Direct naar artikelinhoud
Column

Niets is, ook in de gedigitaliseerde samenleving, zo essentieel als geletterdheid

Niets is, ook in de gedigitaliseerde samenleving, zo essentieel als geletterdheid

Veel kinderen verliezen al op de basisschool het plezier in lezen. En dat is een probleem.

Kinderen die met meer plezier lezen, wie wil dat niet? Niets mooier dan een kind dat verzonken is in een verhaal. Dat er even niet is, maar in een andere wereld vertoeft. Een wereld gemaakt van taal, waarin je zelf mag zijn, voelen en denken wat je wilt. Het is er meestal opwindender dan in je eigen leven, of zieliger, gemener, grappiger. Soms lijkt die verzonnen wereld griezelig op de echte. Je bent niet alleen.

Waar is het misgegaan? Iedere peuter en kleuter vindt het heerlijk om te worden voorgelezen. Het is een groot genot: een kind in pyjama, geurend naar badolie, roezig van de slaap, tegen je aangedrukt, terwijl het precies zo zijn knuffel omklemt. En lezen maar, liefst zes keer hetzelfde verhaaltje.

In de eerste jaren op de basisschool, als ze net zelf kunnen lezen, vinden ze het bijna allemaal geweldig. Een paar jaar later is datzelfde kind een puber die met geen stok aan het lezen is te slaan en zich met walging en samenvattingen van internet door de schoolexamens literatuur worstelt.

Het is echt niet nieuw wat de mensen van curriculum.nu, die in opdracht van de overheid ‘toekomstproof’ onderwijs bedenken, opperen: dat leerlingen meer plezier in lezen zouden moeten hebben. De onvolprezen Stichting Lezen doet al jarenlang haar best om kinderen met plezier aan het lezen te krijgen, doet daar gedegen onderzoek naar en organiseert voorleeswedstrijden. Op elke basisschool en middelbare school zijn er gedreven leraren die het onvermoeibaar blijven proberen: mooie boeken aanprijzen, poëzie voorlezen, verhalen vertellen, hun liefde overdragen. Via De Schoolschrijver en De Schrijverscentrale kun je goede kinderboekenschrijvers uitnodigen die alle kinderen aan het lezen krijgen. Maar op veel scholen vinden ze dat er dringender zaken zijn dan literatuur.

Dat is niet waar. Niets is, ook in de gedigitaliseerde samenleving, zo essentieel als geletterdheid. Het is al lang bekend: wie graag leest, gaat steeds beter lezen, krijgt er nog meer lol in, ontwikkelt een grotere woordenschat, doet mensenkennis op, begrijpt de wereld beter – wordt, kortom, steeds slimmer. Wie niet graag leest, gaat lezen vermijden, vindt het lesmateriaal moeilijk en loopt steeds meer achter.

Het gaat niet goed. In het laatste grote, internationale onderzoek van PIRLS (december 2017), dat de leesvaardigheid van 10-jarigen onderzoekt, zakte Nederland op de ranglijst naar de 14de plaats (in 2001 stonden we nog tweede). Nog zorgelijker is dat wij het land zijn waar kinderen van allemaal het minste plezier in lezen hebben. Een derde van de 10-jarigen vindt lezen ‘niet leuk’. Hoe kan dat?

Het is niet de schuld van individuele ouders of leerkrachten. Het heeft te maken met het ontbreken van een echte leescultuur. In Nederland vinden we ‘technisch’ en ‘begrijpend’ lezen enorm belangrijk en nuttig, maar fictie lezen doe je maar in je vrije tijd – dus gebeurt het niet.

Zonder leeservaring kun je niets overdragen. Pabostudenten van 17, 18 jaar zijn vaak net leeshatende puber af. Op de pabo’s is de aandacht voor jeugdliteratuur minimaal (al zijn er uitzonderingen). Wij hebben een schitterende kinderliteratuur. Waarom geen canon van kinder- en jeugdliteratuur op de pabo?

Uit dat PIRLS-onderzoek bleek dat een kwart van de Nederlandse basisscholen geen schoolbibliotheek heeft. Een kwart! Hoe kom je dan aan boeken als je die thuis niet hebt? Bij 20 procent van de kinderen is thuis geen boek te vinden.

Liefde en plezier kun je niet afdwingen. Wel kunnen we zorgen voor een omgeving waarin het lezen tot bloei kan komen. Dan moeten we lezen zelf wel belangrijk vinden.