Een van de grootste politieke raadsels van de laatste jaren is waar die electorale stabiliteit van Rutte’s vvd toch vandaan komt. Ga maar na. De crisis kwam van rechts. Maar in 2010, twee jaar nadat we voor 135 miljard euro een failliete bankensector moesten redden, werd nota bene de vvd met 31 zetels de grootste.

En dus kregen burgers Rutte I, het kabinet van vvd en cda dat werd gedoogd door de pvv. Dat hoogtepunt uit Wilders’ carrière eindigde in 2012 toen hij zijn handtekening weigerde te zetten onder twaalf miljard euro aan extra bezuinigingen. Het resulterende Kunduz-akkoord met D66 en GroenLinks zou de Nederlandse economie in een dodelijke neusduik doen belanden, waar zij pas zes jaar en vele onschuldige slachtoffers onder burgers en kleinbedrijf later uit wist te ontsnappen.

In de zomer van 2012 volgden opnieuw verkiezingen. De eurocrisis woedde als een veenbrand in Zuid-Europa en Nederland bevond zich in de diepste naoorlogse recessie. Nog altijd kwam de crisis van rechts: naast de puinhopen van incompetente en arrogante bankiers tekenden zich nu de ruïnes van al even incompetente en arrogante politici af. En voor u begint te steigeren: dat is niet alleen mijn oordeel, maar ook van degenen die ervoor hebben doorgeleerd. Het liet de kiezer koud. De verkiezingen werden een tweestrijd tussen vvd en pvda, die Rutte nipt won. Nu met 41 zetels, een naoorlogs record. Het was mede te danken aan twee stevige verkiezingsbeloftes: er gaat geen cent naar Griekenland. En iedere werkende Nederlander zou een koopkrachtimpuls van duizend euro ontvangen.

De beloftes verdwenen na het sluiten van de stembusjes in de prullenbak. Er gingen tientallen miljarden naar Griekenland en in plaats van koopkrachtverbetering kreeg de burger opnieuw een pakket van zestien miljard euro aan bezuinigingen en lastenverzwaringen voor zijn kiezen.

Dit ‘groenste kabinet ooit’ deed vooral aan doorschuiven en afschuiven

Niemand had verwacht dat het kabinet de rit zou uitzitten. Toch gebeurde het. En terwijl Nederland langzaam uit het dal opkrabbelde, maakte Den Haag zich op voor nieuwe verkiezingen. Het werd een bloedbad voor coalitiegenoot PvdA, van 39 naar negen zetels. En ook al verloor ook Rutte’s vvd maar liefst acht zetels, de partij werd opnieuw de grootste en mocht in de zomer van 2017 aan het formeren slaan.

Ditmaal waren de beloftes vergroening en, vooral, koopkrachtherstel. En opnieuw bleken ze loos. Koopkracht was er vooral voor de vrienden van Rutte. Polman kreeg zijn afschaffing van de dividendbelasting ter waarde van minstens twee miljard euro per jaar. En de rest van grootzakelijk Nederland kreeg een miljardenverlaging van de winstbelasting. Daar stond koopkrachtverlies voor burgers tegenover: het laagste btw-tarief ging van zes naar negen procent en de energieheffing steeg met tientallen procenten.

Van dat groene kwam ook niet zoveel. Het naar eigen zeggen ‘groenste kabinet ooit’ deed vooral aan doorschuiven en afschuiven. De eigen maatregelen betroffen de eeuwigheid. Terwijl het nemen van maatregelen op korte termijn werd overgelaten aan die typisch polderlandse constructie van klimaattafels waar grootvervuilende boeven over hun eigen straf mochten beslissen.

Inmiddels zijn we tientallen integriteitsgevallen verder; is de afschaffing van de dividendbelasting gesneuveld onder boterzachte argumenten en onwillige aandeelhouders; is de Nederlandse burger mede-eigenaar geworden van een zwaar vervuilende luchtvaartmaatschappij; hebben de Planbureaus de klimaatplannen afgeschoten omdat ze de rekening onevenredig zwaar bij de burger zouden leggen, het grootbedrijf te veel zouden ontzien en te weinig aan emissiereductie zouden doen; en heeft het kabinet vorige week de verhoging van de energieheffing plotseling deels teruggedraaid en een CO2-belasting voor grootverbruikers voorgesteld, die met luid gejuich door GroenLinks is ontvangen ook al weet geen hond hoe hoog, wie er onder vallen en wat de bestemming van de middelen gaat worden. Eén ding weet Rutte zeker: het moet een verstandige belasting worden die de heilige graal van het Nederlandse vestigingsklimaat niet schaadt. En dan weten u en ik genoeg.

Het is typerend. Rutte’s decennium was een decennium van schaamteloos opportunisme, gladde en politieke marketing. Het moet een onthutsend gebrek aan visie en cliëntelisme van de platste soort aan het zicht onttrekken. Wat de ongemakkelijke vraag oproept wat dat over ons, Rutte’s politieke kinderen, zegt?