Direct naar artikelinhoud
InterviewDe kloof

Geograaf Josse de Voogd over de culturele tegenstellingen in Nederland: ‘De proteststem woont in suburbia’

Josse de Voogd.Beeld Kiki Groot

De tegenstellingen in Nederland openbaren zich in tal van geledingen. Waar ligt de oorsprong en waartoe zal het leiden? Aflevering I in een serie: geograaf Josse de Voogd.

Vraag Josse de Voogd naar ‘De Kloof’ en hij ziet er vele: sociaal­economische, levens­beschouwelijke, educatieve, historische. Die voeren hem niet zelden terug tot aan de tijd van de Tachtigjarige Oorlog: veel oude scheidslijnen zijn nog altijd op Nederland van toepassing.

De zelfstandig geograaf, die werkt aan een boek over het stemgedrag van de Nederlander, pakt er de landkaart bij en kan precies aangeven wie waar wat stemt – en wat daar de verklaringen voor zijn. Hij is inmiddels een veelgevraagd analyticus op verkiezingsavonden, en voor ministeries die inzicht willen krijgen in wat het volk zoal vermag. In Almelo is altijd wat te doen: ze stemmen er op populisten, en maar ­weinig op groen.

Waar plaatst u Forum voor Democratie op uw kaart?

‘Forum deed het goed in een aantal gebieden, zoals Limburg, maar ook in veel groeikernen. Vergeleken met de PVV valt op dat de partij het beter doet in middenklassegemeenten in het westen. Ook in het noorden en oosten waar de PVV vaak achterbleef, zie je een inhaalslag. Forum lijkt meer een partij van het midden, van burgers die zich grote zorgen maken.’

Ziet u aan de hand van de geografie groeiend onbehagen in Nederland, een mentaliteit van ‘fuck you’, van anti-establishment, een potentieel aan gele-hesjesdragers?

‘Nederland is Frankrijk niet, er is een cultureel verschil in pacificatie. Maar ook hier zie je kampen die lijnrecht tegenover elkaar staan. Denk aan het klimaatdebat, aan de Zwarte Pietdiscussie. Soms is dat niet meer dan een gevecht tussen uitersten, waar het grote midden helemaal niet aan meedoet. Maar er heerst onvrede met allerlei dimensies en met veel subgroepen. Toch zijn de verschillen ten opzichte van Frankrijk kleiner, ­simpelweg omdat Nederland een stuk kleiner is − en daarmee de afstand tot succesvolle steden.’

Is dat voor u een ijkpunt, de stad ­versus platteland?

‘Nederland kent relatief veel hoogopgeleiden, zeg een derde van de bevolking, en die verzamelt zich in toenemende mate in de grote steden. Deze groep is mobiel, woont vaak niet op de plek waar ze geboren is, terwijl de meerderheid op eigen geboortegrond achterblijft.

Die kloof tussen bloeiende steden en de rest lijkt groter te worden. Ten tijde van Janmaat en zijn Centrum Democraten bevond zijn electoraat zich in de steden en ook de LPF was nog een vrij stadse aangelegenheid. Tegenwoordig zijn Utrecht en Amsterdam bolwerken van GroenLinks en D66.’

Klinkt als het bekende grachtengordelverhaal: de elite klontert samen en stelt zichzelf als norm.

‘Klopt. Alleen is die groep wel breder dan een echte elite en de letterlijke grachtengordel. In de verzuilde samenleving van weleer had je een kleine elite. Maar Nederland is egalitair geworden, met een brede bovenlaag die makkelijker toegang heeft tot de macht.

Als je de weg weet, is dit het paradijs. En deze groep hogeropgeleiden is dusdanig groot dat je daarin een eigen leven kunt opbouwen. Maar als je die codes niet kent en de normen niet deelt, wordt het lastiger.’

Toch ligt het gecompliceerder dan de haves en de havenots.

‘De inkomensverschillen in Nederland zijn relatief klein, maar in de haarvaten van de samenleving is duidelijk dat dit gegeven op het spel staat, en in sommige gebieden meer dan andere. De onvrede anticipeert daarop. Statistisch is er geen groot verschil tussen Amsterdam en industrieplaatsen als Almelo of Waalwijk, maar als je je afvraagt: waar gaat dit heen, dan zie je dat er grote veranderingen aankomen.

Je ziet nieuwe kloven ontstaan. En dat leidt tot een nieuwe politieke kaart. Bij die van 1918 of 1963 is vooral religie bepalend; eind jaren zeventig, Wiegel versus Den Uyl, wordt het meer een inkomenskwestie. Postmoderne scheidslijnen zijn daar als een nieuwe laag op de kaart overheen gekomen: met migratie en economische globalisering als thema’s. Dit leidt tot verwarring bij politieke partijen, want het gaat niet langer over traditionele links-rechtstegenstellingen.’

Waarmee het pad is geëffend voor populisme.

‘Een aanzienlijk deel van de kiezers is ­sociaal-economisch links, maar cultureel rechts. Ze zijn minder enthousiast over Europa en de multiculturele ­samenleving. Die groep kun je omschrijven als electoraal dakloos, zit niet in een zuil met een eigen elite. Ze worden ­nauwelijks vertegenwoordigd.

Je ziet dat partijen die groep proberen in te kapselen, zij het opportunistisch vooralsnog. De VVD heeft op cultureel vlak iets te winnen dus worden daar proefballonnetjes opgelaten − PVV-­corvee wordt dat wel genoemd.’

Is dit tevens de groep van @KaleHarry en @BOzeMarie die zich op Twitter dagelijks ontlast?

‘Dat is een exemplarisch deel. In het krachtenveld van cultureel rechts en economisch links zijn allerlei varianten denkbaar. Maar het lijkt erop dat veel kiezers zich in het midden op hun ­gemak voelen.

Ik denk eerder dat ‘de elite’ en aan de andere kant ‘de populisten’ uit het lood liggen. Als je aan de universiteit een gematigd standpunt inneemt, loop je het risico voor populist te worden versleten. Er tegenover staat dat er ook PVV-stemmers zijn die Wilders te radicaal vinden. Dan gaat het meer om een stem ter compensatie, om het geheel een duwtje te ­geven een bepaalde kant op.’

Terug naar de geografische kaart. U trekt wat u noemt een fantoomgrens tussen het zuiden en de rest van het land.

‘Het zuiden is de afgelopen zestig jaar economisch opgestoten in de vaart der volkeren, dus zou je denken: die oude grens, die teruggaat tot de Tachtigjarige Oorlog, is vervaagd. In de jaren negentig stemmen Brabant, Limburg en het ­katholieke deel van Gelderland en Zeeland vrij gemiddeld.

Maar met de opkomst van populistische partijen, van SP, PVV en 50Plus, zie je die oude breuklijn weer haarfijn terugkeren. Daar wordt over de volle linie bovengemiddeld op die partijen gestemd, of een gemeente nu arm of rijk is.

Economisch is de zaak gelijk getrokken, maar historisch en emotioneel niet. Men voelt zich er eerder achtergesteld. Ook de snelle ontkerkelijking speelt een rol. In andere minder welvarende gebieden, zoals het protestantse noorden, is de sociale samenhang groter. In het zuiden doet ideologie er minder toe, daar krijg je bijvoorbeeld sneller extra stemmen, omdat je uit eigen contreien komt.’

Dus het broeit en het gist onder de Maas.

‘Ja, daar zitten veel boze, afgehaakte burgers die niet stemmen, of snel kiezen voor populisten. Vooral het verstedelijkte gebied van Limburg valt op.

De Maas kun je zien als ader van protest, maar je hebt ook Purmerend, Spijkernisse, Almere, Lelystad: de suburbs van de Randstad. Hier zie je periferisering van de verarming en verkleuring van de samenleving. De proteststem lijkt te zijn mee verhuisd. Terwijl de binnenstad veryupt vind je in de stadsranden een segment dat in de weerstand zit.’