Direct naar artikelinhoud
Column

Het ‘tragische levensgevoel’ van Thierry Baudet stamt uit de jaren negentig

Het ‘tragische levensgevoel’ van Thierry Baudet stamt uit de jaren negentig

Heleen Mees noemde de ideeën van Thierry Baudet vorige week ‘allemaal parodie’. Daarmee doet ze hem als winnaar van de laatste verkiezingen tekort. Met het antifascismeplan dat mijn andere collega, Asha ten Broeke, naar aanleiding van die overwinning opstelde, maakte ze hem weer te groot. Om een verschijnsel te begrijpen, moet je het serieus nemen, maar niet opblazen en zien binnen de context van de eigen tijd.

Eerder dan aan Hitler of Mussolini, doet Baudet mij denken aan de schrijvers/dichters Joris Abeling (1971-1998) en Serge van Duijnhoven (1970), die begin jaren negentig het tijdschrift MillenniuM oprichtten. Zij bemoeiden zich niet met politiek, maar hunkerden wel, net als Baudet, naar een groots en meeslepend leven.

De postideologische jaren negentig in Nederland, waren waarschijnlijk de saaiste van de 20ste eeuw ter wereld. Wie niet naar het buitenland ontsnapte om aan de technologische revolutie deel te nemen, leefde in een aangeharkte omgeving waar oneffenheden, voor zover die de kop opstaken, werden weggepolderd door Wim Kok.

Het (nog grotendeels door oudere mannen gedomineerde) intellectuele klimaat was afstandelijk en rationalistisch (Henk Hofland, Jérôme Heldring, Marcel van Dam), dan wel ironisch (Remco Campert, Van Kooten & De Bie) of sarcastisch (Theo van Gogh).

In de literatuur rees de ster van de jonge, maar verstandelijke Arnon Grunberg en in de kunst en de architectuur regeerde het ‘concept’. Een poging om het schilderen ‘naar de natuur’ terug te brengen, strandde midden jaren negentig in geruzie en drugsgebruik.

Romantici, die zich niet laten leiden door rede en ironie maar door gevoel en ernst, waren veroordeeld tot de marge. Abeling en Van Duijnhoven accepteerden dat niet. Met de ‘kunstgroep Lage Landen’ wilden ze de ‘totalitaire wereld’ waarin ‘alles al was vastgelegd’ overhoop gooien. Oude mannen zoals Heldring, moesten eindelijk eens van hun ‘knokige oude ros afstappen’.

‘Het kan ons niet hard, niet écht genoeg zijn’, schreef Van Duijnhoven in 1997. ‘De steden kreunen, de aarde scheurt, het bloed gorgelt in de kelen van de in kelders verborgen kinderen. Uit de diepte komt het, en daar zullen we het verder zoeken.’

Thierry Baudet.Beeld Hollandse Hoogte / Robin Utrecht

In werkelijkheid kreunde er in die dagen helemaal niemand. Van cultuur en wetenschap waren democratische instituten gemaakt, ongelijkheid was weggenivelleerd en onrechtvaardigheid was opgelost in fijnmazige juridische systemen. Zelfs het excentrieke koningshuis was ingekapseld in een schijnbaar rationeel systeem. De nog vitale generatie van babyboomers en daarvóór peinsde er bovendien niet over om van haar ‘ros’ te stappen. Wát er ‘uit de diepte’ moest komen, werd nooit duidelijk. Nadat Abeling in 1998 omkwam bij een tragisch auto-ongeluk, stierf ook MillenniuM een vroege dood.

Na de aanslag op de Twin Towers in 2001, ontketende een andere romanticus, Pim Fortuyn, wél een revolutie. In zijn hang naar groots en meeslepend leven had hij een bondgenoot ontdekt: de ‘gewone man’, die zich van de verstandelijke wereld ook vervreemd voelde. Toen Fortuyn vol pathos zijn bezwaren tegen immigratie en islam uiteenzette, werd hij onthaald als de Messias. De verstandelijke en ook meedogenloze Volkert van der Graaf maakte aan zijn opmars een einde, maar de  ‘allerindividueelste emotie’ had voet aan wal.

Baudet, die sensitiviteit paart aan ernst, had het tij nu mee. NRC Handelsblad gaf hem vanaf 2010 een column waarin hij zijn ‘tragische levensgevoel’, zoals hij het zelf noemde, kon uiten. Hij prees daarin onder andere het stierenvechten omdat ‘leven een strijd is, en elk genot en geluk met een prijs komt en dat de prijs die wij uiteindelijk allemaal betalen, die van de dood is’.

Nadat zijn column beëindigd werd, maakte hij zijn romantische doorbraak in de politiek. Vermoedelijk niet al zijn kiezers delen zijn ‘tragische levensgevoel’, maar ze verwelkomen wel de moed die hij eruit put. Alleen groteske woorden lijken de vervreemding te kunnen bestrijden, die de rationele, geïnstitutionaliseerde wereld bij hen oproept. Voor zijn renaissance refereert Baudet graag aan lang vervlogen tijden. Maar zijn ideeën vallen beter te verklaren uit de afgelopen veertig jaar, dan uit de jaren dertig, die hij nooit meemaakte. Biografieën beginnen doorgaans rond iemands geboortejaar, en niet een halve eeuw ervoor.