Direct naar artikelinhoud
GastcolumnFatwa

Gastcolumn: Het giftige Europese immigratiedebat

De fixatie op religie en sociale achterstand heeft in Nederland en andere Europese landen tot een giftiger debat en maatschappelijk klimaat geleid dan in de VS, betoogt gastcolumnist Leo Lucassen.

Immigranten worden gecontroleerd bij aankomst op Ellis Island net voor de kust bij New York.Beeld UIG via Getty Images

Anderhalve week geleden gaf de New Yorkse antropologe Nancy Foner een interessante lezing in Spui25. Foner, gast van het Netherlands Institute of Advanced Studies (NIAS), maakte naam met het boek From Ellis Island to JFK, verschenen in 2000, waarin ze de massale migratie naar de Verenigde Staten aan het einde van de 19de eeuw – hoofdzakelijk Europeanen – vergeleek met die van een eeuw later, toen de nieuwkomers uit de hele wereld naar Noord-Amerika trokken.

Naast een aantal verschillen, zoals de herkomst, laat haar boek vooral ook veel overeenkomsten zien. Zowel in de reactie op die migranten als waar het hun integratieproces betreft. Zo vierde ook een eeuw geleden xenofobie hoogtij en werden Ieren, Italianen en Russische joden vanwege hun godsdienst en vermeende raciale inferioriteit door menigeen als een existentiële bedreiging gezien. En Italiaanse maffiosi en Russische (joodse) anarchistische terroristen mochten zich in een warme belangstelling van de media verheugen. De term ‘omvolking’ bestond nog niet, maar dekt de lading van de giftige retoriek destijds heel aardig. Rond 1900 konden weinigen zich voorstellen dat de toenmalige ongewenste vreemdelingen twee generaties later het hart van het naoorlogse ‘witte’ Amerika zouden vormen en menig nakomeling in 2016 voor Trump zou stemmen. Vanaf de jaren zeventig wordt in dit hart geleidelijk ook plaats ingeruimd voor immigranten uit andere delen van de wereld, al gaat dat gepaard met vergelijkbare angsten en afweer.

Obsessie met religie

In haar lezing keek Foner ook naar het heden en stelde de vraag in hoeverre de huidige reacties op immigranten in de Verenigde Staten verschillen van die in Europa. Naast gelijkenissen, benadrukte zij tenminste één opvallend verschil. Waar het in de Verenigde Staten vooral gaat over ‘race’ en kleur, lijken Europeanen vooral door religie geobsedeerd. Niet dat er geen racisme bestaat aan deze kant van de Oceaan, verre van, maar in de VS heeft ‘race’ door de geschiedenis van interne slavernij veel diepere sporen nagelaten. De sociale grens tussen wit en zwart is nog springlevend. Het percentage African Americans dat buiten de eigen categorie trouwt, ligt op ongeveer 10 procent, terwijl in Nederland bijna de helft van de Creoolse Surinamers, van wie de meesten pas een halve eeuw in Nederland wonen, een partner buiten de eigen groep vindt.

Overigens ontkent Foner geenszins het hardnekkig – en weer oplevend – racisme in Europa, getuige bijvoorbeeld de reacties op de tegenstanders van Zwarte Piet. Maar de grens wordt in de VS vele malen dieper gevoeld, met alle maatschappelijke gevolgen van dien.

Met religie ligt het eerder andersom. Hoewel ook in Amerika de ontkerkelijking toeneemt en sinds 9/11 moslims zeker wantrouwender worden bekeken, is het voor velen onvoorstelbaar dat je niet religieus bent. In Europa daarentegen worden sinds de culturele revolutie in de jaren zestig degenen die wel geloven vaak wat meewarig bekeken. Vooral links keerde godsdienst de rug toe en zag de kerk (samen met het kapitaal) als een onderdrukkende en volstrekt achterhaalde institutie.

Pyamavolk

Het is dan ook niet verwonderlijk dat het aanvankelijk vooral toonaangevende intellectuelen als Gerrit Komrij, Jan Blokker, Rinus Ferdinandusse en Hilde Verweij-Jonker waren die tijdens de Rushdie-affaire fel van leer trokken. Geschokt als ze waren door de demonstraties van Turkse en Marokkaanse moslims die de fatwa tegen Rushdie steunden en een verbod op de Duivelsverzen eisten. Wat dacht dat achterlijke ‘pyamavolk’ (Blokker) wel? De voormalige gastarbeiders werden ‘moslims’ en leken als een soort Paard van Troje Nederland binnen geloodst. Hoewel er allerlei terechte bedenkingen bij allerlei onliberale kenmerken van de islam te plaatsen zijn, is die religiekritiek allang ingehaald door een giftige islamofobe retoriek die alle moslims over één kam scheert en hen collectief als een existentieel gevaar voorstelt. Waar een dergelijke stigmatisering zich in de VS beperkt tot extreem-rechts, is zij in Europa inmiddels tot de mainstream doorgedrongen.

Een ander verschil met Amerika is, paradoxaal genoeg, de gelijkheidsideologie, die besloten ligt in de verzorgingsstaat. Hoewel die sinds de jaren tachtig behoorlijk is afgeslankt, is het idee dat migranten zo snel mogelijk hun achterstand moeten inhalen nog springlevend. De jaarlijkse integratiemonitoren van het SCP en het CBS getuigen daarvan. Hoe goedbedoeld ook, zij benadrukken ongewild het idee dat ‘ze’ nog steeds niet zijn zoals wij. Dat veel kinderen van laaggeschoolde Marokkaanse en Turkse arbeidsmigranten spectaculaire sprongen hebben gemaakt op de sociale ladder, blijft veelal buiten beeld.

De fixatie op religie en sociale achterstand heeft in Nederland en andere Europese landen tot een giftiger debat en maatschappelijk klimaat geleid dan in de VS. Waarbij opvalt dat door het ontstaan van transnationale netwerken racistische en antisemitische ideeën over omvolking inmiddels tot in Nieuw-Zeeland aftrek vinden.

Leo Lucassen is directeur Onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Hij is deze maand gastcolumnist van de Volkskrant.