DNB sprak afgelopen dinsdag de verwachting uit dat de werkloosheid naar het historisch lage niveau van 3,3 procent daalt en daar de komende paar jaar ook blijft.
Het tekort aan arbeidskrachten zorgt ervoor dat werkgevers alles uit de kast halen om personeel binnen te krijgen en te behouden. Zo blijkt uit een peiling van werkgeversorganisatie AWVN dat 68 procent van de werkgevers nieuwkomers hoger inschaalt om ze maar aan te trekken. Dit betekent gemiddeld 8,5 procent extra salaris.
DNB voorspelt dat de cao-lonen volgend jaar met gemiddeld 2,8 procent stijgen en in 2021 met 2,9 procent.
'Het duurt altijd even'
De laatste jaren waren er veel vragen over de achterblijvende loongroei, maar volgens arbeidseconoom Paul de Beer van de Universiteit van Amsterdam is dat geen onbekende klacht.
"Iedere keer wanneer de economie uit de crisis komt, ontstaat in eerste instantie altijd een discussie over de baanloze groei, omdat het altijd even duurt voordat de werkgelegenheid reageert op het aantrekken van de economie", zegt hij.
Ik denk dat het ook een deel angst en zuinigheid is geweest bij bedrijven.
"Vervolgens ontstaat er altijd discussie over waar de loonstijging blijft. Dit is geen nieuwe discussie, die wordt iedere keer opnieuw gevoerd."
Bas van der Klaauw, arbeidseconoom aan de VU, denkt dat bedrijven ook gewoon voorzichtig waren na de crisis. "Ik denk dat het ook een deel angst en zuinigheid is geweest bij bedrijven. Aan het einde van zo'n crisis gaat het beter en is het altijd de vraag hoe stabiel dat is. Dan duurt het gewoon even voordat bedrijven echt weer bereid zijn om hogere lonen te betalen."
'De cyclus wordt platgedrukt'
Van der Klaauw merkt ook op dat lonen in Nederland tijdens een crisis maar moeilijk dalen en dat deze crisis ook langer duurde. "Dan zie je gewoon dat die lonen verder hadden moeten dalen, maar dat kan niet." Zo'n cyclus wordt dan platgedrukt, legt hij uit. Lonen dalen minder tijdens een crisis, maar het duurt ook even voordat die weer stijgen.
Dus dan hebben we in feite nog misschien twee of drie jaren dat de lonen fors kunnen stijgen.
Ook De Beer vindt het niet verwonderlijk dat het na het aantrekken van de economie lang duurt tot de lonen stijgen. Hetzelfde gebeurt wanneer het slecht gaat met de economie, legt hij uit. Het duurt dan altijd even voordat de lonen reageren op de afnemende werkgelegenheid. "Dat neemt niet weg dat ik wel het gevoel heb dat het langer duurt dan andere jaren", merkt hij op.
Flexibilisering, technologische ontwikkeling en vakbonden
Wetenschappers hebben een paar verklaringen voor waarom het nu langer lijkt te duren dan anders.
- Het aanbod van arbeid flexibeler geworden, legt De Beer uit. "Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt is er niet snel sprake van krapte, omdat er toch nog altijd een behoorlijk ruim aanbod is van arbeiders uit Oost-Europa", zegt hij. "Zelfs als de officiële werkloosheid laag is, betekent dat niet dat de echte arbeidsmarkt krap is."
- Het aantal Nederlanders dat een flexibel werkverband heeft is de laatste jaren enorm toegenomen. "Dit betekent dat een groot deel van de beroepsbevolking toch minder zeker is van zijn of haar baan en daardoor ook - om het maar simpel te zeggen - makkelijker kan worden afgescheept met een laag loon omdat men toch vaak weinig alternatieven heeft."
- Voor werkgevers is het makkelijker om te kiezen voor nieuwe technologie in plaats van meer personeel. De Beer geeft het voorbeeld van een distributiecentrum. Als de lonen stijgen, zal verregaande automatisering voor een bedrijf steeds aantrekkelijker worden.
- De macht van de vakbond lijkt af te nemen. Eerder wees DNB-president Klaas Knot hierop toen hij in 2017 werd gevraagd naar achterblijvende loongroei. "Vakbonden hebben minder onderhandelingsmacht en zijn minder georganiseerd", zei hij toen.
Vette jaren na magere jaren?
Maar na die paar magere jaren zouden dan eindelijk de vette jaren moeten komen voor werknemers. Gelukkig blijft die loongroei waarschijnlijk ook even doorgaan, ook als er een crisis komt. "Stel dat begin volgend jaar de economie zou inzakken. Dan duurt het een jaar voordat zich dat gaat vertalen in een duidelijk oplopende werkloosheid", zegt De Beer.
"Vervolgens duurt het nog een jaar voordat je dat terugziet in de lonen. Met andere woorden, dan zou je pas ergens in 2022 gaan zien dat de lonen weer gematigd worden. Dus dan hebben we in feite nog misschien twee of drie jaren dat de lonen fors kunnen stijgen."
Maar als de stijging van de cao-lonen wordt afgezet tegen de stijging van de consumentenprijzen, dan is er in de afgelopen veertig jaar geen winst geboekt, merkt De Beer op. "In de crisisperiode blijven de cao-lonen iets achter bij de prijsstijging en in de herstelperiode liggen die er maar iets boven. En iets erboven is vaak niet meer dan 1 procentpunt boven de prijsstijging. Dat is dus niet een heel uitbundige loonontwikkeling en dat verwacht ik nu ook zeker niet."