Direct naar artikelinhoud
InterviewWetenschappers Imke de Boer en Martin van Ittersum

Voor succesvolle kringloop­landbouw moet de veestapel fors kleiner (maar veganisme is niet de oplossing)

Voor succesvolle kringloop­landbouw moet de veestapel fors kleiner (maar veganisme is niet de oplossing)
Beeld Eline van Strien

Als Nederland de overgang wil maken naar een circulaire landbouw, zal de veestapel misschien wel gehalveerd moeten worden, zeggen twee Wageningse hoogleraren. Maar veganisme is ook niet de oplossing.

en

Circulariteit is het nieuwe buzzword in de landbouw. Minister Carola Schouten gaf vorig jaar een voorzet met haar visie op een kringlooplandbouw in Nederland. Minder kunstmest, beter benutten van reststromen, kringlopen sluiten: dat zijn de sleutelwoorden. Maar over wat dat precies inhoudt voor de boeren en ons eten bestaat nog veel vaagheid.

Twee Wageningse hoogleraren, Imke de Boer en Martin van Ittersum, publiceerden onlangs hun ideeën hierover in een boekje getiteld Circularity in agricultural production. Ieder vanuit zijn eigen vakgebied, die de twee uiteinden van het agrarische spectrum vertegenwoordigen: De Boer is hoogleraar dierlijke productiesystemen, Van Ittersum is gespecialiseerd in de plantaardige kant.

Eén ding staat voor hen als een paal boven water: wil Nederland de overgang maken naar een circulaire landbouw, dan zal de huidige veestapel moeten worden ingekrompen. Want goede landbouwgrond gebruiken om veevoer te verbouwen, dat is niet circulair.

Een kleinere veestapel bepleiten klinkt als vloeken in de kerk in Wageningen. Zeker voor De Boer, met haar kantoor in de afdeling dierwetenschappen. Maar, benadrukt ze: veganisme is niet de oplossing. ‘In een circulair systeem heeft het dier ook een rol.’

Beeld Eline van Strien

Jullie leggen principes vast waaraan circulaire landbouw moet voldoen. De belangrijkste is dat landbouw als eerste doel heeft plantaardige voeding te leveren voor menselijke consumptie. Waarom is dat zo belangrijk?

Van Ittersum: ‘Omdat directe productie van voedselgewassen voor mensen, waar dat mogelijk is, altijd het meest efficiënt is. Overal waar een dier tussen zit, heb je verliezen. Wij zeggen dan ook dat je landbouwgrond primair moet gebruiken om eten voor mensen te produceren. En niet voor voedsel dat je eerst in dieren stopt.’

Veevoer verbouwen gebeurt nu op grote schaal. Overal in Nederland staan de akkers vol met mais en raaigras.

De Boer: ‘Wereldwijd wordt ongeveer 40 procent van het akkerland gebruikt om veevoer te verbouwen. Bijna 30 procent van het graan wordt aan dieren gevoerd. Nederland zal daar niet ver vandaan zitten. Wij benaderen het van de andere kant. Wij kijken: wat is de rol van het dier in een circulair voedselsysteem? En wat is dan een veestapel die daarbij past?’

Gebruik het dier waar het goed voor is, schrijven jullie. Waar is het dier goed in?

De Boer: ‘Dieren zijn uitstekend geschikt om biomassa die oneetbaar is voor de mens om te zetten in waardevolle producten als zuivel, eieren en vlees. Dan moet je denken aan gras, gewasresten, reststromen uit de industrie en etensresten van huishoudens. Als je echt circulair wilt zijn, moet je dieren inzetten om dat soort restproducten te verwaarden. Je moet niet actief voedergewassen verbouwen om de veestapel te onderhouden.’

Dat is meteen een opvallend verschil tussen jullie en de minister. Schouten pleit ervoor dat voedergewassen meer lokaal worden geproduceerd. Zij zegt: wij verbouwen in Nederland ons eigen veevoer en rijden de mest uit op ons eigen land. Dat is ook circulair.

De Boer: ‘Wij definiëren circulariteit als een manier om zo goed mogelijk gebruik te maken van hulpbronnen en grondstoffen. Je kunt uitrekenen hoeveel vee je nodig hebt om kringlopen efficiënt te sluiten. Zo gauw je gewassen gaat verbouwen speciaal voor dieren, ben je dat punt voorbij.’

Van Ittersum: ‘Wij vragen niet aan mensen: hoeveel vlees wilt u eten? Wij kijken hoeveel je het systeem kunt laten produceren als je minimaal beslag wilt leggen op grond, water, energie en voedingsstoffen.’

Als je de visie van Schouten consequent volgt, zou er juist meer landbouwgrond in Nederland worden gebruikt voor voedergewassen. Want nu importeren we veel veevoer.

Van Ittersum: ‘Wij schetsen een stip op de horizon. Daarbij worden wij niet gehinderd door belangen uit de politiek of van boerenorganisaties. Wij krijgen ook niet meteen alle varkensboeren op onze nek. Schouten wel.

‘Tot nu toe heeft Den Haag nooit gezegd: circulaire landbouw moet gepaard gaan met inkrimping van de veestapel. Maar ieder nuchter denkend mens realiseert zich ongetwijfeld dat dat erbij hoort als je er serieus over nadenkt. Kringlooplandbouw moet ook samengaan met een eerlijke prijs voor de boeren. Dat hoort er nadrukkelijk bij.’

De Boer: ‘Er zit ook een maatschappelijk aspect aan. Als de maatschappij blijft eisen dat we zoveel dierlijke eiwitten blijven produceren als nu, dan heeft dat consequenties. Wat wij voorstellen gaat gepaard met een aanzienlijk lagere consumptie van dierlijke eiwitten. Dat is een verantwoordelijkheid van ons allemaal.’

Hebben jullie ook uitgerekend hoeveel minder dieren in een circulair systeem kunnen functioneren dan we nu hebben?

De Boer: ‘Niet precies. Wij hebben een model opgesteld dat becijfert hoeveel dierlijk eiwit je kunt produceren bij het minste landgebruik. Dat komt neer op ongeveer 23 gram per persoon per dag: bijna de helft van wat wij nu eten. Dat zou inhouden dat je half zoveel dieren kunt houden als nu. Dat lijkt me geen gekke schatting. Dan moet de rest van Europa ook meedoen, want veel van wat wij produceren wordt geëxporteerd.’

Het dier helemaal uitbannen is ook geen goed idee. Allemaal veganist worden is niet circulair.

Van Ittersum: ‘Als iedereen veganistisch zou eten, laat je reststromen onbenut die je via dieren kunt opwaarderen tot waardevolle voeding. Dan heb je meer land nodig om planten te verbouwen als voedsel voor mensen, zo simpel is het.’

Welke dieren zijn in zo’n kringloopsysteem het meest geschikt?

De Boer. ‘Dat zijn we nog aan het uitzoeken. Maar dieren die een dagelijks product leveren zoals melk of eieren zijn in principe altijd efficiënter dan dieren die je alleen houdt voor het vlees. Melkkoeien komen daar goed uit. Het probleem met koeien is dat ze ook methaangas uitstoten, een sterk broeikasgas.

‘Leghennen kunnen gevoed worden op hoogwaardige restproducten zoals bakkerijafval. Varkens zijn het minst kieskeurig, maar die leveren alleen vlees. We kijken nu ook naar vissen. Slachtafval kun je prima verwerken in voer voor zalm. Vissen zijn heel efficiënt in het omzetten van voer naar vlees.’

Biologische landbouw is volgens jullie ook niet circulair. Biologische boeren gebruiken geen pesticiden en geen kunstmest. Hoezo is dat niet circulair?

Van Ittersum: ‘Dat biologische landbouw niet circulair is, zou ik niet zo willen stellen. Het punt is dat biologische akkerbouw sterk afhankelijk is van de veehouderij voor dierlijke mest. Je kunt je afvragen hoe circulair dat is. Om voeding in de grond te krijgen, kun je ook planten zaaien die stikstof in de bodem vastleggen. Het probleem is dat je daarvoor extra land nodig hebt. In theorie zou je de hele landbouw biologisch circulair kunnen maken, maar dan heb je waarschijnlijk wel zo’n 40 à 50 procent meer grond nodig om hetzelfde te produceren.’

De Boer: ‘Dat kan een keuze zijn. Wij zeggen: waarom zou je niet een beetje extra stikstof in je systeem brengen door kunstmest toe te voegen? Als dat geproduceerd wordt met duurzame energie, zien wij daar geen probleem in.’

Kunstmest in de circulaire landbouw? Dat klinkt tegenstrijdig.

Van Ittersum: ‘Dat komt waarschijnlijk door het woordje ‘kunst’. Dat heeft iets tegennatuurlijks. Maar kunstmest is in veel opzichten een zegen. Het bespaart land. Voedsel produceren brengt nou eenmaal stikstofverliezen met zich mee. Een deel vervluchtigt in de lucht, of spoelt uit als nitraat naar het grondwater. Dat moet je op de een of andere manier aanvullen, dat is onvermijdelijk.’

We hebben in Nederland juist een groot probleem met overbemesting door stikstof. Dat is een bedreiging voor de biodiversiteit. Schouten wil daarvan af.

De Boer: ‘Daarom zien wij kunstmest ook enkel als aanvulling. Het gebruik wil je minimaliseren. Maar stikstof is zo’n vluchtig element; je zult altijd verliezen hebben. Emissieloze landbouw bestaat niet.’

De circulaire landbouw is idealiter een gesloten systeem. Alles wat eruit komt, moet er weer terug in. Hoe doen jullie dat?

Van Ittersum: ‘Bij elke reststroom moet je je afvragen: wat is hiervoor de beste toepassing? Hergebruiken voor menselijke consumptie staat bovenaan. De tweede prioriteit is bodembemesting: oogstresten zoals wortels en stoppels kun je het beste op het land laten liggen als bodemverbeteraar. Want alles begint bij een vruchtbare bodem. Wat er dan nog over is, kun je inzetten als veevoer, of gebruiken voor de productie van energie.

‘Het is ook belangrijk dat de oogst zo goed mogelijk wordt gebruikt. Als je friet maakt, moet je niet de schillen weggooien. Daar zitten grondstoffen in die je kunt hergebruiken. Bij de keuze voor een gewas moet je niet alleen kijken naar de maximale opbrengst, maar ook naar het nuttig gebruik van bijproducten zoals stro.’

Waar zitten de grootste lekken in het systeem?

De Boer: ‘Etensafval uit restaurants en cateringbedrijven wordt nu grotendeels verbrand. Dat is zonde. Dat zou je heel goed in veevoer kunnen verwerken.’

In Europa is dat na de mkz-crisis van 2001 verboden, omdat het verantwoordelijk werd geacht voor de uitbraak van dierziekten.

De Boer: ‘In Japan wordt 35 procent van het etensafval tot veevoer verwerkt. Als je het spul tot 70 graden verhit ben je alle virussen kwijt. Wat ons betreft moet dit onderwerp prioriteit krijgen in onderzoek naar duurzaam veevoer.’

Van Ittersum: ‘Wat fosfaat betreft (een andere belangrijke meststof, red.) is de mens het grootste lek. Fosfaat verdwijnt nu uit het systeem via menselijke uitwerpselen. Wij pleiten ervoor om fosfaat daaruit terug te winnen. Dat is heel goed mogelijk.’

Op welke schaal moeten kringlopen worden gesloten? Moeten we terug naar het gemengd bedrijf van vroeger, waarbij boeren akkerbouw en fruitteelt combineerden met het houden van wat koeien en varkens?

Van Ittersum: ‘Daar zaten goede elementen in. Maar dieren op een gemengd bedrijf werden geweid op heidevelden en graslanden in de omgeving. De mest die zij produceerden werd uitgestrooid op land rond de boerderij. Dat is een netto-overdracht van voedingsstoffen van het ene stuk land naar het andere. Dat is niet circulair.’

Soja invoeren uit Brazilië en de mest per schip terugsturen: is dat dan wel circulair?

De Boer: ‘Soja moet je sowieso niet aan dieren voeren. Transport is één reden om korte ketens te maken. Een andere is herkenbaarheid; dat draagt bij aan waardering voor voedsel. Maar je hoeft van Nederland niet één gesloten systeem te maken.’

Van Ittersum: ‘Soms is het zinvoller producten daar te telen waar de omstandigheden het gunstigst zijn. Mongolië zal nooit een bruisend akkerbouwgebied worden. Die grond is vooral geschikt als grasland, dus daar zal altijd veel vee worden gehouden. Dat is anders dan de delta waarin wij leven.’

Wat zou de rol van Nederland zijn in zo’n mondiale kringlooplandbouw?

Van Ittersum: ‘Wij hebben hier veel vruchtbare gronden. Die zijn uitermate geschikt voor akkerbouwgewassen en pootgoed.’

En wat doen we dan met al die weides die leeg komen te staan als de koeien weg zijn? Omploegen?

Van Ittersum: ‘Daar moet je mee oppassen. Als je gras omploegt, verlies je de koolstof die daar nu is opgeslagen in de bodem. Alleen als er prachtige vruchtbare grond onder zit waarop je voedsel kunt telen waar behoefte aan is, loont het om dat te doen. In sommige gebieden kun je eigenlijk maar het beste gras telen.’

Je kunt er ook natuur van maken of bomen op planten.

De Boer: ‘Zeker.’