Direct naar artikelinhoud
OpinieIdentiteitspolitiek

Zwart, wit, man, vrouw, hetero, homo, moslim: mensen zijn zoveel gecompliceerder dan de etiketten die ze opgeplakt krijgen

Zwart, wit, man, vrouw, hetero, homo, moslim: mensen zijn zoveel gecompliceerder dan de etiketten die ze opgeplakt krijgen
Beeld Eleni Debo

Hoewel identiteitspolitiek een reactie is op racisme en discriminatie, ligt het er soms dicht tegenaan, betoogt student rechtsgeleerdheid Yasmine Finani (21). Ze legt uit waarom zij niet meer wil hoeven kiezen tussen Marokkaans en Nederlands. 

Mijn vader is Marokkaans en mijn moeder is Nederlands. Toen mijn broertjes en ik klein waren, zeiden we altijd tegen onze vrienden dat onze ouders net zwarte koffie en witte melk zijn. Zelf zijn we dan dus een ‘goed gemixte cappuccino’. Ik zeg hier expres gemixt, want ik zou graag door het leven gaan zonder al te veel gekoppeld te worden aan één identiteit. Ik ben Nederlands, Marokkaans, maar ook rechtenstudent, bestuurslid van een studentenvereniging, ik houd van lekker koken, goede boeken lezen en bingewatchen.

En o ja, voor een zak snoep mag je me altijd wakker maken.

Ik ben vooral Yasmine – en ik zou willen dat andere mensen mij ook zo zien en niet als een wandelend etiket. Etiketten zijn stickers die op je worden geplakt, ze reduceren je tot een korte beschrijving van wie je zou zijn en nodigen daardoor gemakkelijk uit tot vooroordelen. En nog erger: ze hebben de irritante neiging nooit meer van je af te gaan.

Mijn grote held Martin Luther King had lang geleden een droom, waarin hij de hoop uitsprak dat zijn vier kinderen op een dag niet meer zouden worden beoordeeld op de kleur van hun huid, maar op hun karakter. Nog mooier dan dromen is wakker worden in de wereld die King voor zich zag. Het zijn geen clichédenkbeelden, want als we dat zeggen, plakken we op de beroemdste droom ter wereld alweer een etiket. Het zijn idealen die nog steeds de moeite waard zijn om na te streven, misschien wel meer dan ooit.

Laat me uitleggen waarom ik de noodzaak voel dit pleidooi juist nu te houden. Eerder kwam het niet in me op, omdat mijn dubbele afkomst nooit problematisch voor mij was. Ik ben beïnvloed door mijn vader, die in Marokko werd geboren en vanaf zijn 15de in Frankrijk woonde. Toen hij ouder werd, reisde hij door de Verenigde Staten en Zweden, voor hij zich in 1989 vestigde in Nederland. Als ik hem als kind vroeg wat hij zich voelde, Marokkaans of Nederlands of nog iets anders, gaf hij altijd hetzelfde antwoord: ‘Lieve Yasmine, ik ben een wereldburger.’

Zonder dat ik het doorhad, ben ik mezelf ook zo gaan beschouwen. Ik ben in 1998 geboren in Amsterdam, groeide op in Groningen en ging naar een christelijke basisschool. Thuis spraken we Nederlands en leerde ik alles over de Nederlandse normen en waarden. Op mijn 9de verhuisden we voor drie jaar naar Marokko, waar ik op een islamitische basisschool zat en de Marokkaanse normen en waarden meekreeg. Sindsdien wist ik het zeker: Marokko en Nederland zijn voor mij even vertrouwd. Ik hoef niet te kiezen.

Maar het wordt me de laatste tijd niet makkelijk gemaakt dit vol te houden. We leven in tijden van identiteitspolitiek en die hebben invloed op mij. Ik lees erover en merk het ook aan de vraag die mij vaak wordt gesteld: wat voel je je, Nederlands of Marokkaans? Ook al wil ik het niet, soms begin ik toch te twijfelen.

Identiteitspolitiek ontstond midden vorige eeuw toen King en andere zwarte leiders in de Verenigde Staten het racisme tegen de Afro-Amerikanen wilden aanpakken. Ze deden dat onder andere door zich zelfbewust te identificeren met hun zwarte identiteit, hoewel dat voor de een belangrijker was dan voor de ander. King wilde dat zwarte en witte mensen samen optrokken in hun strijd tegen onrechtvaardigheid, Malcolm X vond lange tijd dat zwarte mensen alleen vooruit konden komen in afzondering.

Laatst las ik de brieven die de Amerikaanse auteur James Baldwin in 1963 schreef onder de titel The Fire Next Time. Vorig jaar zijn ze in Nederlandse vertaling uitgekomen – getiteld Niet door water maar door vuur – en dat is veelzeggend. Baldwin, wiens ideeën tussen die van King en Malcolm X in zitten, is aan een wedergeboorte bezig. Het sluit aan bij de hernieuwde belangstelling voor identiteitspolitiek, die vanuit de Verenigde Staten naar Nederland is overgewaaid. Het boek maakte indruk op me: ineens begreep ik hoe het moet zijn geweest om in de zwarte New Yorkse wijk Harlem op te groeien, zoals Baldwin. Het was een keiharde wereld, waarin hij niets betekende vanwege zijn huidskleur. Hij zag hoe mensen om hem heen pooier, hoer of dealer werden. Anderen klampten zich vast aan de kerk. Er was weinig kans op ontsnappen aan dit uitzichtloze bestaan en de politie was eeuwig tegen je.

Baldwin zocht naar een uitweg en hij betoogde dat we allemaal ons verleden moeten accepteren, want dan zal duidelijk worden dat de zwarte bevolking een eindeloze strijd om een eigen identiteit heeft gevoerd in een door witte mensen gedomineerde wereld. Pas als we dat erkennen, kan er een inclusieve wereld ontstaan. Hoopvol schrijft hij: ‘Kortom, wij zwarten en witten hebben elkaar hard nodig als we werkelijk één natie willen worden, dat wil zeggen: als we werkelijk op een volwassen wijze onze identiteit als mannen en vrouwen willen verwezenlijken.’

Yasmine Finani

Toen ik dit las, begon ik anders over identiteit te denken. Wanneer je leven bestaat uit overleven in plaats van leven, kan identiteitspolitiek noodzakelijk zijn. Wanneer je altijd bent vernederd om je huidskleur, kan het helpen daar juist trots op te zijn en op die manier aandacht te vragen voor de achterstandspositie waarin je zit. Het is een schreeuw om rechtvaardigheid en die is volkomen legitiem.

Opnieuw zag ik de positieve kanten van dit gedachtegoed toen ik in de Volkskrant een column van Asha ten Broeke las, onder de kop: ‘We hebben juist meer identiteitspolitiek nodig, niet minder’. Ze laat zien hoe identiteitspolitiek door tegenstanders wordt geassocieerd met iets slechts, met gif, pijn of terreur. Ten Broeke ervaart dat totaal anders. ‘Ik herken er vooral waarden in waarvan ik hoop dat ze nog altijd breed gedeeld worden: wijsheid, vrijheid, gelijkheid, solidariteit.’

Tegenstanders plakken de term ‘identiteitspolitiek’ vaak op de emancipatiestrijd van politiek links en veroordelen die daarmee. Ik begon in te zien dat ontzettend veel mensen aan identiteitspolitiek doen. Niet alleen links, iedereen die wel eens een persoon heeft gereduceerd tot een uiterlijk kenmerk en daarmee dacht van alles over hem of haar te weten, doet aan identiteitspolitiek.

Ik begon na te denken over mijn eigen identiteit. Mijn vroegere geschiedenisleraar zei altijd dat identiteit te maken heeft met het land waarin je woont, de taal die je spreekt en vooral met een gemeenschappelijk verleden. Toen ik er zo over nadacht, moest de conclusie wel zijn dat ik objectief gezien meer Nederlands ben dan Marokkaans. Ik woon in Nederland, spreek Nederlands en deel de Nederlandse geschiedenis met iedereen om mij heen.

Maar toen ik zover was met mijn gedachten, zag ik plotseling wat ik aan het doen was. Ik was aan het kiezen tussen twee landen, culturen en families die ik allebei liefheb. Dat wilde ik helemaal niet.

Er kwam nog een herinnering boven aan de middelbare school. Toen in 2015 de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs plaatsvond, was ik net als iedereen enorm aangedaan. De volgende dag kwam ik aan op het schoolplein, ik was 16 jaar, en een jongen vroeg mij hoe ik het vond wat ‘mijn mensen’ hadden gedaan. Wat zou ik ervan vinden als ‘zijn mensen’ de mijne zouden vermoorden?

Ik vond het belachelijk wat hij zei, maar vele jaren later zag ik in dit incident toch ook de overeenkomsten met identiteitspolitiek. Je krijgt een etiket of plakt een etiket op jezelf, maar hoe dan ook word je gereduceerd tot één aspect van je persoonlijkheid: Nederlander, Marokkaan, zwart, wit, man, vrouw, hetero, homo, moslim, niet-moslim. Benauwend.

Het effect van dit denken is terug te zien in het publieke debat. Het is de afgelopen jaren een stuk lastiger geworden om openlijk te zeggen dat je je met een ander identificeert. Wanneer je niet zwart bent, snap je niet hoe het is om racisme te ondergaan. Wanneer je een man bent, weet je niet hoe moeilijk het voor een vrouw is om op te klimmen in de zakenwereld. Wanneer je hetero bent, kun je je niet voorstellen hoe het voelt om uit de kast te komen. In diezelfde redenering mag Martin Luther King niet een van mijn helden zijn, want ik ben geen Afro-Amerikaan.

Dit mechanisme ontneemt ons een heleboel kansen om ons te verdiepen in onbekende werelden, om empathie te tonen en te bewonderen. Ja, ik krijg van Nederlanders altijd dezelfde vragen over Marokko. Rijden ze daar op kamelen? Zijn alle Marokkaanse vrouwen gesluierd? Kun je er wel alcohol krijgen? Ik vind het juist geweldig, al die belangstelling. Zo kan ik over Marokko vertellen en laten zien dat het land anders is dan veel mensen denken.

Ik zag laatst een filmpje van Jonathan Haidt, hoogleraar ethisch leiderschap aan de New York University, die precies verwoordt hoe ik over identiteitspolitiek denk. Hij onderscheidt twee vormen. De eerste is die van Martin Luther King, die de groep van gediscrimineerde Afro-Amerikanen openstelde voor iedereen. Hij benoemde wat ze gemeenschappelijk hadden – hun strijd tegen onrechtvaardigheid –, maar zei ook dat ‘sommige broeders en zusters’ leden onder alle ongelijkheid en andere niet. ‘Dat werkt’, aldus Haidt.

De andere manier van identiteitspolitiek bedrijven is door de achtergestelde groep juist níét open te stellen en iedereen erbuiten uit te roepen tot de vijand. ‘In een multi-etnische samenleving is dat gevaarlijk’, zegt Haidt – en ik ben bang dat hij gelijk heeft. Identiteitspolitiek kan een tijdje effectief zijn, maar altijd loert het gevaar dat ze omslaat in iets wat ze bestrijdt. Identiteitspolitiek is een reactie op racisme en discriminatie, maar ligt er soms dicht tegenaan. Beide generaliseren en verklaren hoe iemand is op grond van één aspect van zijn persoonlijkheid.

Zo kan een keten van steeds nieuwe vormen van identiteitspolitiek ontstaan. Zwarte identiteitspolitiek was een antwoord op witte identiteitspolitiek en nu vinden sommige witte politici het tijd om dáár weer een antwoord op te formuleren. Denk aan de Amerikaanse president Trump die meent dat een Congreslid beter kan vertrekken naar haar geboorteland Somalië. In eigen land hebben we Thierry Baudet die bang is voor homeopathische verdunning en droomt over een boreale samenleving.

Ik ontdekte dat Baldwin in de jaren zestig al waarschuwde voor de gevaarlijke kanten van identiteitspolitiek. Hij wilde niets liever dan dat zwarte mensen in de Verenigde Staten zich zouden ontworstelen aan hun ellendige situatie, maar daarbij moesten ze niet dezelfde fouten maken als witte mensen. Hij schreef: ‘Maar er is mij ook veel gelegen aan hun waardigheid en hun zielenheil, en ik verzet me dan ook tegen elke poging van zwarten om anderen aan te doen wat hun is aangedaan.’

Baldwin heeft gelijk, laten we een beetje welwillend zijn tegenover elkaar en niemand buitensluiten. Ik ga dus door met vragen beantwoorden over Marokko. Maar ik ga geen antwoord meer geven op de vraag of ik me Nederlands of Marokkaans voel en ik zal dan ook uitleggen waarom. Het doet geen recht aan de werkelijkheid. Mensen zijn zoveel gecompliceerder dan één woordje uit het hele verhaal dat ze met zich meedragen. Dat is juist mooi, want daardoor kunnen we beter op zoek naar wat we delen.

Het is zoals Mounir Samuel in de Volkskrant zei: ‘Wat heeft een hipstermoeder met bakfiets met een Turks-Nederlandse islamitische slager gemeen? De buurt waarin ze wonen, de krant die ze lezen, dat ze misschien allebei van Andrea Bocelli houden, dat ze kinderen op dezelfde school hebben.’

We hebben zoveel meer overeenkomsten dan we denken. Als we dit beseffen, is de ander niet de vijand, maar iemand die misschien wil meehelpen met de strijd tegen uitsluiting. Zo kan de inclusieve samenleving ontstaan waarvoor ik wakker wil worden.

Yasmine Finani (21) is student Rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit in Groningen.