet meer in.” Ook de medicatie wordt haar uit het hoofd gepraat. „Daar zou vergif in zitten. Alleen God beslist of je beter wordt.”

Op een dag komt Chadia niet thuis. „Mam, ik ben gewoon bij een vriendin”, zegt ze aan de telefoon. Hafida doet aangifte van vermissing.

De hele familie, twintig personen, verzamelt zich op het politiebureau. Die avond komen nog twee bezorgde ouders. Hun dochter is een vriendin van Chadia uit de invloedssfeer van Maimouna. Zij weten dat de Oost-Europese de jonge vrouwen heeft uitgehuwelijkt aan strijders van terreurgroep Jabhat al-Nusra. Hafida: „Chadia zat in Syrië.”

Vlucht gemist

Na drie maanden met nauwelijks contact werd Hafida gebeld: „Chadia was helemaal in paniek. De man aan wie ze was uitgehuwelijkt had haar verstoten, die zat niet te wachten op iemand die zo veel zorg nodig heeft als zij.” Hafida boekt voor haar dochter een ticket vanaf Hatay, vlakbij Aleppo – en later nog één, omdat Chadia haar vlucht mist.

Alle informatie geeft ze door aan de politie en aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. De door de ambassade toegezegde begeleiding op de luchthaven van Istanbul blijft uit, vertelt Hafida. „Ze zeiden: mevrouw, we kunnen niet voor elke gestrande toerist in actie komen.”

Op Schiphol wordt Chadia wel door de politie opgewacht. Zij rijden haar naar huis. Daar staan al twee AIVD’ers voor de deur te wachten, een man en een vrouw. Ze ondervragen Chadia ongeveer een uur.

Als de autoriteiten weg zijn, blijven Hafida en haar dochter samen achter. Chadia wordt niet gearresteerd, opgenomen of onderzocht. „Ik heb gezegd: jullie moeten haar vasthouden, ze is net terug uit oorlogsgebied. Ik heb ze gesmeekt haar te arresteren desnoods. Ik dacht dat er een heel traject gestart zou worden, maar er werd gewoon bedankt en dag gezegd.”

Via de huisarts en de ggz probeert Hafida haar dochter te laten opnemen, maar dat lukt niet: Chadia is meerderjarig en wil niet. Na een korte spoedopname in een kliniek – Chadia begon op het balkon haar kleren uit te trekken – wordt ze alsnog naar huis gestuurd.

„Soms ging ze opeens weer een paar dagen in haar strakke pak naar het Leidseplein”, zegt Lina. „Maar een paar dagen later had ze weer spijt, ging de nikab aan en was het bidden, bidden, bidden.”

„Soms had ik drie, vier keer per dag een ander kind”, zegt Hafida. „Ik ging elke instantie af die ik kende. GGD, politie – telkens kreeg ik te horen: ze doet niets strafbaars en ze is geen gevaar voor zichzelf. Ik wist niet meer waar ik het zoeken moest. Ik had maar één angst”, zegt Hafida. „Dat ze terug naar Syrië zou gaan.”

’Snel, pak haar paspoort af’

Op 29 juni 2014 roept Abu Bakr al-Baghdadi in een audioboodschap het kalifaat van Islamitische Staat uit in Syrië en Irak: „O moslims, haast u naar uw staat. Dit land is van de moslims, alle moslims.” Uiteindelijk reizen ruim 40.000 veelal jonge mannen en vrouwen uit 120 landen naar het strijdgebied. Uit Nederland vertrekken er in totaal ruim 300. Ook hier begint door te dringen wat het potentiële risico is van deze ‘Syriëgangers’.

„Vanaf het ontstaan van het kalifaat zijn wij elke terugkeerder gaan vervolgen”, zegt de woordvoerder van het OM. „Allemaal verdacht van lidmaatschap van een terroristische organisatie.” Maar met Chadia’s zaak gebeurt niets.

„Ik werd gebeld door een vriendin van haar”, herinnert Hafida. „Die stond met haar op Schiphol. Ik heb gezegd: snel, pak haar paspoort af.”

Hafida belt intussen weer de politie. „Ik zei: ‘mijn dochter staat op Schiphol, ze wil weer weg’. Ze zeiden: ‘mevrouw, ze heeft niets strafbaars gedaan, wij kunnen haar niet tegenhouden’. Ik zei: meneer, ze ís al naar Syrië gegaan, hoeveel meer heeft u nodig?”

Zonder paspoort blijft Chadia op Schiphol steken. „Ze ging door al haar tassen, dacht dat ze het zelf verloren had.” Eenmaal thuis ontkent haar dochter alles. „Ze wilde gewoon met vakantie, zei ze. Ze had me heus wel gebeld.” Hafida tikt met haar nagel op het paspoort op tafel. „Ik dacht: die kan niet meer weg.”

Maar vijf dagen later is Chadia alsnog vertrokken. Ze blijkt een id-kaart te hebben aangevraagd – en gekregen.

De kamer van Chadia in het huis van haar moeder.
Foto Olivier Middendorp

Constante rouw

Hoe kon Chadia, een psychisch zieke terugkeerder, opnieuw naar Syrië vertrekken? Bij politie, gemeente, Buitenlandse Zaken, AIVD en NCTV is het antwoord eenduidig: wij kunnen niet ingaan op individuele zaken.

Hafida hoort van geen van hen iets. Tot vier jaar na vertrek er ineens twee rechercheurs aan de deur staan. „Ik begon helemaal te trillen”, zegt ze. „Ik dacht die komen vertellen van: ‘je dochter is overleden’. Maar nee, ze vroegen: heeft u nog wat van haar gehoord? Ik stortte helemaal in.” Namens Hafida schrijft Omar brieven naar de gemeente en het ministerie van Justitie.

Chadia laat de eerste maanden na vertrek niets van zich horen. Pas in oktober zoekt ze contact. Ze is gewond.

Bij een bombardement is haar auto in brand gevlogen, appt ze. Zij en haar Tunesische echtgenoot konden ontkomen, zijn tweede vrouw heeft het niet gered. Chadia stuurt foto’s van het brandende voertuig en van twee diepe wonden in haar dijbeen.

De jaren gaan voorbij met sporadische updates via WhatsApp. Haar Tunesische echtgenoot zet Chadia aan de kant vanwege haar psychische gesteldheid. Dat ze van stad naar stad trekt. Details geeft ze nooit.

Ik mis je ook. Keer terug naar islam mama’ (7-9-2017) ‘Kun jij naar de politie gaan, zo snel mogelijk, liefst vandaag nog of zo direct. Informeren dat ik in Syrië zit en terug naar huis wil’ (22-4-2018) ‘Vergeet me niet Als ik er niet meer Ben’ (13-6-2018)

De spraakberichten die ze stuurt worden steeds moeilijker te begrijpen. Haar stem krijgt een vlakke, monotone dictie – volgens Hafida typisch voor haar psychoses.

„Ik leefde in constante rouw”, zegt Hafida, inmiddels overspannen thuis, herstellende van een TIA. „Dan hoorde ik maanden niets, ik dacht: heeft ze eten, is ze dood? Je kunt niet verder met je leven.”

Koerdisch kamp

De oorlog in het gebied intensiveert. Het ooit zo imposante kalifaat van 88.000 vierkante kilometer krimpt tot enkele lukraak verspreide vlekjes op de kaart. Chadia verdwijnt weer van de radar.

Op 23 maart 2019 valt Baghouz, het laatste dorp. Na bijna vijf jaar strijd is Islamitische Staat verslagen. De strijders die zich niet hebben doodgevochten worden ingerekend. In een lange stoet bereiken vrouwen en kinderen de Koerdische opvangkampen, die in één klap in omvang verdubbelen.

„De veiligheidssituatie verslechterde rap”, zegt Rob Onus van Artsen zonder Grenzen. „En ook de mogelijkheden om medische hulp te bieden aan de vrouwen en kinderen.” Vele komen te overlijden, onder wie ook zeker één Nederlandse vrouw.

Hafida en Omar volgen de ontwikkelingen, maar van Chadia horen ze niets.

Tot afgelopen mei. „Kijk!” Hafida toont een vel met een rode stempel: ‘safe and well’. Het is een formulier van het Rode Kruis: ze is opgevangen in het kamp Al-Hol. „Ik heb meteen gebeld. Ze leefde, meer konden ze me niet vertellen.”

Ontboden bij Halsema

Het Nederlandse beleid rond Syriëgangers evolueert door – ook jegens de achterblijvers. „Wij wilden samenwerken, informatie uitwisselen”, zegt Omar, „maar niemand was in ons geïnteresseerd.” Dat verandert eind 2015. De NCTV richt een steunpunt op voor familieleden, inmiddels omgedoopt het Landelijk Steunpunt Extremisme, waar Hafida zich meldt. Van de gemeente Amsterdam krijgt Hafida contactpersonen toegewezen, een ‘casusregisseur’, een zorgadviseur – en er komen excuses.

Op 7 mei 2019 worden Hafida en Omar uitgenodigd voor een gesprek met twee medewerkers van de gemeente (de namen zijn bekend bij NRC). Omar: „Zij wilden namens de gemeente hun excuses aanbieden voor de fouten die gemaakt zijn, dat dingen anders aangepakt hadden moeten worden.”

Niet veel later, op 2 juli, worden ze ontboden bij burgemeester Femke Halsema persoonlijk. „Ik ben heel erg blij dat zij de moeite heeft genomen om met ons af te spreken. Ze gaf aan hoe vervelend ze het vond dat het zo is gelopen, dat voelde als een enorme erkenning na jaren strijden. Maar ze zei ook dat zij voor Chadia op dit moment niets kan betekenen. Dat kan alleen de landelijke politiek. En daar gebeurt gewoon helemaal niets, terwijl mijn dochter mogelijk op sterven ligt.”

De woordvoerder van Halsema bevestigt deze lezing, maar doet verder „geen uitspraken over individuele casuïstiek”.

Even leken er vorderingen te worden gemaakt. Met familieleden van andere IS-vrouwen hebben Hafida en Omar een rondleiding gekregen over de ‘TA’, de terroristenafdeling van de penitentiaire inrichting Vught, het strengste gevangenisregime van Nederland. „Haar cel staat klaar”, zegt Hafida. „Maar zij zit nog daar.”

Handgeschreven briefje

De volgende update volgt in juni. Midden-Oostencorrespondent Harald Doornbos stuit in Al-Hol op een onbekende, gewonde IS-vrouw. Ze is nauwelijks coherent, maar Doornbos weet haar een telefoonnummer te ontfutselen. Wanneer hij belt, neemt Hafida op.

„Hij vertelde dat ze nog maar één voet heeft”, zegt Hafida. „Daar had ik geen idee van.”

Twee weken terug kwam dat bericht van het onbekende nummer. Daarna volgt een foto van een handgeschreven briefje. Hafida herkent haar dochters handschrift: ‘Hoi mama, hoe gaat het? Ik ben nu in vluchtelingenkamp. Ik ben gewond geraakt. (…) Kan je komen? Of ben je daar al? Want ik kan niet lopen. Heeft iemand jou gebeld? Ik leef nog. Stuur me bericht, mama.’

„Ondraaglijk”, zegt Hafida. „Ze zit op vier uur vliegen en twee uur rijden. En toch kun je niets.” Ze heeft alles gedaan wat in haar wettelijke macht ligt om Chadia hier te houden, zegt ze, en dat haalde niets uit. Nu doet ze alles in haar wettelijke macht om haar terug te krijgen en weer kan niemand haar helpen. „Het is nog niet te laat. Zeg me wat ik moet doen?”

Chadia’s advocaat André Seebregts, die een twintigtal IS-vrouwen in de kampen bijstaat, zegt een kort geding tegen de staat te overwegen. „Als je het dan hebt over humanitaire redenen, dan is zij met haar voorgeschiedenis natuurlijk een uitzonderlijk schrijnend geval.”

Alsjeblieft,’ had Hafida de onbekende vrouw teruggeappt. ‘Help haar.’

Afgelopen donderdag kwam er dan eindelijk een antwoord:

We weten niet hoe we haar moeten helpen. (…) Het gaat niet goed. Ze komt haar tent nooit uit. Ze is boos en eng en verdrietig. (…) Je kunt je niet voorstellen hoe slecht ze eraan toe is (…) op deze manier zal ze sterven.

Luister ook naar deze aflevering van onze podcastserie NRC Vandaag: Chadia B. vertrok niet één, maar twee keer naar Syrië

U kunt zich ook abonneren via Apple Podcasts, Stitcher, Spotify, Castbox of RSS.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 8 oktober 2019.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in