Terug naar de krant

Dat interview met Robert Oey was niet mals, nee, maar het was wel zijn verhaal

Leeslijst

Geen haar beter. Aldus boze lezersreacties op het geruchtmakende interview met Robert Oey, de partner van Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam. Oey sprak daarin over zijn wapen, waarmee hun 15-jarige zoon was aangehouden, en brandde los in ontboezemingen over het ambt van zijn vrouw. Het stuk was hét gesprek van het weekend.

Alleen, daarmee deed de krant volgens deze lezers hetzelfde als – en was dus geen haar beter dan – De Telegraaf, de krant die vorige maand onthulde dat het minderjarige kind van de burgemeester was aangehouden met een wapen op zak. Halsema sprak van een privézaak en zei zich verre te houden van de rechtsgang.

En nu dit interview, over twee pagina’s! Waarom?

Inderdaad, het verontrustende van de hele affaire is dat die onderdeel is geworden van een hetze, een cultuurstrijd tegen een GroenLinkse vrouw als burgemeester van de hoofdstad.

Maar feit is ook dat de zaak vragen opriep, met name over het wapen (geen nepwapen, maar een onklaar gemaakte revolver), die Oey in het gesprek – daverend – beantwoordde. Had de krant hem dan moeten „censureren”, zoals Frits Abrahams schreef (hij vond van niet)? Halsema’s partner is een bekende filmmaker en zeker geen onbekende in de media. Hij heeft zich vaker laten interviewen als ‘de man van’ (in het Parool onder de ook niet kinderachtige kop: „Ik ben geen verlengstuk van Femke Halsema”).

De hoofdredacteur verdedigt het interview omdat het, zegt hij, „toegespitst was op de publieke dimensie van de zaak”. Het gaat om een verboden vuurwapen in de ambtswoning van de burgemeester, waarmee haar zoon de straat op was gegaan – wat veel erger had kunnen aflopen.

Hoe ging dit precies?

Verslaggevers Hugo Logtenberg en Thijs Niemantsverdriet zetten dat in het stuk kort uiteen, hier zijn wat meer details. De twee waren uit eigen beweging navraag gaan doen wat het nepwapen nu precies was en waar het vandaan kwam. Nadat hun door meerdere bronnen was bevestigd dat het niet om een nepwapen ging en dat het van Oey was en in de ambtswoning had gelegen, vroegen ze op donderdag commentaar aan politie en de gemeente. Het idee was toen nog: een bericht maken, met commentaar van de burgemeester. Haar woordvoerder verwees hen door naar haar partner: je moet bij hem zijn.

Oey bood aan de zaken uit te leggen, op voorwaarde dat het niet een verhaal werd zoals dat van De Telegraaf over zijn zoon. De verslaggevers verzekerden hem dat ze terughoudend zouden zijn over zijn zoon en beloofden hem dat hij het stuk te lezen zou krijgen en feitelijke onjuistheden mocht corrigeren. Daarna volgde het twee uur durende interview.

De uitgewerkte tekst werd vrijdag op de redactie besproken, een passage waarin Oey over zijn zoon sprak werd geschrapt. Aan het eind van de middag kreeg hij het artikel toegestuurd.

Daarna volgden twee telefoongesprekken met de auteurs: een over punten en komma’s en ’s avonds een waarin hij met een beroep op de beloofde „coulance” bezwaar maakte tegen een passage over mogelijke andere wapens in huis. Die opmerking was niet serieus bedoeld, maar een half-schertsende uitroep (overigens, zo heb ik de passage ook gelezen). De verslaggevers weigerden het aan te passen, omdat de afspraak was dat ze zijn zoon zouden ontzien, niet hem. Oey zelf, die ik erover benaderde, wilde geen nader commentaar geven.

Hamvraag: wat is hier nu het publieke belang? Sommige lezers verwijzen naar mijn eerdere opiniestuk waarin ik de Telegraaf-berichtgeving hekelde én de manier waarop ook NRC die toen volgde.

Schijnheilig? Bij lezing van dit interview viel ik ook van mijn stoel. Maar niet met het misselijke stomp-in-de-maag-gevoel dat die Telegraaf-voorpagina me gaf. Of, in eigen kring, het ziekenhuisverslag van weleer over prins Friso op de voorpagina van NRC. In De Telegraaf was de arrestatie van het minderjarige kind het voornaamste nieuwsfeit, met suggesties van hypocrisie en doofpot-gedrag van zijn moeder, die reageerde met een open brief.

Verkeerd aan de aanvankelijke NRC-berichtgeving was in mijn ogen niet dat dit nieuws werd gemeld, maar dat het gebeurde met het verkeerde accent: niet op de open brief van de burgemeester, dus de publieke kant van de zaak, maar op de arrestatie van haar kind – waarmee de krant het frame van De Telegraaf volgde.

De kwestie is een publieke zaak geworden door twee feiten: allereerst door die open brief aan de inwoners van haar stad, waarmee de burgemeester de „privézaak” voorlegde aan alle Amsterdammers. Dat is een ongebruikelijke stap voor een benoemde burgemeester, die geen rechtstreekse verantwoording verschuldigd is aan de bevolking maar aan de Kroon en de gemeenteraad. Bovendien ging Halsema in haar brief op de feiten van de strafzaak in, maar onvolledig. Dan kun je wachten op vervolgvragen.

Daarnaast: geklier van een minderjarige op een verlaten woonboot is privé, maar illegaal wapenbezit niet. Halsema’s partner is niet voor niets door de politie als verdachte in de zaak gehoord.

En de proporties van het interview met Oey? Had dit alles niet wat compacter gekund?

Misschien, over de presentatie op de voorpagina kun je twisten. Maar ik vrees dat de gedetailleerde weergave van het interview zelf vooral werd bevorderd door de vergaande inhoud van zijn uitspraken en het pregnante taalgebruik van de spreker, een volwassen man tenslotte en partner van de burgemeester van de hoofdstad van Nederland.

Dan is het een kwestie van publish and be damned.

Reacties: ombudsman@nrc.nl

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 21 september 2019.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in