Direct naar artikelinhoud
Interview

Sigrid Kaag: ‘Onvrede moet je nooit aanwakkeren’

D66-minister Sigrid Kaag heeft deze zomer níet nagedacht over het lijsttrekkerschap. Ze weet wel waar een leider aan moet voldoen: inspireren, vertrouwen wekken.

‘Kijk vooral naar vrouwelijk leiderschap.’Beeld Jitske Schols/Lumen

Sigrid Kaag, D66-minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, woont in Scheveningen, haar man in Jeruzalem, maar hij is vaak in Nederland. Door hun internationale banen hebben Kaag (57) en haar man hun vier kinderen over de hele wereld meegenomen. Nu wonen ze in Den Haag.

Uw kinderen gebruiken uw achternaam als ze in Nederland een sollicitatiebrief schrijven en niet die van uw Palestijnse man.

“Ja, dat was nota bene het idee van mijn man. Hij volgt de Nederlandse arbeidsmarkt niet echt, maar weet hoe het werkt. Ik heb gezegd dat ik het eigenlijk principieel fout vind. Toch heb ik gezegd: kijk maar eens of je hier bordenwasser kunt worden. En inderdaad, ineens waren ze met een Hollandse naam wel voldoende gekwalificeerd om bordenwasser te zijn. Maar mensen moeten het recht hebben op dezelfde voorwaarden te concurreren.”

U heeft door uw VN-werk als Unicef-directeur in Afrika en als hoofd van een ontwapeningsmissie in Syrië veel heftige dingen gezien.

“Elke oorlogssituatie met burgerslachtoffers is verschrikkelijk. Ik heb mensen en kleine kinderen zien sterven in mijn aanwezigheid. Er zijn beelden die je niet vergeet. De totale onmacht die ik dan ervaar en waar ik me ook voor schaam, zeker in het werk nog vóór mijn ministerschap. Mijn opdracht is duidelijk dat ik iets doe met wat ik daar zie, maar je mag ter plekke nooit de illusie wekken dat er meteen wat zal veranderen. Dat vind ik een last maar ook een morele verantwoordelijkheid.”

Is het met uw voorgeschiedenis lastig als in dit aangeharkte land boze mensen tekeergaan?

“Je kunt bezwaarlijk anderen blijven confronteren met het absurde lijden van mensen elders. In rapporten van de planbureaus is de tekst: met mij gaat het goed, maar met het land minder. Bij mijn terugkeer in Nederland was ik verwonderd over de toon van het debat, de polarisatie en het enorm aanzetten van verschillen. Onvrede moet je nooit aanwakkeren. Mijn idee is dat je overbruggend verbinding creëert, sociale cohesie. Je moet de onvrede niet bagatelliseren, je moet daar wel mee aan de slag.”

Wat hebt u ontevreden mensen te bieden?

“We moeten onszelf wel voorhouden hoe goed het gaat in brede zin. Economie, scholen, kansen; we zijn een tamelijk gelijkwaardige maatschappij. We hebben veel om trots op te zijn. Die mensen die zich achtergesteld voelen, daar moeten we mee aan de slag. Als je kijkt naar de verkiezingsuitslagen: tachtig procent wil gerustgesteld en verbonden worden. Maar dat vergt meer van iedereen die politiek bezig is.”

Wat moet een politiek leider kunnen?

“Een leider moet visie kunnen articuleren, inspireren, vertrouwen wekken. Een rechte rug hebben, niet met alle winden meewaaien, ook al is het impopulair. Als je denkt dat het verstandig is, moet je proberen te overtuigen, je niet laten intimideren. Qua politiek: niet achter elke peiling aan. En je niet door media laten bepalen. Als je alleen afgaat op je profiel in de ­media, lever je niets. Je moet authentiek zijn.”

Vorig jaar wist u nog niet of u in 2021 D66-lijsttrekker wil worden. En nu?

“Mijn man vraagt er zelfs niet naar, ik heb er ­deze zomer niet over nagedacht. De periode na Alexander Pechtold moeten we kijken welke combinatie van leiderschap in aanloop naar de verkiezingen ons het beste zal helpen de inhoud naar voren te brengen. Welk team onze geloofwaardigheid aan tafel kan versterken. Goeie teams kunnen heel krachtig zijn, is mijn ervaring. Misschien kijken kiezers nog steeds naar dat hoofd op het verkiezingsaffiche, maar misschien ook niet, je kunt dat overschatten.”

Wilt u een duo- of een trioleiderschap?

“Ik wil niet vooruitlopen op duo’s of trio’s. Toen Pechtold vertrok heeft hij een team achtergelaten. En ik vind dat Rob Jetten dat leiderschap op geweldige manier invult. Ik wil ook zeggen dat het goed is dat er een vrouwelijke minister-president komt. Dat we ook dat glazen plafond eens doorbreken. Alle partijen hebben supervrouwen. Maar nog steeds is de lijsttrekker een man. Dat automatisme in Nederland is een beetje achterhaald. Kijk ook vooral naar het vrouwelijk leiderschap dat we hebben, zou ik tegen alle partijen willen zeggen.”

U zou daar toch niet voor weg moeten lopen.

“Dat klopt. Maar ik ben het meest bezig het ministerschap zo goed mogelijk te vervullen. Wat je achterlaat is net zo belangrijk als wat je denkt dat je eventueel kunt bijdragen. Ik wil in principe graag door, relevant zijn voor D66 in Nederland, maar heb geen functiegerichte ambitie.”

U zou in 2021 dus minister kunnen worden, of lijsttrekker of een combinatie daarvan.

“Dat zou best mogelijk kunnen zijn.”

U zei eerder dat uw leeftijd een rol speelt in de afweging. Els Borst was 62 als lijsttrekker.

“Ik vind wel dat dit een tijd is voor de jeugd. Ik heb enorm vertrouwen in de jonge mensen, ik vind dat in onze partij Rob het geweldig doet.”

Bent u niet veel meer de diplomaat die globale uitdagingen aangaat dan de politiek leider die de radertjes in de polder goed laat draaien?

“Ik heb kennis en ervaring. Ik hoop dat ik mijn steentje bijdraag in de ministerraad en de partij. Een belangrijk aspect is dat je zowel nationaal als internationaal kunt fungeren. Dat zie je bij premier Rutte. Burgemeester, daar zou ik ­totaal ongeschikt voor zijn. Ik zou als minister actief willen zijn op alle thema’s voor zo’n internationaal opererend land als Nederland en de Nederlandse boodschap blijven uitdragen. Daar horen deze radertjes ook bij.”

Droom

“Ik hoopte eerst arts te kunnen worden, maar ik bleek totaal niet goed in bêta-vakken. Mijn ambitie is bijgesteld. Politiek heb ik altijd leuk ­gevonden, maar ik heb het meer benaderd vanuit politieke wetenschappen. Ik vind altijd wel belangrijk dat je zo veel moge­lijk probeert je passie na te leven met alle compromissen die je daarbij moet sluiten.”