Direct naar artikelinhoud
Column

Over de ontsporing van de buurtapp valt een theaterdrama in zes bedrijven te schrijven

Over de ontsporing van de buurtapp – ‘Er staat een neger op de hoek’, ‘Busje met Pools kenteken op de dijk’, ‘Twee mensen met fiets stonden lang stil voor nummer 27, leken me zigeuners’ – valt een theaterdrama in zes bedrijven te schrijven, maar de onderzoeken die socioloog Vasco Lub doet naar het fenomeen buurtpreventie mogen er ook zijn.

In februari verscheen De burger op wacht, waarin Lub kijkt waar en hoe er wordt wachtgelopen, ge-appt en gerapporteerd door wijkbewoners in Rotterdam, en wat er de gevolgen van zijn. Gisteren borduurde hij daarop voort met een onderzoek onder 200 gemeenten, waaruit blijkt dat iedereen maar wat doet, zonder visie of idee of strategie. Gemeenten zijn dol op burgerpreventie, maar beleid ontwikkelen, een idee formuleren over waarom en waartoe, aan overenthousiaste buurtwachten uitleggen wat het verschil is tussen ‘vroegsignaleren’ en een voorbijganger op eigen gezag overmeesteren en in tiewraps wikkelen: dat is er weinig, zag Lub.

Burgerwaakzaamheid is een van de trofeeën van de participatiesamenleving. Alle natte dromen van de boven ons gestelden over een ontzettend gaaf land komen erin samen: zelfredzaamheid, eigenbroekophouden en gooi-het-maar-bij-de-burger-over-de-heg worden gekruist met orde, tucht, preventie en de surveillance-maatschappij. En het is stukken goedkoper dan betaalde opsporingsambtenaren.

In bijna de helft van de gemeenten zijn bijna 700 buurtwachten actief, groepen inwoners die de straat opgaan om eventueel geboefte af te schrikken en om aan de gemeente door te geven waar fietswrakken liggen en waar de verlichting stuk is.

Daarnaast bestaan er duizenden appgroepjes waarin buurtbewoners elkaar waarschuwen voor inbrekend gespuis; dat aantal blijft groeien. Iedereen die zich in een argeloze bui heeft aangesloten bij zo’n appgroep, weet dat die dingen een poel van ellende zijn vol sluimerende burenruzies, verdachtmakingen van willekeurige voorbijgangers en hopen emoticons (en als je echt pech hebt: gifjes) waarin de etherdiscipline ver te zoeken is.

Lub liep eerder mee met patrouilles van bewoners in diverse Rotterdamse wijken. Dat leverde een bij vlagen ontroerend portret op van betrokken vrijwilligers die er in hun vrije tijd op uit trekken om de buurt leefbaar te houden en aan saamhorigheid te werken. Soms zijn ze iets té betrokken, zoals hij optekende in een interview in de Rotterdamse Kruidenbuurt: ‘Zodra er een melding op de WhatsAppgroep binnenkwam, stonden ze al buiten, sommigen met knuppels. Die personen zijn er uiteindelijk zelf uitgestapt. We hebben ze erop aangesproken.’ Elders wilde men de boel zo graag aanharken dat buurtpreventie ontaardde in het opjagen en wegsturen van buurtjongeren – of dat wel mocht had niemand uitgezocht (antwoord: neen, natuurlijk niet).

Van de 200 gemeenten die Lub voor zijn nieuwste onderzoek ondervroeg, rept een op de vijf van ‘problemen’ bij de buurtpreventie: politie en de gemeenten worden overladen met loze meldingen, buurtbewoners gaan zich met de beste bedoelingen nogal indringend met elkaars levensstijl bemoeien, en eigenrichting. Dat laatste ís natuurlijk ook ingewikkeld: een paar staatssecretarissen van Justitie geleden mocht je inbrekers in je eigen huis nog doodslaan.

Als de gemeente geen doel formuleert, doen de inwoners het zelf wel. Dus jagen ze collectanten weg, molesteren ze jongeren. Lub pleit voor beleid, sturing en ‘een landelijk debat’. Voordat het uit de hand loopt. Een oproep die zo verstandig is, dat het er wel niet van zal komen.