Johan (62) maakt met hulp een einde aan zijn leven: 'Op mijn meest cynische momenten denk ik dat springen makkelijker is'

Johan: ,,Een echte band met mensen heb ik nooit gehad.'' Foto: InspireMedia/Cosis/Chico Bolt

Johan: ,,Een echte band met mensen heb ik nooit gehad.'' Foto: InspireMedia/Cosis/Chico Bolt

Johan (62), fysiek gezond, stapte op 14 mei – onder begeleiding – uit het leven. Johan verzocht zelf om dit interview, kort daarvoor. „Bij psychische ziekten ligt er nog een enorm taboe op als mensen worden geholpen om een einde aan hun leven te maken.”

Z olang hij zich kan heugen, wil hij dood. Johan was 12 toen hij zijn eerste poging tot zelfdoding deed. „Toen heb ik een beetje in mijn polsen zitten snijden. Daarna heb ik nog een aantal pogingen gedaan met medicijnen. Maar onkruid vergaat niet, dus ik zit hier nog. Het is het ergste gevoel dat er is, dat het weer mislukt is.”

Hoe graag hij ook dood wil, zelf een einde aan zijn leven maken doet hij niet. „Ik ben als de dood voor pijn en ik vind het daarbij een egoïstische daad, want andere mensen moeten dan jouw rommel opruimen. Voor omstanders is het een verschrikkelijk traumatische ervaring die ik ze niet wil aandoen. Ik woon nu tien jaar in Groningen en heb in die tijd vijf suïcides meegemaakt in mijn omgeving en die waren allemaal niet via zulke leuke manieren: van een flat gesprongen, of voor een trein. Dat vind ik een mensonwaardige dood. Ik heb al jaren een doodswens en als het sterven op een andere manier kan, dan is het veel menswaardiger, integer zou ik bijna zeggen.”

Voor Johan is het heel duidelijk: hij wil niet meer leven. „Het is niet zozeer dat ik dood wil”, zegt hij ter verduidelijking, „het is meer dat ik het leven niet meer aankan.”

Het afgelopen jaar volgt hij bij de GGZ een uitgebreid traject voor hulp bij zelfdoding. Hij voert gesprekken met psychiaters, psychologen, verpleegkundigen en artsen. „Het is een grondige procedure waarbij wordt getoetst of het gaat om uitzichtloos, ondraaglijk lijden, net als bij somatische terminale patiënten. Ook wordt bekeken of er nog andere behandelingen of therapieën zijn die binnen een redelijke termijn aan zouden kunnen slaan.”

Springen

Johan snapt heel goed waarom het traject zorgvuldig moet verlopen, maar het kan hem niet snel genoeg gaan. „Op mijn meest cynische momenten denk ik: springen is makkelijker.”

De conclusie laat niets aan duidelijkheid te wensen over. „Zowel mijn psycholoog als twee psychiaters hebben gezegd dat ik ben uitbehandeld. Dat was een enorme opluchting, ik ben dus niet gek. De omgeving ziet ook dat ik lijd. Mijn lijden is net zo erg als dat van iemand die somatisch ziek is, alleen je kunt het niet zien aan de buitenkant.”

Hij woont in een begeleide woonvorm in de wijk Paddepoel in Groningen. „ Ik heb een eigen appartement, maar kan altijd terugvallen op de verpleging die op een centrale plaats zit in de flat waarin ik woon. Iedere morgen laat ik mijn neus even zien, en twee keer in de week komt er iemand op huisbezoek. Ik heb veel steun aan hen. Ze houden je een beetje in de gaten, en het geeft ook wat structuur. Ik zou niet zelfstandig kunnen wonen, dat heb ik in het verleden geprobeerd, maar dan kom ik bijna de deur niet meer uit, stop ik meteen met eten en zuip ik mezelf dood.”

Johan probeert een inkijkje te geven in zijn leven. „ Elke ochtend opnieuw sta ik op en begint de hel weer in mijn hoofd: teleurstelling dat ik ’s nachts niet overleden ben, en de gedachte: hoe kom ik de dag weer door. Ik heb gelukkig vrijwilligerswerk, dat geeft nog een beetje onderbreking aan de grauwheid en de zwartheid. Maar zodra dat afgerond is, val ik weer in een gat. Op heel slechte dagen ga ik drinken, dat maakt de dag wat korter en de pijn wat minder. Het is geen oplossing, dat weet ik, maar het verdooft. Ik lig dan half in coma, op die manier koop ik een beetje rust.”

Vijftig jaar na zijn eerste poging tot zelfdoding weet Johan haarfijn uit te leggen wat de redenen zijn voor zijn lijden. Het is een bijkomend voordeel van de vele therapieën die hij volgde gedurende zijn leven. Hij vertelt over zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis, over zijn narcistische en autistische trekken en de achtergrond van zijn ernstige hechtingsstoornis.

Schuld

Ook erfelijke factoren spelen volgens Johan een rol, zoals de somberheid en de verslavingsgevoeligheid die in zijn familie zit. Aan zijn streng christelijke opvoeding bij de Christelijk Gereformeerde kerk hield hij een overdreven gevoel van schuld over. „De preken van vroeger hadden altijd drie punten: ellende, verlossing en dankbaarheid. De ellende duurde drie kwartier, en de verlossing en de dankbaarheid 5 minuten. Dus dat schuldgevoel is er echt ingehamerd.”

Toch zijn gebeurtenissen uit zijn jeugd misschien wel het meest bepalend geweest. „Ik ben de een na jongste van zeven kinderen”, vertelt Johan. „Mijn vader was huisschilder en mijn moeder huisvrouw. Terugkijkend denk ik niet dat ze een erg goed huwelijk hadden. Mijn oudste zus Maaike was als een tweede moeder voor me. Toen ik 5 was ging ze leren voor juffrouw. Daarvoor moest ze op kamers wonen, want ze ging naar de enige door God goedgekeurde kweekschool in Nederland. Toen ik 6 was, is mijn jongste broertje geboren en was ik voor mijn gevoel ook mijn moeder kwijt.’

Het is niet zozeer dat ik dood wil, het is meer dat ik het leven niet meer aankan

Vanaf die periode ontwikkelt Johan een voortdurende angst om verlaten te worden, angst dat hij er alleen voor komt te staan. Die verlatingsangst verdiepte zich toen hij 10 was en zijn oudere broer Peter bij een auto-ongeluk om het leven kwam. „Hij was 16. ’s Morgens zat hij nog met mij aan het ontbijt, daarna heb ik hem niet meer gezien. Sindsdien heb ik de overtuiging dat als ik al contact met mensen maak, ze me toch weer in de steek laten. Rationeel weet ik dat het niet zo is, maar die angst zit er altijd.”

In zijn tienertijd hamert zijn vader er vaak op dat studeren belangrijk is om hogerop te komen. Johan kan goed leren en geniet van zijn middelbareschooltijd, waar hij in aanraking komt met minder starre denkbeelden dan die hij uit zijn eigen milieu kent. In alle opzichten gaat er een wereld voor hem open.

„Dat streberige, het onderste uit de kan halen, studeren en carrière maken, was de heilige graal in ons gezin. Toch ben ik niet naar de universiteit gegaan. Na de middelbare school ging ik werken bij een accountantskantoor, want ik wilde gelijk geld verdienen. Ik heb altijd flink verdiend, maar ik was meestal heel gauw uitgekeken op werk. Als ik het kunstje door had, ging ik weer solliciteren, ik was een echte jobhopper. Waarschijnlijk heeft het met mijn hechtingsstoornis te maken. Ik had maar weinig contact met collega’s en zo was het ook een beetje een vlucht voor mezelf.”

Conflicten

Gedurende zijn leven heeft Johan vaak conflicten, ook op zijn werk en als vrijwilliger. Hij trekt zaken naar eigen zeggen volledig uit proporties. „Dan ga ik op de man spelen en schrijf ik zeer onaardige mailtjes en leg ik mijn functie neer. Vaak was het een conflict van niks. Achteraf besef ik dat, maar dan is het leed al geschied en kan ik het niet meer terugdraaien. Ik beschadig andere mensen, maar ontneem mezelf ook een stuk plezier, want ik genoot van het werk. Dat maak ik dan voor mezelf ook kapot.”

Ook ondervindt Johan veel last van zijn onvermogen tot langdurig contact, vanwege zijn diepgewortelde wantrouwen naar andere mensen. „Ze zijn nooit oprecht, maar hebben altijd een verborgen agenda waarin ik word gebruikt. Ik weet hoe het eraan toegaat in het sociale verkeer, dus ik kan me redelijk aanpassen, maar een echte band met mensen heb ik nooit gehad. Dat heeft een hoop problemen opgeleverd, ik ben twee keer gescheiden.”

Met zijn eerste vrouw krijgt hij drie kinderen. Het huwelijk loopt onder meer spaak omdat hij veelvuldig vreemdgaat, tot het moment dat zijn vrouw erachter komt. „Met de wijsheid van nu kan ik mijn ex begrijpen dat ze van me af wilde, maar toen dacht ik: jij wilt van me af, dan ga ik je ook op geen enkele manier helpen, ook financieel niet. Dan treedt bij mij het proces in werking: ik mag niet meer deel uitmaken van het geluk in het gezin, dan ga ik ook mijn best doen om het geluk van jullie kapot te maken. Als ik me tekort gedaan voel, ga ik om me heen slaan: als ik gedronken had pleegde ik boze telefoontjes naar mijn ex en de kinderen. Dan zei ik dingen die ik beter niet had kunnen zeggen. Ik heb helaas een vlijmscherpe tong.”

Ik heb veel schuldgevoel over wat er gebeurd is in mijn leven

Het huwelijk met zijn tweede vrouw strandt als zij terminaal ziek blijkt. „Toen dacht ik: dan kan ik maar beter weggaan want ik ben haar toch weer kwijt. Ik dronk ook veel, dat maakt je ook niet de meest goeie partner.”

Met zijn kinderen en familie heeft hij al jaren geen contact meer. Hij spreekt alleen nog af en toe zijn oudste zus.

„Ook dat maakt dat ik zeg dat ik er maar beter niet meer kan zijn, want iedere keer als ik weer contact krijg met iemand, loopt het toch weer fout.”

Kinderen

Na ar zijn idee heeft hij alles geprobeerd om gelukkiger in het leven te staan. „Je wilt niet weten hoeveel therapeuten ik versleten heb sinds mijn twaalfde. Natuurlijk niet continu, maar zeker de laatste tien jaar heb ik intensieve therapie gevolgd. Daar stond ik ook voor honderd procent achter, met de gedachte: misschien word ik er beter van. Het heeft me niet geholpen. Hulpverleners houden je een kluif voor: we hebben nu een therapie, die gaat echt werken bij jou. En dan kom je er tweeënhalf jaar later achter dat het weer niet is gelukt. Dan voel je je opnieuw in de steek gelaten en nog eenzamer dan je al was.”

Jo ha n zag zijn kinderen de afgelopen vijftien jaar niet. Via zijn oudste zus hoorden ze over zijn plan om een eind aan zijn leven te maken. „Mijn oudste zoon vroeg of hij bij mij op bezoek mocht komen en dat heb ik gedaan voor hem, niet voor mezelf. Ik heb veel schuldgevoel over wat er gebeurd is in mijn leven en ik heb de overtuiging dat ik dat nooit meer goed kan maken. Ik ben wel blij dat ik zie dat hij er iets aan heeft, maar toen hij weg was had ik gelijk het idee: zo had het dus altijd kunnen zijn.”

Johan heeft zijn drie kinderen een mail geschreven om zijn stap uit te leggen. Hij probeert zich niet te verschuilen achter zijn ziektebeeld, zegt hij, maar probeert wel uit te leggen dat een aantal dingen die hij in zijn leven fout heeft gedaan mede zijn veroorzaakt door dat ziektebeeld.

„Niet als excuus, maar wel dat het mede mijn leven heeft bepaald. En wat ik ook belangrijk vind om aan mijn kinderen te vertellen is dat zij niets fout hebben gedaan, maar dat het puur door mij kwam. Punt.” Naar aanleiding van deze mail neemt ook zijn jongste zoon contact met hem op en nemen ze op een goede manier afscheid van elkaar.

„Sinds ik weet dat ik groen licht heb, is er een zware last van mijn schouders gevallen. Ik voel me de laatste maanden bijna gelukkig en dat is een heel fijn gevoel. Ik kan aftellen en dan ben ik ervan af. Dat voelt als een echte opluchting. Ik kijk ernaar uit.”