Direct naar artikelinhoud
Column

Ik wilde tegen de imam uitroepen: ‘Godskolere zeg, dat méén je niet!’, maar dat leek me niet netjes

Ik wilde tegen de imam uitroepen: ‘Godskolere zeg, dat méén je niet!’, maar dat leek me niet netjes

‘Je kunt niet met een niet-moslim trouwen’. Ik bleef de imam vragend aankijken. ‘Mág het niet of kán het niet?’, vroeg ik. Hij begreep het verschil en gaf me een minicollege islamitisch privaatrecht. Hij vertelde dat een huwelijk niet kan worden voltrokken als er ‘belemmeringen’ zijn in de persoon van de kandidaat. Bijvoorbeeld als die broer en zus van ­elkaar zijn. Of als de man geen moslim is. Ik moest het even verwerken: het was juridisch onmogelijk om te trouwen bij de imam. Ik voelde me afgewezen. Vorige week schreef ik over de ‘rimpelingen in het water’ toen mijn man en ik een relatie kregen. Nou, dit was daar een van.

Ik wilde in het gesprek met de imam eigenlijk uitroepen: ‘Godskolere zeg, dat méén je niet!’, maar dat leek me niet netjes. In plaats daarvan vroeg ik waarom islamitische vrouwen geen keus hebben, terwijl mannen kunnen trouwen met wie ze willen. Zijn antwoord: ‘De man wordt gezien als pater familias.’ U weet wel, de baas die de koers bepaalt. Islamitische vrouwen zouden door andersgelovige echtgenoten onderdrukt kunnen worden bij de uitoefening van hun religie en eventuele kinderen zouden, gedwee hun vader volgend, geen moslim worden. Die angst voor andersgelovigen leek me ietwat overspannen: de islamitische mannenwereld kan de onderdrukking van vrouwen prima zelf af.

Overigens hoefde ik slechts naar mijn moeder te kijken om te weten dat er geen snars klopte van de paterfamiliastheorie. Iedereen bij ons thuis is bang voor haar. Ze heeft mij altijd voorgehouden dat ik als vrouw een ware ­koningin ben, terwijl mannen, nou ja ach, ­natuurlijk wel aardig zijn om erbij te hebben, maar dat ze verder volstrekt ongeschikt zijn om te volgen. ‘Mannen zijn vooral op zichzelf gericht’, zei ze dan, ‘als vrouw moet je de boel draaiende houden.’ Bij het liedje Run the World van Beyoncé moet ik daarom altijd aan mijn moeder denken.

Toen mijn man en ik een relatie kregen, was ik nauwelijks bezig met de relatie zelf, daarvoor had mijn verliefdheid te veel consequenties. Ineens werd overal een enorme stellingname in gezien. Dat ik een Nederlandse man wilde, betekende vast dat ik mijn eigen ­Marokkaanse broeders afkeurde. En als ik geen problemen had om met een niet-moslim te trouwen, wat voor gare moslim was ik dan eigenlijk? En hoe zat het met het respect voor mijn ouders? Schoof ik de mensen aan wie ik alles te danken had zomaar aan de kant?Ondankbare dochter!

Aan de keuze voor een Nederlandse man werd mijn hele identiteit opgehangen. Ik was daar dus meer mee bezig dan met de vraag welk jurkje ik zou aantrekken voor de volgende date. Als mijn man trouwens niet zo volhardend was geweest, waren er überhaupt geen afspraakjes meer gekomen. Ik had de handdoek allang in de ring gesmeten. Maar we bleven een stel, en mijn moeder was ­helemaal weg van haar nieuwe schoonzoon.

Mooi, dacht ik, komt het allemaal toch nog goed. Maar toen bleek dat ik de Nederlandse kant was vergeten. Met mijn arrogante ­­ik-ben-een-koningin-opvoeding was het niet eens in me opgekomen dat er ook aan de zijde van mijn man afkeuring kon zijn. Erg naïef, maar ik was oprecht verbaasd toen er bezwaar tegen mij was. Maar uiteindelijk dacht ik: ­fuck it. Ik ben een koningin, en ik heb mijn koning gevonden.