Direct naar artikelinhoud
Vijf vragenDe rekenrente

Waarom adviseert Dijsselbloem strengere rekenregels voor pensioenfondsen?

Soepeler regels voor de pensioenfondsen om de kans op pensioenkortingen te voorkomen? Geen sprake van, maak ze juist strikter. Met dat advies slaat oud-bewindsman Jeroen Dijsselbloem de hoop van 50Plus, SP en de vakcentrale FNV de bodem in. Vijf vragen over dit verstrekkende advies.

Voormalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem.Beeld ANP / Remko de Waal

Wat adviseert Dijsselbloem?

Het advies gaat over de regels waarmee de pensioenfondsen moeten werken. Zo’n advies wordt elke vijf jaar gemaakt, dit keer door de voormalige minister van Financiën en een reeks hoogleraren.

Het nieuwe advies gaat vooral over welke rente de pensioenfondsen moeten gebruiken om de verhouding te berekenen tussen de toegezegde pensioenen en hun vermogen. Als er meer geld in kas is dan er pensioenen zijn beloofd, dan is de dekkingsgraad meer dan 100 procent. Die dekkingsgraad is cruciaal voor de vraag of de pensioenen verhoogd, bevroren of verlaagd worden.

Wilt u dit verhaal liever beluisteren? Hieronder staat de door Blendle voorgelezen versie.

De rente is een van de vele knoppen waaraan gedraaid kan worden om de verhouding tussen vermogen en verplichtingen te berekenen. Tot 2006 mochten de pensioenfondsen rekenen met een vast percentage, 4 procent, sindsdien moeten ze rekenen met de marktrente. Pensioenfondsen waren destijds vóór de overgang naar de marktrente omdat die toen hoger was dan het oude, vaste percentage. Hoe hoger de rente, hoe beter de vermogenspositie lijkt, waardoor de fondsen er goed voorstaan.

Maar sinds 2006 is de rente schoksgewijs gedaald. Daardoor en door de financiële crisis is de positie van veel fondsen sterk verslechterd, ook al zijn de fondsen gezamenlijk rijker dan ooit met zo’n 1.400 miljard euro aan bezit.

Dijsselbloem adviseert nu om de rekennormen nog iets strikter te maken. Bij het berekenen van hun toekomstige verplichtingen moeten pensioenfondsen uitgaan van lagere rendementen. Het kabinet en de toezichthouder op de pensioenfondsen, de Nederlandsche Bank, nemen dat advies meteen over. De regels gelden per 2021.

Waarom is hij zo streng?

Dijsselbloem houdt zijn vizier gericht op de lange termijn. Even op zijn allersimpelst: u bent een pensioenfonds en hebt 200 euro in kas. U belooft uw buurman elk jaar 100 euro uit te betalen en doet dat meteen. U rekent met 100 procent rente en gaat er dus van uit dat de resterende 100 euro volgend jaar is verdubbeld, zodat u weer 200 euro in kas hebt en uw belofte kunt nakomen. In de praktijk blijkt de rente voor één jaar echter nul te zijn. De kas is volgend jaar leeg. Als de pensioenfondsen zich met een rente die hoger is dan de marktrente ‘rijk’ mogen rekenen, keren ze vandaag te veel uit, waardoor er over-, over-, overmorgen te weinig in kas is. De ouderen van nu hebben dan pensioen gehad, voor de jongeren is minder over.

Wat heeft dat advies voor gevolgen?

Het directe gevolg van het advies is dat over anderhalf jaar de dekkingsgraad van pensioenfondsen gemiddeld met 2,5 procentpunt daalt. Voor sommige fondsen heeft dat geen gevolgen, voor het gros daalt de dekking met 2 procent, maar er zijn uitschieters tot 7 procent.

Kan dat niet anders?

Zeker wel. De commissie had ook kunnen kiezen voor lossere regels. Bijvoorbeeld door de Europese rekenrente te hanteren die verzekeraars gebruiken. Die is wat hoger dan de marktrente. Zo zouden kortingen op de korte termijn voorkomen kunnen worden. De FNV hoopte hierop. De commissie had ook een vaste, minimale rekenrente kunnen adviseren. SP, PVV, 50 Plus, Denk en GroenLinks dringen daarop aan. Maar dat zou in strijd zijn met de Pensioenwet uit 2006 en kan dus niet zonder een wetswijziging.

Dijsselbloem wijst beide opties af: op lange termijn te veel risico. Eigenlijk is het een discussie tussen rekkelijken, die menen dat de rekenregels veel te streng zijn, en de preciezen die het zo strikt mogelijk willen doen. De vakbeweging, SP, PVV, Denk en 50 Plus zijn de rekkelijken. De andere partijen zijn de preciezen, onder aanvoering van de toezichthouder, De Nederlandsche Bank. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de rente binnen afzienbare termijn gaat stijgen, redeneren zij. ‘We kunnen ons absoluut niet rijk rekenen. Het is gewoon niet realistisch om te verwachten dat er significante verandering in het rentebeeld komt op de korte termijn’, zei Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank, woensdag in de Tweede Kamer.

Heeft dit invloed op het pensioenakkoord? 

Het advies komt een week na het akkoord tussen kabinet, vakbeweging en werkgevers, gesteund door PvdA en GroenLinks over het nieuwe pensioenstelsel. Nu het advies meteen door het kabinet is overgenomen, werkt het ook daarin door. In het beoogde nieuwe stelsel moeten de fondsen de pensioenen van ouderen en werkenden verlagen zodra zij te weinig vermogen hebben. Met een lagere rekenrente komt dat moment sneller dichterbij.

Intern is de FNV erg ongelukkig met het advies. ‘Laat je niet verleiden tot een discussie over de rekenrente’, is de marsorder voor bijeenkomsten over het pensioenakkoord. De vakbeweging legt het akkoord deze week per referendum voor aan de achterban. Die zal dit advies mogelijk meewegen. FNV-onderhandelaar Tuur Elzinga meent dat het advies een groot probleem kan opleveren voor veel fondsen. Dat moet dan opgelost worden in de ‘stuurgroep’ die de overgang naar het nieuwe pensioensysteem gaat begeleiden.

Wanneer krijgt u AOW? Bekijk hier wat het pensioenakkoord voor u persoonlijk betekent

De pensioenen zijn sinds 2013 op drift geraakt. Vorige week werd alles opnieuw anders door het pensioenakkoord. Wat betekent dit voor u?

Als de vakbondsleden instemmen met het vorige week afgesloten pensioenakkoord, gaat er veel veranderen aan de pensioenen. Hoewel cruciale details nog niet vastliggen, is veel al wél duidelijk. Hier krijgt u de antwoorden op zeven belangrijke vragen.

Het pensioenakkoord heeft in elk geval in één opzicht een aanzienlijk effect: de gemiddelde duur dat ouderen van hun pensioen kunnen genieten, stijgt op termijn van gemiddeld zo’n 18 naar ruim 20 jaar. De vakbeweging triomfeert, maar de vraag is of het een rustig bezit is.