Direct naar artikelinhoud
Opinie

Hoe komt het toch dat D66 bij zoveel mensen zo’n weerzin oproept?

Martin Sommer

Waarom zoveel mensen zo’n hartgrondige hekel hebben aan D66.

Het raadsel van D66: hoe komt het dat die partij bij zoveel mensen zo’n weerzin oproept? D66 is immers nog altijd bij uitstek de middenpartij en de redelijkheid zelve. Alexander Pechtold was misschien iets minder aaibaar, maar D66 is ook de partij van de sympathieke Jan Terlouw met zijn touwtje en voordien van de intellectuele knuffelbeer Van Mierlo. Waar heeft D66 die afkeer aan verdiend?

Het moet toch aan de formule liggen. Het halve eeuwfeest van D66 werd twee jaar geleden gevierd met een bundel die Redelijk radicaal heet. Dat was goed getroffen. Meer democratie was altijd het uitgangspunt. Partijcoryfee Thom de Graaf behandelt in de inleiding hoe het in 1966 ging over de gekozen burgemeester, het districtenstelsel en de gekozen minister-president. Voor het referendum was minder belangstelling, maar die andere kroonjuwelen stonden te glimmen in de etalage.

Alexander Pechtold (D66) tijdens de algemene politieke beschouwingen.Beeld Freek van den Bergh

Toch was democratisering niet de kern van de zaak. De gedachte erachter was dat versteende verhoudingen met burgermacht zouden worden ondergraven. ‘Men struikelt over de grote en kleine regenten die de burger de doorgang beletten’, zei Hans Gruijters, een van de oprichters. Een nieuwe generatie bonkte op de poort van de macht, een nieuwe klasse ook, van juristen, journalisten, vrije beroepen, universitair geschoolden, mensen die niet meer sjouwden of kneedden of aan de machine stonden. Met stand of kerk wilden ze niets te maken hebben. Het was de meritocratie, die haar machtsaanspraken alleen baseerde op verdienste en verstand.

Het idee van redelijk en radicaal zat er meteen in. D66 zag en ziet zich nog altijd als de partij van de Verlichting. Geen dogma’s maar pragmatiek. De partij deed domweg wat er moest gebeuren, altijd bereid tot een compromis. Pechtold kreeg applaus voor zijn constructieve oppositie die leidde tot het Lente-akkoord. Met D66 kun je zaken doen. Dat bracht sympathie maar ook heftige schommelingen in de kiezersgunst. Bij gebrek aan een scherp profiel betekent regeren juist voor D66 onzichtbaarheid en dan zetelverlies. Het bracht Van Mierlo tot de bittere vaststelling dat de kiezers ook bij nul zetels nog wel een warm plekje voor die aardige partij D66 hadden.

Hans van Mierlo in december 2006Beeld Joost van den Broek

Wat lange tijd aan de aandacht ontsnapte, was dat D66 ook een minder aardige en toegeeflijke kant had en heeft. Ook dat hing samen met de Verlichting met grote V, die vanaf de achttiende eeuw al een januskop had. Enerzijds was het afgelopen met oude vormen en gedachten en mocht het volk om die reden meebeslissen. Maar de Rede kon je ook uitleggen als bestuur door de verstandigsten, en daar kwam het volk niet aan te pas.

Auguste Comte vond lang geleden de sociologie uit, met andere woorden de natuurwetten van het menselijk samenleven. We kennen de wetten van de scheikunde en de biologie, zei Comte, en in de scheikunde is er toch ook geen inspraak? Hij vond dat burgers zich nergens mee moesten bemoeien. De beste bestuurders moesten de beste beslissingen nemen. Iets daarvan vinden we terug in het parfum van verwaandheid dat vaak om D66’ers hangt. In hun voorwoord op Redelijk radicaal schrijven Thom de Graaf en Alexander Rinnooy Kan ‘dat D66’ers vaak als ‘redelijke mensen’ worden bestempeld, waarmee de een bedoelt dat zij in het debat een verstandige toon aanslaan en de ander dat ze wellicht wat minder ophebben met het harde machtsspel in de Haagse politiek.’

Boeiende woorden, vooral sinds Thom de Graaf dankzij ouderwets regentenspel onderkoning van Nederland is geworden. Typische D66-politici zijn topmannen met McKinsey-uitstraling, die nooit uit hun slof schieten, zoals genoemde Rinnooy Kan of Hans Wijers. Heel anders dan de VVD die in wezen een partij is van midden- en kleinbedrijf. Bolkestein noemde D66 juist  daarom een ‘standspartij’, sterk bewust van de eigen voortreffelijkheid.

Als D66 een abonnement op de Rede heeft, dan hebben anderen dat dus niet. Dat is de minder verdraagzame kant van de partij. ‘De kiezers doen maar wat’, zei Van Mierlo in Vrij Nederland. Van Mierlo hield van compromissen maar hij hield niet van tegenspraak. Hetzelfde gold voor Pechtold. We moeten het juiste doen, zei Sigrid Kaag in haar ophefmakende Abel Herzberglezing. Dat klinkt beslist anders dan meer zeggenschap voor burgers. Op zeker moment hebben ze bij D66 gevonden dat er nu wel genoeg is geëmancipeerd. Die kroonjuwelen verdwenen niet bij toeval in het schuurtje.

Thom de Graaf

In een politiek van de Rede is er maar één juiste oplossing. Andere oplossingen zijn dwalingen. Dat zie je terug in alle grote kwesties van deze tijd: Europa, migratie of klimaat. Steevast is de boodschap dat er geen alternatief is. En steevast is D66 de meest enthousiaste boodschapper. Volkssoevereiniteit heeft een nare klank gekregen en nee zeggen tegen de macht, de allerkortste samenvatting van democratie, is er niet meer bij. Thom de Graaf schreef in zijn inleiding dat D66 zich consequent als bestrijder van het snel opkomende populisme heeft opgesteld. Dat is waar, maar de volgorde is verkeerd. Eerst was er het gelijk van de verstandigen, daarna pas het populisme. Lees het briljante boek The rise of the meritocracy van Michael Young. Dan weet je hoe het afloopt met de regering van the best and the brightest. Dat loopt af met de opstand der deplorabelen.