In totaal doen tien mensen mee aan de pilot, die moet uitwijzen of hoogopgeleide statushouders misschien een klein deel van het enorme lerarentekort in Amsterdam op kunnen lossen. Daarbij mag de diversiteit in schoolteams wel wat groter, vinden de initiatiefnemers.
De pilot is een samenwerking tussen Stichting Westelijke Tuinsteden, dat zestien openbare scholen in Amsterdam Nieuw-West onder haar hoede heeft, en Het Schoolbureau, dat zich richt op werving, selectie en begeleiding van mensen die het onderwijs in willen. De gemeente Amsterdam neemt een deel van de financiering voor haar rekening.
We hopen het taalniveau te verhogen door ze onder te dompelen in het Nederlands
De statushouders volgen een intensief traject van om te beginnen drie maanden waarin zij het stage lopen op een basisschool combineren met taal- en onderwijstrainingen.
Lesgeven is geen probleem, taal is struikelblok
De Nederlandse taal is het grootste struikelblok, vertelt Vivianne Spruit van Het Schoolbureau. Lesgeven kunnen ze, sommigen hebben bovendien een lesbevoegdheid die ook in Nederland erkend is.
"De statushouders die meedoen, hebben allemaal minimaal B1-niveau", zegt Spruit. Dat niveau is voor niet-moedertaalsprekers van het Nederlands minimaal vereist om een opleiding op het mbo te kunnen volgen. "Dat is nog niet voldoende om les te kunnen geven op een basisschool. We hopen dat niveau te verhogen door ze onder te dompelen in het Nederlands."
Het is voor nieuwkomers vrijwel onmogelijk om op eigen houtje het onderwijs binnen te komen, denkt Spruit. "Misschien als onderwijsassistent, maar zeker niet als leraar."
De initiatiefnemers hopen dat de deelnemers na afloop van het traject als zijinstromer aan de slag kunnen, of als onderwijsassistent. Ook verder studeren aan een lerarenopleiding is een mogelijkheid.
Andere grote steden hebben ook interesse
Volgens Spruit hebben ook andere grote steden al interesse getoond in de pilot. "Daar zie je ook de grootste lerarentekorten en de meeste statushouders."
Kholoud Alkhateeb, die vijf jaar geleden vanuit Syrië naar Nederland is gekomen, is een van de deelnemers aan het traject. In Syrië was zij ook leraar in het basisonderwijs. Nadat Alkhateeb zich eerder voor een ander traject had aangemeld, werd zij benaderd door de gemeente Amsterdam, met de vraag of deze pilot niets voor haar zou zijn.
In Syrië werd gewerkt aan een nieuw onderwijssysteem, maar door de oorlog is dat stilgelegd
De afgelopen vijf jaar heeft ze een inburgeringstraject gevolgd en veel als vrijwilliger gewerkt, onder meer in de kinderopvang. "Ik wil heel graag in Nederland weer als docent werken", vertelt Alkhateeb. "Ik hou van mijn vak."
Ze loopt nu stage op een montessorischool. "Daarnaast heb ik taalles en onderwijstrainingen gehad. Ik hoop een stapje hoger te komen met mijn Nederlands."
De verschillen tussen het onderwijs in Syrië en Nederland zijn groot, ziet Alkhateeb. "In Syrië gaan de kinderen naar school als ze zes jaar zijn. Hier hebben ze meer vrijheid, meer materialen en er wordt meer samengewerkt. Ook het systeem is anders. In Syrië werd gewerkt aan een nieuw onderwijssysteem, maar door de oorlog is dat stilgelegd."
Ook voor het voortgezet onderwijs is er een traject
Het lerarentekort geldt niet alleen voor het basisonderwijs, maar ook voor het voortgezet onderwijs. Vooral voor wiskunde, natuurkunde, scheikunde en de talen zijn er veel te weinig docenten te vinden.
Aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) ging daarom afgelopen september een programma van start, opgezet door vluchtelingenstichting UAF en de gemeente Amsterdam.
Hierin worden veertien hoogopgeleide statushouders voorbereid op instroom als leraar in het voortgezet onderwijs in een van de zogenoemde tekortvakken: wiskunde, natuurkunde of scheikunde. De meesten hebben een achtergrond als leraar in een bètavak.
In dit jaar worden zij voorbereid op het reguliere zijinstroomtraject of de deeltijdopleiding tot tweedegraads docent. Inmiddels vindt de intake van de tweede lichting studenten voor dit programma plaats, vertelt Mayke Rameckers, afdelingshoofd Studentzaken bij de HvA.
'Niet iedereen kan al doorstromen'
"Bij de eerste lichting ging het veelal om wiskunde- en natuurkundedocenten die wat ouder waren, dus dertigers en veertigers", zegt Rameckers. "Daardoor kost het ze moeite om hun taalniveau te verhogen. Niet iedereen kan dan ook al doorstromen. Zij hebben wat meer tijd nodig."
Scholen zien dat het echt wel een investering betekent, vooral vanwege de taal
Ook lopen de achtergronden sterk uiteen. Zo kent Syrië bijvoorbeeld geen specifieke lerarenopleiding. Daar studeer je gewoon wiskunde of natuurkunde aan de universiteit, waarna je gaat lesgeven.
De tweede lichting wordt dan ook strenger geselecteerd. De eerste studenten werden door het UAF aangedragen, nu werken de stichting en de HvA samen bij het maken van de selectie. "We gaan de beginsituatie beter inschatten, om te kunnen bepalen of hun Nederlands binnen een jaar op niveau te krijgen is", licht Rameckers toe.
'Scholen zien dat het echt wel een investering betekent'
Ook vindt er in het vervolg een betere samenwerking plaats met de scholen waar de studenten stage lopen. De stagebegeleiding gaat vanuit de HvA plaatsvinden, in plaats van vanuit het UAF.
"Scholen zien dat het echt wel een investering betekent, vooral vanwege de taal. En daar hebben ze juist door het lerarentekort niet altijd voldoende tijd voor", stelt Rameckers.
NUjij: Uitgelichte reacties