Direct naar artikelinhoud
NieuwsWODC-affaire

Justitie doet aangifte van lekken in WODC-affaire, ondanks gelijk van klokkenluider

Het Openbaar Ministerie (OM) verricht strafrechtelijk onderzoek naar de bronnen van Nieuwsuur in de WODC-affaire. Het onderzoek volgt op twintig klachten van eigen ambtenaren over het lekken van ambtsgeheimen uit het departement.

Minister Ferdinand Grapperhaus van Justitie en Veiligheid.Beeld ANP

‘Het OM heeft juist in de WODC-zaak strafrechtelijke opportuniteit gezien om tot onderzoek over te gaan’, bevestigt minister Ferdinand Grapperhaus van Justitie en Veiligheid tegen de Volkskrant.

In december 2017 bracht Nieuwsuur een vertrouwelijke klacht naar buiten van klokkenluider Marianne van Ooyen over oneigenlijke beïnvloeding door ambtenaren van onafhankelijk onderzoek door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie. De inmiddels gepensioneerde onderzoeker Van Ooyen had bij herhaling intern geklaagd over de druk en sturing waaronder het wetenschappelijk onderzoek moest worden verricht. Zij vond geen gehoor.

Via andere kanalen kwam Van Ooyens klacht bij de actualiteitenrubriek terecht. Grapperhaus zette daarop drie onderzoekscommissies aan het werk, die in respectievelijk juni 2018, november 2018 januari 2019 rapporteerden. De klokkenluider werd goeddeels in het gelijk gesteld, WODC-directeur Frans Leeuw stapte op. De minister heeft inmiddels besloten dat het WODC deze zomer uit het pand van Justitie en Veiligheid vertrekt, om in een eigen locatie verder te gaan. Ook krijgt de nieuw te benoemen directeur de taak een transparant ‘omgangskader’ op te stellen tussen opdrachtgevers, onderzoekers en begeleidingscommissies.

Tijdens een Kamerdebat in maart, waarbij Van Ooyen zelf aanwezig was, complimenteerde Grapperhaus haar. Hij zei dat Van Ooyen ‘groot respect’ verdiende. Hij bleek haar dat inmiddels ook onder vier ogen te hebben gezegd. Zijn conclusie: ‘Een individu is bekneld geraakt in de organisatie, terwijl zij bescherming behoefde.’

Toch is nu aangifte gedaan – met de bedoeling te achterhalen wie op het departement heeft gelekt en deze persoon, of personen, te vervolgen. ‘Het verstrekken van dergelijke informatie aan derden staat op gespannen voet met de integriteit die de overheid dient te waarborgen als goed werkgever. Het lekken van informatie is ondermijnend voor het onderlinge vertrouwen en bovendien schaadt het in veel gevallen de privacy en het veiligheidsgevoel van medewerkers en betrokkenen.’

Het ministerie stelt verder dat de aangifte ‘niet nodig’ zou moeten zijn. ‘We hebben mogelijkheden en instrumenten om zaken die wellicht niet door de beugel kunnen veilig te bespreken, te melden en goed te laten onderzoeken.’

Dat de klacht van Van Ooyen gegrond was – namelijk dat haar bevindingen juist niet serieus werden onderzocht – speelt in de aangifte geen rol. Wel speelt voor Justitie de overweging dat het departement de laatste jaren vaker met lekken is geconfronteerd, hoewel deze andere gevallen in het huidige strafrechtelijk onderzoek buiten beschouwing worden gelaten. Het OM zegt tegen Nieuwsuur dat het onderzoek niet tegen Van Ooyen en de betrokken journalist, Bas Haan, is gericht.

In januari 2018 zei Grapperhaus nog dat naar het lek ‘geen enkel onderzoek’ werd gedaan. ‘Dat is in ieder geval ook niet de cultuur die ik voorsta.’ Maar klachten van eigen medewerkers in de loop van vorig jaar zijn door de Rijksrecherche onderzocht en aan het OM voorgelegd. Daarvan is de aangifte in de WODC-zaak nu het gevolg.

Lees ook:

Het eerste bericht: Justitie manipuleerde herhaaldelijk onderzoek om wenselijke resultaten te krijgen, meldde Nieuwsuur in december 2017.

Het gelijk van de klokkenluider: Marianne van Ooyen had goede redenen om te klagen over mogelijke beïnvloeding door het ministerie van Justitie, concludeerde een commissie in juni 2018.

De visie van de opgestapte directeur: ‘Ik vond het wel karaktermoord, ja’, zegt Frans Leeuw in maart 2019.