Direct naar artikelinhoud
OpinieStrijd om de kiezer

Doe eens gek, zet de Rechten van de Mens centraal, of de principes van de rechtstaat

Als je het ethisch-normatieve gelijk aan je zijde hebt, moet je ook kiezers kunnen trekken zónder openlijk of bedekt in te spelen op de onderbuik, schrijft Agnes Tellings, universitair docent aan de Radboud Universiteit. 

Rob Jetten (D66), Lodewijk Asscher (PvdA) en Thierry Baudet (FvD) tijdens het wekelijkse vragenuurtje in de Tweede Kamer.Beeld ANP

De publieke discussie over de winst van FvD en andere ­zaken die gerelateerd zijn aan uiterst rechtse en uiterst linkse groeperingen is volledig verkrampt. Men noemt elkaar een fascist of terrorist, argumenteert dat vergelijkingen met de jaren dertig of met bepaalde islamitische stromingen ‘eigenlijk’ beschuldigingen van fascisme of islamitisch extremisme impliceren en dat er dus gedemoniseerd wordt, of blijft angstvallig helemaal weg van al dit soort termen.

De verkramping zit niet alleen in het taalgebruik. Ze blijkt ook uit het niet werkelijk aangaan van het debat door beroepsgroepen die door uiterst rechts en soms ook links beschuldigd worden: politici, journalisten, wetenschappers en kunstenaars. Wellicht uit angst dat de vlam in de pan slaat of uit angst voor reacties op sociale media.

Als een Tweede Kamerlid in positieve zin een term als ‘boreaal’ gebruikt in een speech, terwijl bekend is dat die term ook gebruikt wordt in kringen waarin racisme verheerlijkt wordt, dan mag verwacht worden dat hij het een en ander uitlegt. En een partij als Denk moet kunnen uitleggen hoe strijden tegen racisme, wat de partij hoog in het vaandel heeft staan, te rijmen valt met akelige filmpjes maken waarin gesuggereerd wordt dat als je van een bepaalde ­herkomst bent, je geacht wordt voor of tegen bepaalde standpunten te zijn – en je met naam en toenaam verketterd wordt als je niet aan die eis voldoet. Als er iets racisme is, dan is dat het wel.

Voor de uitersten aan de linker- en rechterzijde geldt: als je echt het ethisch-normatieve gelijk aan je zijde hebt, dan moet je ook kiezers kunnen trekken zónder openlijk of bedekt in te spelen op de onderbuik. En dan moet je júíst staan voor de rechten van de mens en de principes van de rechtsstaat: de scheiding van wetgevende, rechterlijke, en uitvoerende macht en dus geen bemoeienis van politici met de rechtspraak; geen ­racisme en seksisme; persvrijheid, en geen pogingen om journalisten te muilkorven; niet elkaar de mond snoeren met beschuldigingen van demoniseren en haat zaaien (daar is de rechter voor); niet feiten afschilderen als geloof en geloof als feiten, maar daarover debatteren; geen bangmakerij die niet op feiten is gebaseerd.

Ik vrees dat mijn appèl niet zal werken op uiterst links en rechts. Daarom moeten de middengroepen partijen als FvD en Denk vragen stellen over de mate waarin ze de rechten van de mens en de principes van de rechtsstaat naleven. Dezelfde vragen kunnen gesteld worden aan die middengroepen zelf. Er wordt vaak gezegd dat er geen ‘grote verhalen’ meer zijn. De uitersten aan linker- en rechterzijde vullen dat gat op met het aanjagen van angst en het poneren van de sterke leider of partij die alles zal gaan oplossen. Waarom niet de Rechten van de Mens en de principes van de rechtsstaat als ‘groot verhaal’ opnieuw centraal stellen, als houvast in een wereld waar die principes meer en meer geweld aan wordt gedaan: Trump, Poetin, China, Hongarije, Polen … om maar een paar landen te noemen? Wie durft?

Agnes Tellings, universitair docent, Radboud Universiteit