Direct naar artikelinhoud
column

Baudet en Trump hebben het begrepen: aandacht is een beslissende factor geworden in de politiek

Hans GoslingaBeeld Trouw

Misschien is het helderste inzicht in het wezen van de democratie wel ontstaan toen haar ondergang nabij was, in de jaren dertig van de vorige eeuw. De schrijver Menno ter Braak schreef in die dagen: ‘De democratie is altijd met zichzelf in tegenspraak; een feit dat de tegenstanders haar als zwakheid verwijten, terwijl wij juist in deze tegenspraak haar onvergelijkelijke kracht zien’.

Ter Braak wantrouwde aanvankelijk het gelijkheidsideaal van de democratie, totdat hij zag hoe de Duitse nationaal-socialisten dit ideaal tot in het absurde doorvoerden. Hun politiek van gelijkschakeling betekende het einde van individuele vrijheid, onafhankelijkheid en ongelijkheid. Het bracht hem tot het inzicht dat je het democratische ideaal als een paradox moest opvatten: gelijkheid in ongelijkheid.

Is het bestrijden van leugens effectief in een klimaat waarin het zo draait om aandacht?

De democratische belofte van gelijkheid betekent dus niet eenvormigheid en is ook niet in tegenspraak met vrijheid. Toen de jonge Joop den Uyl de paradox van Ter Braak na de oorlog uitwerkte in het toekomstprogram van de PvdA ‘De weg naar vrijheid’, kwam hem dit op de kritiek te staan dat hij van de partij ‘een VVD voor armelui’ wilde maken. Voor Den Uyl was het echter duidelijk: zonder vrijheid kon er wel gelijkheid zijn, maar zou de menselijke waardigheid verloren gaan. Na ‘alle afschuwelijkheden in naam van het socialisme bedreven in totalitaire staten’ mocht er geen twijfel over zijn dat de vrije ontplooiing van de mens voor zijn partij vooropstond.

Hoewel de nationaal-socialisten al voor de oorlog hun ware aard hadden laten zien, vond Den Uyl het kennelijk nog nodig uitdrukkelijk afstand te nemen van deze beweging. Misschien had hij gelijk, want driekwarteeuw later werpen nationalistische populisten als Bosma en Baudet de PvdA voor de voeten dat het nationaal-socialisme en het fascisme links waren.

Sociaal-nationalistisch

Die aantijging kan gemakkelijk tegen hen worden gekeerd. De historicus Johan Huizinga, een liberaal, schreef al in 1943 in zijn boek ‘Geschonden wereld’ dat de nationaal-socialisten hun denkbeelden en streven zuiverder hadden uitgedrukt, als zij zich sociaal-nationalistisch hadden genoemd. Hij zag een ‘pijnlijke tragiek’ in het feit dat deze beweging haar triomf bereikte met de middelen der democratie.

Hiermee zijn we terug bij Menno ter Braak, die in 1935 van leer trok tegen degenen ‘die profiteren van de persvrijheid van de democratie, die men beschimpt’ en die ‘zwelgen in de banaalste romantiek van het verleden en tegelijk vernieuwing van de wereld’ voorstaan. De innerlijke tegenspraak van de democratie gaat zo ver dat zij zelfs ruimte maakt voor degenen die haar om zeep willen brengen.

Daaraan is uiteraard een kritische grens. De grondwet is, zoals een Amerikaanse rechter het uitdrukte, geen zelfmoord-pact. Tegelijk is het zaak, schreef sociaal-democraat Thijs Wöltgens in 2004, tot het uiterste te vermijden een tegenstander tot vijand te bestempelen. ‘Vijandschap is het einde van de basisconsensus waarop de democratie rust. Vijandschap zoekt een slagveld in plaats van een parlementair debat’. Hoe moet je in dit perspectief de toestand in de democratische wereld beoordelen?

Vrijheid, waarheid en recht

Gevlucht voor het nationaal-socialisme in zijn land reisde de Duitse schrijver Thomas Mann in 1938 naar de Verenigde Staten, waar hij om de Amerikanen te mobiliseren voor strijd tegen Hitler de lof zong op de democratie, de beschavingvorm die rust op vrijheid, waarheid en recht. Mann zei dat die trits onverbrekelijk is, omdat je alleen in vrijheid de waarheid kunt zoeken en op basis daarvan recht kunt doen. Wie hier een loopje mee neemt, pleegt in zijn ogen een lage en verachtelijke aanslag op de menselijke waardigheid. The Washington Post noteerde dezer dagen de tienduizendste leugen van president Trump sinds diens aantreden in januari 2017. De krant heeft zich ingespannen al die leugens te weerleggen conform het adagium van Walter Lippmann ‘Vertel de waarheid en maak de duivel te schande’. Lippmann, een gezaghebbend politiek commentator in de vorige eeuw, beschouwde waarheidsvinding als de hoogste wet voor de journalistiek en als de grootste politieke deugd.

Maar je kunt je afvragen of het bestrijden van leugens en onzin nog wel effectief is in een politiek klimaat waarin, zoals Baudet goed heeft begrepen, aandacht een beslissende factor is geworden, om het even of die aandacht positief of negatief is. Trump heeft aangetoond dat je van de grootste democratie president kunt worden en blijven door op de sociale media, het moderne slagveld in een informatiewereld, tegenstanders tot vijanden te verklaren, bevolkingsgroepen te beledigen en leugens te verkondigen. De tragische ironie is dat in dat perspectief deze column er alweer een te veel is.

Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie.