Direct naar artikelinhoud

Zo verschillend zijn mannen en vrouwen niet, betoogt Gina Rippon: ‘Gender leren we onszelf aan’

Geef kinderen vooral veel keus in wat ze kunnen doen, zegt hersenwetenschapper Gina Rippon.Beeld afp

Verschillen tussen jongens en meisjes zitten niet zozeer in het brein waarmee ze geboren werden, maar de verwachtingen waarmee we ze grootbrengen, betoogt de Britse hersenwetenschapper Gina Rippon. Het wordt haar niet in dank afgenomen.

Een ‘chagrijnige oude feeks’ is ze al genoemd, een met een met een ‘gelijkheids-fetisj’ op de koop toe. In iets nettere bewoordingen heet ze een ‘ontkenner van sekseverschillen’. Vanwaar dat boe-geroep? 

In het recent verschenen ‘The Gendered Brain. The new science that shatters the myth of the female brain’ (uitgeverij Vintage) onderbouwt de Britse hersenwetenschapper Gina Rippon, overigens met de nodige humor, haar stelling: er bestaat niet zoiets als een mannen- of een vrouwenbrein. Preciezer geformuleerd: “De verschillen tussen de hersenen van mannen en vrouwen zijn zo klein dat daar geen vergaande conclusies aan kunnen worden verbonden”. Ofwel: er is niets in een babybrein dat meisjes voorbestemt slechte kaartlezers te worden en van jongens slechte multitaskers maakt.

Dat is voor sommigen nogal wennen. Want het idee dat die verschillen er wel zijn én verklaren waarom mannen en vrouwen uiteenlopende dingen kunnen en doen, gaat al eeuwen mee. De snelle ontwikkeling van nieuwe technieken lijkt de jacht naar de heilige graal slechts te hebben versterkt. Felgekleurde plaatjes van de hersenen vormen het ultieme bewijs: kijk daar, dáár zit het: daarom zijn vrouwen slecht in wiskunde en kunnen jongens hun gevoelens slecht verwoorden.

We moeten veel meer kijken naar het individu, in plaats van als eerste filter gebruiken of iemand een man of vrouw is
Gina Rippon, hersenwetenschapper

Rippon (Essex, 1950) kan er inmiddels weinig geduld meer voor opbrengen. Tien jaar geleden ging ook zij op zoek naar sekseverschillen in de hersenen. “Ja”, zegt ze, “ik was in eerste instantie ook uit op die verschillen. Maar op een gegeven moment besefte ik dat de conclusies die uit veel van die onderzoeken naar man/vrouwverschillen worden getrokken, heel discutabel zijn. Als er al verschillen zijn, zijn ze klein. De verschillen tussen mannen en vrouwen onderling zijn veel groter. Onderzoek waar gemiddeld geen verschillen werden gezien, krijgt nauwelijks aandacht.”

Hersenwetenschapper Gina Rippon.

Gemiddeld zestig

Het brein, stelt Rippon, weerspiegelt het leven dat we leiden. “Veel van het hersenonderzoek is gedaan bij mensen van gemiddeld zestig jaar oud. Hun hersenen zijn blootgesteld aan een enorme hoeveelheid prikkels en ervaringen. We weten inmiddels dat het brein voortdurend verandert, niet alleen in de eerste levensjaren, maar ook lang daarna. De opleiding die we volgen, het werk dat we doen, de hobby’s die we hebben: dat heeft effect.”

Rippon, emeritus hoogleraar aan Aston University in Birmingham, wijst naar onderzoek onder taxichauffeurs in Londen. Om in aanmerking te komen voor een vergunning, hebben ze moeten bewijzen dat ze de plattegrond van de stad kennen. Hun hersens blijken zichtbaar te verschillen van de hersens van chauffeurs die nog in opleiding zijn of met pensioen, en zelfs van die van buschauffeurs, die doorgaans vaste routes rijden. “Dat soort studies laat ook zien dat plaatjes van de hersenen alleen maar een momentopname geven. Als iemand een maand later begint met darten dan zullen de hersenen daarop reageren.”

Spons

De plasticiteit van de hersenen is enorm, Rippon is erdoor gefascineerd. “We weten dat de hersenen van een baby zich extreem snel ontwikkelen, voor de geboorte en daarna. Dat is fenomenaal. En waar we de laatste tijd steeds meer inzicht in krijgen, is dat baby’s zich heel bewust zijn van hun omgeving en proberen daarmee een verbinding aan te gaan, een relatie te leggen. De nadruk lag altijd op hoe hulpeloos ze zijn en hoe lang. Dus er is relatief veel onderzoek gedaan naar hoe baby’s leren zich te redden, hoe ze taal verwerven en hoe ze leren lopen. Er is minder aandacht geweest voor de sociale vaardigheden die ze ontwikkelen, hoe gevoelig ze zijn voor gezichten, voor stemmen. Ze hebben ook al snel in de gaten wat ervoor zorgt dat ze schouderklopjes krijgen. Dat is hoe ze overleven. Het kinderbrein is als een spons.”

De mens, hoe klein ook, is gevoelig voor de boodschappen die hij van anderen krijgt. En die boodschappen zijn voor jongens en meisjes anders. Rippon, die onderzoek deed naar onder meer autisme en dyslexie, illustreert het in haar boek met een voorbeeld uit haar eigen leven. Net bevallen van haar tweede dochter worden op de kraamafdeling van het ziekenhuis waar ze ligt de baby’s binnengebracht om door hun moeders te worden gevoed. De vrouw in het bed naast Rippon krijgt haar krijsende kind, een zoon, aangereikt met een goedkeurend: ‘Sterke longen!’ Rippons dochter valt minder in de smaak: ‘Ze maakt het meeste lawaai van allemaal. Niet erg damesachtig.’

Kanttekening

Zo jong als ze zijn krijgen jongens en meisjes te maken met uiteenlopende verwachtingen. En dat heeft gevolgen. Jongens die beter scoren op ruimtelijk inzicht? Ja, als je ze van kinds af aan met lego laat spelen en computerspelletjes laat doen. Laat meisjes ook een tijd Super Mario spelen, of Tetris, en de verschillen verdwijnen. Met één kanttekening: geef ze niet de indruk dat ze het niet kunnen. 

Rippon verwijst in haar boek naar een onderzoek onder jongens en meisjes van 8 en 9 jaar. Hoewel er (nog) geen verschillen zijn in hun resultaten, denken meisjes dat wiskunde toch vooral iets is voor jongens, voor ‘echt slimme mensen’. “Als je wordt verteld dat je slecht bent in wiskunde, dan ga je er ook minder moeite voor doen. En dan wordt het op een gegeven moment een selffulfilling prophecy.” Kortom, ook gender, de heersende ideeën over wat typisch mannelijk is en wat typisch vrouwelijk, kan zijn sporen nalaten in de hersenen.

Als je dochter dan toch een prinsessenkasteel wil, prima, maar laat haar het dan zelf in elkaar zetten
Gina Rippon, hersenwetenschapper

Wisselwerking

Rippon bestrijdt dat ze daarmee zou ontkennen dat er biologische verschillen zijn, dat de verschillen tussen mannen en vrouwen uitsluitend een kwestie zijn van cultuur, van omgevingsfactoren. Het is nature én nurture, zegt ze. “Het oude idee is dat de biologie aan het stuur zit, dat het brein waarmee je wordt geboren je op een route zet die al voor je is uitgestippeld. Inmiddels weten we hoe stereotypen en ervaringen het brein kunnen veranderen. Er is een wisselwerking.”

Waarom is het belangrijk vast te stellen dat er geen specifiek mannen- of vrouwenbrein is? Rippon: “Het gaat om de gevolgen van dat geloof, van het idee dat je het maar hebt te doen met de hersenen waarmee je bent geboren, dat het betekent dat het je ontbreekt aan de capaciteiten om een exacte wetenschapper te worden of zakelijk leider of een meelevend mens. Daar worden mannen noch vrouwen beter van. We moeten veel meer kijken naar het individu in plaats van als eerste filter gebruiken of iemand een man of een vrouw is.”

Ouders vragen haar geregeld om advies, vertelt Rippon. Moeten ze hun zoon nu met poppen laten spelen, hun dochter met lego? Nee, zo’n dictator wil de hoogleraar niet zijn. Laat speelgoed vooral speelgoed zijn, niet iets wat je voorziet van het predicaat ‘jongens’ of ‘meisjes’, stelt ze. Geef kinderen vooral veel keus. En als je dochter dan toch een prinsessenkasteel wil, prima, maar laat haar het dan zelf in elkaar zetten.

Lees ook:

‘Darwin was een slachtoffer van de vooroordelen over vrouwen, net als wij’

Vrouwen als zwakkere, minder intelligente en emotionelere wezens dan mannen? In het boek ‘Ondergeschikt’ ontrafelt de Britse wetenschapsjournaliste Angela Saini hoe bevooroordeeld veel kennis over vrouwen is.

‘Testosteron wordt zwaar overschat’

De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn minder groot dan we denken, stelt psycholoog Cordelia Fine. Tijd om af te rekenen met een oude mythe.

.