Terug naar de krant

‘Ik sta nu negatiever tegenover het kinderpardon’

Leeslijst achtergrond

Interview voorzitter onderzoekscommissie asiel Voor snellere asielprocedures is vooral structurele financiering nodig. „Worteling kun je niet 100 procent voorkomen.”

Leeslijst
Het nieuws in het kort:
  • Deze dinsdag presenteerde de commissie-Van Zwol zijn bevindingen. De commissie werd ingesteld nadat heel Nederland zich bezig hield met de twee Armeense kinderen Lili en Howick, die in de zomer van 2018 op de valreep een verblijfsvergunning kregen.
  • De commissie keek of asielprocedures sneller kunnen. De groep die langdurig in Nederland verblijft zonder vergunning is klein, schrijft de commissie.
  • Nieuwe wet- of regelgeving is niet nodig, structurele financiering van uitvoeringsdiensten als de IND wel. Ook moet terugkeer beter worden geregeld.
  • Pardonregelingen voeden valse hoop bij uitgeprocedeerde asielzoekers en werken “averechts op de vertrekbereidheid”, schrijft de commissie.
  • Worteling van asielkinderen die niet mogen blijven kan in de toekomst wel worden beperkt, maar niet 100 procent worden voorkomen.

Hoe voorkom je dat vreemdelingen die geen recht hebben om in Nederland te blijven hier wortelen? Met die vraag werd voormalig topambtenaar Richard van Zwol in oktober vorig jaar op pad gestuurd. De aanleiding: de Armeense kinderen Lili en Howick die een verblijfsvergunning kregen, lang nadat ze eigenlijk al uitgezet hadden moeten zijn. Heel Nederland leefde met ze mee.

Acht maanden later presenteert de commissie-Van Zwol deze dinsdag zijn bevindingen. De instelling van de commissie moest de angel uit het emotionele debat halen en vooraf leek het erop dat het rapport veel stof zou doen opwaaien, maar inmiddels lijkt de kou uit de lucht.

Het meest opvallende pleidooi werd al door de regering omarmd: het afschaffen van „pardon-achtige regelingen” en het afschaffen van de discretionaire bevoegdheid aan het einde van de procedure. Die zouden „averechts werken”, omdat mensen hoop houden en daarom niet vertrekken.

Met het kinderpardon, dat een verblijfsvergunning geeft aan zo’n zevenhonderd ‘gewortelde’ kinderen en hun gezinnen, werd ook het eind van de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris aangekondigd. In ruil daarvoor komt nu een ‘schrijnendheidstoets’ door de directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in een vroeg stadium van een asielaanvraag.

De hamvraag was: hoe voorkom je dat kinderen wortelen? Lukt dat eigenlijk ooit?

„Langdurig verblijf van mensen ontstaat niet pas na zeven of acht jaar. Dat ontstaat al na het eerste of tweede jaar, als procedures en wachttijden zich opstapelen. Als je wilt voorkomen dat mensen wortelen, moeten die doorlooptijden meteen vanaf het begin sneller. Dat is aan uitvoeringsorganisatie IND.”

De recente geschiedenis leert juist dat een pardon een terugkerend fenomeen is, omdat de groep ‘gewortelden’ zich steeds vernieuwt.

„100 procent voorkomen kan niet, nee. Maar je kunt de kans erop wel zo veel mogelijk beperken. Dat doe je door pardonregelingen af te schaffen en die schrijnendheidstoets heel snel te doen. We hebben twintig dossiers van uitgeprocedeerden grondig bestudeerd en gesproken met advocaten en rechters. Iedereen zegt: de complexe gevallen kun je veel eerder signaleren. En als je die kleine groep vooraf ruim weegt, van alle kanten bekijkt, dan is de afweging voor iedereen beter te begrijpen, ook als de uitkomst negatief is. Justice is sweetest when it is freshest, zeggen ze in de rechtspraak. Als je dit doorzet, heb je over vijf jaar nog maar enkele tientallen schrijnende gevallen van worteling.”

Als de IND wordt overspoeld door een golf nieuwe asielaanvragen, zoals in 2015, is er geen tijd om complexe gevallen van alle kanten te bekijken.

„Misschien wel met enkele veranderingen. Bijvoorbeeld door een casemanager verantwoordelijk te maken voor de complexe gevallen. Die kan zulke gevallen, vaak gezinnen met kinderen, in een vroeg stadium en dwars tegen de stroom in uitgebreid laten beoordelen. Kinderen daarbij een grotere rol geven helpt ook. Door kinderen te horen in de procedure kan bij dat gezin sneller het gevoel ontstaan dat er zorgvuldig naar de zaak is gekeken.”

Zijn uw persoonlijke opvattingen veranderd door dit onderzoek?

„Vooraf dacht ik dat de Nederlandse asielvoorziening wel verdedigbaar, maar zeker sober zou zijn. Daarover ben ik positiever geworden. De voorzieningen die we in Nederland bieden aan asielzoekers zijn toch heel fatsoenlijk geregeld. Ik ben kritischer geworden over het fenomeen terugkeer. Vooraf dacht ik dat het lastig is voor asielzoekers om terug te keren. Ook voor hen die terug willen, bijvoorbeeld omdat de landen van herkomst niet meewerken. In het onderzoek ben ik erachter gekomen dat wie terug wil, ook echt terug kan. Menselijkerwijs kan ik best snappen dat mensen niet terug willen, maar als dat niet lukt, kun je dat de Nederlandse overheid niet kwalijk nemen. Die doet er echt alles aan. Je kunt het die mensen wel kwalijk nemen. Daar ben ik strenger in geworden.”

En het kinderpardon?

„Ik stond daar neutraal tegenover. Nu wat negatiever. Alle mensen die wij spraken, echt allemaal, zeiden: kun je het mensen kwalijk nemen dat ze denken: ik wacht nog even? Als ze weten dat er een pardon gloort?”

In de inleiding van het rapport schetst de commissie het beeld dat het in Nederland behoorlijk goed geregeld is. „In Europa zijn er geen landen die formeel kortere procedures kennen of die deze in de praktijk sneller uitvoeren.” „Ons asielbeleid en onze asielpraktijk zijn, ondanks de opgelopen wacht- en doorlooptijden, zowel in historisch als in internationaal perspectief fatsoenlijk op orde.” En: „Het aantal vreemdelingen dat langdurig in de Nederlandse opvang verblijft, is beperkt van omvang.”

Als het allemaal zo goed gaat, wat is dan de toegevoegde waarde van dit rapport?

„We hebben gekeken naar de voorgeschiedenis en nader onderzoek gedaan naar de asielpraktijk in Nederland. Wat opviel: iedereen heeft daar opvattingen en beelden over en vooral die beelden zijn hardnekkig. Alleen zijn die vaak gebaseerd op anekdotische bewijsvoering. Maar hoe het écht zit, weten maar weinigen. We hebben veel cijfers opgevraagd en gekeken naar bestaande wet- en regelgeving. Daarin blijkt de sleutel niet te zitten.”

Waar zit de sleutel wel?

„Naast de dingen die al zijn genoemd is het belangrijk dat de wachttijden omlaag gaan. Dat is aan de IND. En de terugkeer moet effectiever. Die praktijk is weerbarstig, maar niet hopeloos. Dit moet in Europees verband worden geregeld. De nieuwe bewindspersoon heeft op dat gebied in Brussel echt veel werk te doen.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 4 juni 2019.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in