Ga naar de inhoud

Pensioenakkoord, vakbonden en (reken)rente

Het onfatsoen van de overheid en ‘de politiek’ bleek maar weer eens toen de ex-minister van Financiën Dijsselbloem, vlak na het afsluiten van het pensioenakkoord, met de criteria kwam die de beleggingen van de pensioenfondsen moeten toetsen. De prognose voor het lange termijn rentepercentage voor Nederland werd naar beneden bijgesteld. Dat betekent voor de pensioenfondsen dat zij voor de beleggingsresultaten moeten uitgaan van een rekenrente die de 0 procent nadert.

5 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, oorspronkelijk verschene bij solidariteit.nl)

De timing van Dijsselbloem getuigde van weinig politieke beschaving en werpt een donkere schaduw over het gesloten pensioenakkoord. Binnen de vakbeweging worden verwoede pogingen gedaan om dit echec onder het tapijt te vegen, omdat deze miskleun ook het akkoord in een kwaad daglicht stelt. De criteria van Dijsselbloem kwamen voor de onderhandelaars, denk ik, als een donderslag bij heldere hemel en laat hun naïviteit zien. De discussies over de rekenrente en het rentepercentage – officieel vastgelegd door De Nederlandsche Bank als een norm voor het minimumtarief op de geldmarkt – lopen al jaren en zijn telkens een struikelblok in het pensioendebat. Door die percentages te gebruiken, moeten de pensioenfondsen met een laag rendement rekenen, terwijl die in werkelijkheid veel hoger is. Voor Duitsland geldt nu ongeveer 3 procent. Zou Nederland die norm hanteren voor de rekenrente, dan zou de situatie voor de pensioenfondsen rooskleurig worden. Want 1 procent hogere rente betekent een verhoging van de dekkingsgraden van ongeveer 15 procentpunten. Een berekening die veel dichter komt bij de reële situatie van de beleggingen door de pensioenfondsen.

Goedgelovig

De vakbonden hebben verzuimd om een norm voor het rentepercentage, en de daaraan verbonden rekenrente, te stellen in de onderhandelingen over het pensioenakkoord. Hadden ze dat gedaan, dan bood het akkoord wellicht meer mogelijkheden. Er zouden dan in ieder geval geen kortingen hoeven plaats te vinden en de indexatie van de pensioenen (oorspronkelijk het belangrijkste strijdpunt) was geen enkel punt geweest. De grote berg van het vermogen van de pensioenfondsen zou dan een terechte bestemming krijgen.

Nu zitten de onderhandelaars met de gebakken peren. Hun goedgelovigheid heeft de positie van de vakbonden ernstig verzwakt in de verdere uitwerking van het gesloten akkoord. De reden, lijkt mij, waarom een aantal bestuurders min of meer een verbod uitvaardigde om binnen de bond te discussiëren over de rekenrente. Ze hebben door de truc van PvdA’er Dijsselbloem een geweldige zeperd opgelopen. Het is begrijpelijk dat de bonden proberen deze misser te herstellen in de verdere onderhandelingen over de uitwerking van het akkoord, maar dit mag niet leiden tot een onderlinge uitwisseling van de gestelde eisen.

De manoeuvre van Tuur Elzinga om de AOW te verhogen – zo uit te voeren door Rutte 3 – is een sympathieke gedachte die echter weinig oplost. Het probleem is dat het een algemene maatregel is die geen structurele bijdrage levert aan het stabiliseren van de inkomsten van ouderen. Bovendien werkt zo’n regeling niet nivellerend, want ook de miljonair van 66 jaar en 4 maanden zou die AOW-verhoging innen. Het toont maar weer aan dat het stelsel van de oudedagsvoorziening helemaal niet zo sociaal is als wordt beweerd. De vakbeweging heeft zich hier lelijk op verkeken.

Het kan nog erger

De afgelopen weken werd duidelijk dat de situatie nog ernstiger is. Het ‘debacle van Draghi’ wordt nog erger. Als voorzitter van de Europese Centrale Bank is hij de architect van de lage Europese rentevoet. Zijn motivatie is om met goedkoop geld de economie aan te jagen. Een aantal jaren na de crisis is gebleken dat deze ingreep niet meer werkt. In de oorspronkelijke filosofie over de economische neergang geldt dat goedkoop geld door een lage rente, ondernemers stimuleert te lenen voor investeringen in hun bedrijf. Maar die stelregel werkt niet meer, omdat dergelijke investeringen in de productie te weinig renderen. Denk daarbij aan de analyse van Piketty: geld rendeert beter door het niet te beleggen in de reële economie waar geproduceerd wordt. Nu er weer een recessie aan zit te komen, alle tekenen wijzen er op, wordt dezelfde maatregel weer van stal gehaald. Het gaat niet werken.

Op de heidag van casual Rutte 3 kwam de redenering weer vol uit de kast. Het geld is zo goedkoop dat het bijna loont om schulden te maken. Er komen miljarden als stimuleringsfonds voor de economie. De media wisten al snel dat het fonds niet gebruikt wordt voor bijvoorbeeld de verhoging van de AOW. Het is bedoeld, zoals werkgeversvoorzitter De Boer graag wil, voor verbetering van de infrastructuur en ruimte voor versterking van de economie. Het fonds komt dus niet (direct) ten goede van de bevolking. Zo worden bijvoorbeeld problemen bij de belastingdienst met de toeslagen niet opgelost, komen er geen betaalbare woningen, staan kleinere schoolklassen niet op de agenda en zijn structurele loonsverhogingen niet aannemelijk. Kortom, het goedkope geld is er niet voor ons.

De overheid onder leiding van minister van Financiën Hoekstra gaat de boer op, of preciezer de financiële markten, om geld voor het nieuwe fonds tegen lage rente te lenen. Daarbij zal hij snel terechtkomen bij de institutionele beleggers. Juist, precies, bij de pensioenfondsen, want die bulken van het geld: samen goed voor 1.430 miljard euro volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en De Nederlandsche Bank. En dan wordt het echt heel merkwaardig. Het mes heeft twee scherpe kanten. Ten eerste brengt de lage rente de pensioenfondsen bij de veronderstelde afgrond, dreigen er kortingen op de pensioenen en kan er al meer dan tien jaar niet geïndexeerd worden. Ten tweede zit er nu voldoende in de pensioenfondsen om daarmee tegen een bijna negatieve rente het stimuleringsfonds van Rutte 3 te vullen.

Er is verzet nodig tegen deze onzin, een verzet waarvoor de vakbeweging onder anderen haar leden zou moeten mobiliseren.