Direct naar artikelinhoud
Extremistische teksten op islamscholen verbieden? Dat is niet de weg
Salafisme

Extremistische teksten op islamscholen verbieden? Dat is niet de weg

Beeld Meulendijks Nanne

De vrijheid van godsdienst maakt dat er weinig kan worden gedaan tegen extremistische lectuur op islamscholen. ‘Ook in kerken worden problematische teksten voorgelezen. Cruciaal is in welke context dat gebeurt’.

De extremistische teksten uit de weekendscholen die afgelopen week in het nieuws waren – dat ongelovigen gedood moeten worden in een islamitische staat, en dat een moslim beter daar kan wonen dan in Nederland – zijn zowel vervreemdend als vertrouwd voor hem.

Engin Baydar (25) bevond zich tot een paar jaar geleden in kringen waar men dat niet zulke hele gekke ideeën vond. “Ik zette me af tegen mijn ouders, die zelf weinig of niets doen aan het geloof. En ik vond het wel spannend: iedereen is toch een beetje bang voor deze variant van de islam. Maar ik ben gelukkig altijd blijven twijfelen en weer bij zinnen gekomen.”

Al zo’n vijftien jaar is bekend dat er lectuur in het Nederlands is waarin extremistische islamitische ideeën zijn opgetekend. Uit onderzoek van NRC en ‘Nieuwsuur’ bleek deze week dat die ook in het onderwijsmateriaal voor kinderen op weekendscholen terug te vinden zijn. Bij de meeste van de tien weekendscholen die ze doorlichtten, troffen ze teksten aan waarin gewelddadige straffen worden aanbevolen voor uiteenlopende ‘zonden’ in een islamitische staat.

Zweepslagen of stenigen

Zo moeten kinderen in de El Tawheed-moskee in Amsterdam antwoord geven op een meerkeuzevraag over de straf voor iemand die zich inlaat met zwarte magie:
a. zweepslagen,
b. stenigen,
c. doden met een zwaard
(het laatste is juist).

Elders wordt geleerd dat afvalligen en zelfs degenen die niet willen bidden de doodstraf verdienen. Hier geldt steeds: in een islamitische staat. Maar zo’n staat wordt vaak wel als ideaal voorgehouden. Er lijkt weinig aan te doen. De Onderwijsinspectie zei, geconfronteerd met het materiaal, dat ze niet dacht dat dit de grens van de wet overschreed. Ook jurist en kerkrechtdeskundige Teunis van Kooten schat in dat de teksten vallen binnen de godsdienstvrijheid. Binnen een moskee of kerk kan meer dan in het openbaar. “Er zit een grens aan die vrijheid, onder meer bepaald door het Nederlandse strafrecht. Je mag niet beledigen, niet oproepen tot haat en discriminatie of aanzetten tot geweld.”

Is daarvan dan geen sprake op de weekendscholen? Dat hangt er heel erg vanaf, zegt Van Kooten. “Neem een uitspraak als ‘je moet doden met een zwaard’. Cruciaal is welke uitleg een docent of imam daaraan geeft, dus wat die er verder bij zegt. Er zijn in het christendom ook problematische teksten – Psalm 137 bijvoorbeeld, waar staat: ‘Gelukkig is hij die de kinderen van zijn vijanden tegen de rotsen te pletter zal staan’. Dat wordt ook gewoon in kerken voorgelezen en dat mag de overheid simpelweg niet verbieden.”

Tere kinderziel

Toen Geert Wilders de Koran wilde verbieden, zegt Van Kooten, werden die heel onvriendelijke teksten in de Bijbel aangehaald. “Bij sektes zie je wel dat men hier een gekke, gewelddadige kant mee opgaat. Dat risico houd je altijd. Ik weet ook wel van protestantse catechisatielessen waar de predikant zei zich te schamen dat er nog katholieke kerken staan in Nederland, en jongeren dit als legitimatie gebruikten om rotzooi te trappen bij de katholieke kerk. Zo’n effect kan het dus hebben. Het gaat om de context waarin teksten wordt geplaatst. Werp je ze zomaar de groep in, recht in die tere kinderzielen? Of maak je duidelijk dat het in Nederland toch iets anders werkt?”

Tere kinderziel
Beeld Meulendijks Nanne

Dat er bij de straffen werd gezegd dat ze gelden in een islamitische staat, is volgens Van Kooten al te zien als een aanwijzing dat ze niet meteen moeten worden uitgevoerd. “In Nederland hebben we immers geen islamitische staat. Maar als je een islamitische staat als ideaalbeeld neerzet, denk ik dat je wel weer fors meer moet uitleggen om te zorgen dat kinderen het niet opvatten als een oproep om iets te doen met die straffen.”

Van Kooten ziet wel een mogelijke juridische weg in het civiel recht. Daarop deed ook de Joodse gemeenschap een beroep in de Goeree-zaak, in de jaren tachtig, toen het evangelistenechtpaar Goeree een tekst opnam in hun magazine waardoor de Joodse gemeenschap zich beledigd en gediscrimineerd voelde. “Ze vroegen om een publicatieverbod, en kregen dat ook. Homorechtenorganisatie COC of een andere groep die zich beledigd of bedreigd voelt zou eenzelfde zaak kunnen beginnen tegen zo’n weekendschool. Die kan een verbod eisen om dit soort dingen te onderwijzen, of eisen dat de school dat alleen nog mag doen mits voorzien van de context dat het niet in Nederland toegepast kan worden.

“Je moet dan wel hard maken dat ze dit ongefilterd aan kinderen vertellen: dat lesboek lijkt mij wat dat betreft niet voldoende. Je moet aantonen dat er niets over de context bijgezegd werd. Maar ook hier geldt dat de rechter, vanwege de scheiding tussen kerk en staat, niet zomaar kan voorschrijven wat ‘juist’ religieus onderwijs is.”

Hoewel vooral salafisten worden aangesproken op extremisme, voelt ook de rest van de soennitisch islamitische gemeenschap zich in het beklaagdenbankje gezet. En dus stuurden moskee-organisaties de afgelopen dagen verklaringen uit waarin ze afstand nemen van de teksten. Zoals ze ook standaard aanslagen afkeuren die uit naam van hun religie worden gepleegd.

Rasit Bal van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) liet via Facebook nog maar eens weten dat de overgrote meerderheid van de moslims al sinds het ontstaan van het salafisme (in de 13de eeuw) recht tegenover die stroming staat.

“Daarom zijn de overige 450 gebedshuizen niet verbaasd en gechoqueerd.” Intussen zijn ze druk bezig zich weerbaar te maken tegen dit intolerante gedachtegoed, ‘net als rest van de Nederlandse samenleving’.

De gevolgen van het Nederlandse en Belgische beleid tegen salafisme en radicalisering, en ook de rol van moslims daarin, staan centraal in een nieuwe bundel van cultureel antropoloog en salafismekenner Martijn de Koning, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is uiterst kritisch op de wijze waarop in de media en door politici over extremisme wordt gesproken. “Grote groepen moslims, dus niet alleen salafisten, worden gereduceerd tot verdachte risicofactor. Heel de islam wordt zo steeds meer een veiligheidsonderwerp. Dat maakt het makkelijker om steeds verdergaande maatregelen te nemen. Want wie wil er nou minder veiligheid?”

Respect voor extremisme

Maar volgens Engin Baydar, die nu adviseert over anti-radicalisering en er lezingen over geeft, is het juist terecht dat ook gewone moslims worden aangesproken. Hij ziet soms een bepaald ontzag voor extremistische geloofsgenoten, omdat die tenminste wél serieus met het geloof bezig zijn.

“De gemiddelde moslim leest de Koran niet. Dan is er een soort automatisch respect voor iemand die veel bidt en zich aan religieuze verplichtingen houdt, daar hou je je mond over. Op die manier maken de allerstrengste moslims heel subtiel de regels uit voor de rest. Bovendien zijn er ook kwalijke overtuigingen binnen gewone, traditionele moskeeën. Daar voelen ex-moslims zich ook vaak niet vrij om uit te komen voor hun ongeloof.”

Over deze kwesties twisten academici en beleidsmakers volop, wat bijdraagt aan de ongrijpbaarheid van het probleem. Daar spelen ook racisme en discriminatie een rol in. De Koning wijst erop dat moslims die hiermee te maken hebben gevoeliger kunnen worden voor de boodschap van militante groepen.

Neem het idee dat moslims uit Nederland moeten wegtrekken naar een islamitisch land. “Die wij-zij-taal vormt precies het spiegelbeeld van de boodschap van Wilders en extreem-rechts, die vinden dat moslims hier niet thuishoren. Hoe toevallig is dat, vraag je je af?”

Zwart-witbeelden

De Koning waarschuwt tegen zwart-witbeelden over salafisten. Ook zij luisteren heus niet altijd naar de imam, zegt hij. “Ik was voor mijn onderzoek bij lessen waarin een leerkracht zei dat je ongelovigen moet haten. Dan komt men gelijk met vragen: ‘Ja, maar hoe moet dat dan? Want we moeten ook de islam uitdragen en dat wordt dan moeilijk’. En bekeerlingen vroegen zich af: moet ik dan mijn ouders gaan haten? Dan komt men erop uit dat je hun ongelovigheid mag haten, maar dat je je ouders verder wel moet respecteren.”

Zulke vragen waren de reden dat Baydar het radicalisme vaarwel zei. “Ik kende heel veel mensen die niet geloofden, familieleden ook, die ik heel graag mocht. Het lukte me gewoon niet om die te gaan haten.” Het radicalisme sloot wel goed aan bij zijn gevoel dat Nederland hem niet wilde, zegt hij. “Ik had ook wel zo mijn ervaringen met racisme. In plaats van dat mensen mij in een scheldpartij gewoon een klootzak noemden, was het al gauw ‘stink-Turk’. Dat soort kleine dingen bouwden op en als puber ben je toch al fragiel. Geloof is een ultiem geneesmiddel daarvoor.”

Hiermee komen we volgens Baydar bij het ingewikkeldste punt. “Hun geloof is het allerbelangrijkste voor hen. Een harde aanpak werkt daarom niet: je kunt niet zomaar gaan sluiten en verbieden. Dan pak je alles van hen af en dan voelen ze zich heel naar, en aangevallen door het hele land. Het blijven mensen. Je kunt je voorstellen dat ze zich dan helemaal vastdraaien in boosheid. Neem het nikabverbod, dat versterkt alleen maar hun beeld en hun boodschap. Dat Nederland afschuwelijk is, en ze hier weg moeten.”

De vraag is hoe je hen op een menselijke manier kunt benaderen en toch hun geloof kunt bestrijden, zegt Baydar. “Ik ben echt niet de enige die op zijn schreden terugkeert. Sommige van die jongens uit mijn radicale tijd bidden ook al niet meer. Ik zie hen nu gewoon in vrouwelijk gezelschap in cafeetjes zitten.”

Lees ook:

Deze filosoof kruipt in het hoofd van fundamentalisten

De vraag waarom mensen de wending tot fundamentalisme maken ligt nog open. Filosoof en theoloog Rik Peels gaat een forse beurs gebruiken om tot nieuwe inzichten te komen.

Zij redde hem van de jihad

Moslimouders en hun kinderen vertellen over hun levens. Hoe anders zijn die? In deel drie van de interviewserie De appel en de boom: Fatima Ben Ayad en haar zoon Ilias Mahmoud Tighadouini.