Direct naar artikelinhoud
ANALYSEEEN HALVE EEUW NA 'DE CLUB VAN ROME'

De klimaatcrisis laat ons de grenzen van de groei voelen

Zicht op Rotterdam, een van de steden die alleen nog kunnen groeien ten koste van natuurgebieden.Beeld Marcel van den Bergh

De grenzen aan de groei waarover al zolang wordt gesproken, worden ineens tastbaar. Maar de problemen van nu brengen oude deugden boven, al heet ‘beteugeling van onmatigheid’ nu vliegschaamte.

Wij staan er gekleurd op met z’n allen. De stikstofcrisis – een urgent probleem waarvan we tot voor kort geen weet hadden – trekt ineens een zware wissel op de bouw en op de agrarische sector. Er dreigen drinkwatertekorten voor miljoenen Nederlanders in het stroomgebied van de Maas. Steden kunnen alleen nog groeien ten koste van schaarse natuur. Het spoor en het luchtverkeer kampen met capaciteitsproblemen. Ons stroomnetwerk, dat de ons omringende landen altijd ten voorbeeld werd gesteld, dreigt te bezwijken onder de toenemende vraag en aanbod van elektriciteit. Amsterdam kan zijn afval nauwelijks nog kwijt. De fileproblematiek op de Nederlandse snelwegen lijkt onoplosbaar.

Zo ziet een land eruit dat oploopt tegen de grenzen van de groei. Een land dat in 2035 ook nog eens een miljoen mensen meer moet huisvesten dan de ruim 17 miljoen die er nu al wonen (tegen circa 7,7 miljoen in 1919). Een land waarvan de bewoners zijn geconditioneerd door decennia waarin het hun, in materiële zin, per saldo steeds beter ging. Nu moeten zij het hoofd bieden aan krimpscenario’s, aan verdwijnende zekerheden en aan de circulaire economie. 

De laatste eeuwen is de mensheid er geregeld op gewezen dat haar natuurlijke hulpbronnen ooit zullen zijn uitgeput. Een rapport met die strekking van de Club van Rome, een informeel en daardoor wat ongrijpbaar gezelschap, had in 1972 wel een bijzonder grote impact. Vooral omdat de sombere scenario’s die in het rapport, Grenzen aan de groei, werden geschetst, ten onrechte als voorspellingen werden geïnterpreteerd. Daardoor gaf het rapport op termijn meer voedsel aan scepsis dan aan een gevoel van urgentie. 

Koning Willem-Alexander zal zijn onderdanen tijdens zijn zevende Troonrede, komende dinsdag, voorhouden dat het hun in die ongewisse toekomst heus goed zal gaan. Maar de vraag is of zij dat voetstoots willen aannemen. Het kost hun moeite om afscheid te nemen van de ‘gouden jaren’ die door Annegreet van Bergen met zoveel smaak zijn beschreven in haar gelijknamige boek.

Ontwenningsverschijnselen

Nederlanders kampen met ontwenningsverschijnselen, zegt Donald Pols, directeur van Milieudefensie. ‘We zijn er helaas op een negatieve manier van doordrongen geraakt dat ‘grenzen aan de groei’ niet langer een abstract begrip is. Maar de gevolgen daarvan zullen uiteindelijk positief zijn: we zullen worden geconfronteerd met onze gedeelde lotsbestemming en onze relatie met de natuur.’ Het klinkt een beetje zweverig, beaamt hij ongevraagd. ‘Maar het is de realiteit in wording. De millennials zijn zich er, meer dan hun ouders, van bewust dat het consumentisme met psychische leegte gepaard ging. Dat je beter één goede soja latte kunt drinken dan tien matige cappuccino’s.’

Op de vaststelling dat de consument de grenzen van de groei heeft bereikt, is volgens Pols wel wat af te dingen. Want er zijn consumenten in vele soorten en maten. ‘Zo’n 10 procent van de mensen consumeert de helft van de natuurlijke hulpbronnen. Van de armste helft van Nederland heeft 30 procent geen auto. Het klimaatprobleem is dus in belangrijke mate een verdelingsvraagstuk. Gewone mensen moeten toegang krijgen tot een duurzame levensstijl.’

Het huidige beleid bevestigt slechts de bestaande sociale verhoudingen, zegt Pols: de welvarende bovenkant krijgt subsidies voor de aanschaf van zonne­panelen en de isolatie van hun huis en kan zich de aanschaf van scharrelvlees veroorloven. ‘Voor de mensen aan de onderkant is zo’n ethisch consumptie­patroon niet weggelegd.’ Dit patroon kan niet worden doorbroken met een opgelegde begrenzing van de consumptievrijheid. ‘Want in een samenleving waar vrijheid en zelfontplooiing dominante waarden zijn, is zo’n aanpak gedoemd te mislukken.’ Pols ziet meer in een omkering van de beprijzing van consumptiegoederen: die zouden duurder moeten worden naarmate ze de natuur meer belasten. ‘Dus wil je per se een plofkip kopen? Prima, maar voor zo’n vervuilende keuze betaal je wel de volle mep.’

Volgens Christine Carabain, programmaleider duurzame samenleving bij het Sociaal en Cultureel Planbureau, zijn de consumenten in hun mentale aanpassing aan de klimaatverandering veel verder dan uit hun gedrag kan worden opgemaakt. ‘Ze aarzelen niet bij de vervanging van hun gasketel omdat het klimaat hen onverschillig laat, maar omdat ze onzeker zijn over de keuzes die de overheid maakt. Ze snappen niet waarom in Nederland een gastransitie nodig is terwijl ze in Duitsland juist aan het gas gaan.’

Wittemannenbolwerkjes

Het klimaatprobleem vraagt om ‘een stoere, daadkrachtige overheid’, zegt Carabain. Een overheid die uitlegt waarom ze doet wat ze doet, en die het gerede risico van controverses niet uit de weg gaat. Ze moet eraan bijdragen dat burgerinitiatieven, zoals de collectieve aankoop van zonnepanelen of de vestiging van een kleine energie-coöperatie, geen sociale ongelijkheid in de hand werken. ‘Nu zijn dat vaak nog bolwerkjes van witte, hoogopgeleide mannen van middelbare leeftijd.’

Maar zoals we inmiddels hebben kunnen vaststellen, is klimaatbeleid moeilijk te verkopen aan de burgers: zij zien wel de individuele kosten op de korte termijn, maar niet altijd de collectieve baten in de verdere toekomst. ‘De geesten worden rijp gemaakt met dystopische verhalen over een toekomst waarin we tot onze knieën in een moerasdelta staan’, zegt bestuurssocioloog Mark van Ostaijen. ‘Daarmee zijn mensen wel degelijk te mobiliseren. Al was het maar omdat daarmee een beroep wordt gedaan op de (religieuze) sentimenten waarmee onze samenleving vertrouwd is: zelfdisciplinering, driftregulering, de beteugeling van onmatigheid. Alleen hebben we het nu over vlieg- en doucheschaamte, maar feitelijk gaat het om hetzelfde.’

We vinden het, zegt Van Ostaijen, ‘een comfortabele gedachte’ dat we menen in de toekomst te kunnen interveniëren. Met wat goede wil zou je kunnen zeggen dat die gedachte haar origine vindt in de klassieke religies. ‘Die voerden dezelfde mobilisatiestrategie als de overheden die hun burgers mee willen krijgen met een ambitieus klimaatbeleid: zorg ervoor dat je, als de dag des oordeels aanbreekt, aan de goede kant van de lijn staat.’ Onder invloed van de klimaat­crisis keren we terug naar oude geloofsartikelen, zij het in een modern jasje.

De week van het stikstof

De stikstofcrisis trok de achterliggende week diepe sporen door het nieuws. D66 stelde voor de veestapel te halveren om nieuwbouw doorgang te kunnen laten vinden. Burgers proberen met het stikstofbesluit van de Raad van State in de hand de doorgang van evenementen te beletten.

Drinkwaterbedrijven sloegen alarm over de daling van de waterstand in de Maas in droge perioden. En als gevolg van de crisis bij vuilverbrander AEB trad de Amsterdamse wethouder Udo Kock terug.