Direct naar artikelinhoud

Nadat vloeibare mest in een weiland gespoten is, hebben de worm en grutto het nakijken

Kievit met een regenworm in de snavel.Beeld Els Branderhorst

Bioloog Jeroen Onrust telde nachtenlang de wormen die zich in verschillende Friese weilanden aan het oppervlak waagden. In grasland waar vloeibare mest was geïnjecteerd telde hij er veel minder. Die vorm van bemesting is ook een probleem voor weidevogels die van die wormen leven.

“Zo hard als beton.” Wormenonderzoeker Jeroen Onrust van de Rijksuniversiteit Groningen beschrijft de bovenste decimeter van een weiland waar enige tijd daarvoor vloeibare mest in het gras is geïnjecteerd. “In februari en maart, wanneer het bemesten net is begonnen, valt het nog wel mee. Maar zeker als het een beetje een droog voorjaar is, wordt de bovenlaag van een weiland in de loop van april kei- en keihard.”

Onrust kan het weten. Jarenlang reed hij ’s nachts, liggend op zijn buik op een karretje dat hij met zijn voeten voortdreef, over de weilanden. In het licht van zijn koplamp telde hij de wormen die hij aan het oppervlak zag komen. Deze week publiceerde hij resultaten van dat telwerk: op weilanden waarin vloeibare mest was geïnjecteerd (drijfmest) telde hij minder wormen aan het oppervlak dan op weilanden waar ruige stalmest, koeienpoep vermengd met stro, over het oppervlak was gestrooid.

“Die mestinjectie is behoorlijk destructief”, zegt Onrust. “Je moet het ook eerder zien als snijden. Met V-vormige messen worden om de dertig centimeter gleuven in het gras gemaakt, waar de dunne mest in loopt. Maar doordat de grasmat op zoveel plaatsen telkens kapot wordt gemaakt, droogt de bovenlaag helemaal uit.”

Er is maar één manier om wormen en weidevogels écht te helpen: stop met het steeds kapotmaken van de grasmat en het injecteren van dunne drijfmest
Jeroen Onrust, wormenonderzoeker

Onrust zag dat niet alleen aan de aantallen wormen. Met een zogeheten ‘penetrometer’ bepaalde hij ook de kracht die nodig was om een metalen pin in de grond te drukken. “In weilanden waar ruige mest was opgebracht had ik daarvoor meestal niet veel kracht nodig, maar in een weiland waar enige tijd daarvoor mest was geïnjecteerd kon dat gedurende het voorjaar wel oplopen tot een kracht van 40 kilo op één vierkante centimeter. En dat terwijl bekend is dat bijvoorbeeld een grutto met zijn lange snavel maximaal 12,5 kilo per vierkante centimeter kan drukken.”

Dieet

“In de Nederlandse bodem komen grofweg twee typen regenwormen voor”, zegt Onrust. “De grijze regenworm zit bijna permanent dieper in de bodem, waar hij leeft van de bacteriën die op bodemdeeltjes zitten. Hij eet ook letterlijk grond. De rode regenwormen daarentegen zijn meer pendelaars. Die gaan naar het bodemoppervlak om plantenresten op te halen, om die vervolgens dieper in de bodem op te eten. Door dat op en neer pendelen houden deze wormen de bodem ook los en open.”

In de weilanden die Onrust onderzocht, was ongeveer driekwart van de wormen in een diep bodemmonster van de grijze soort. Maar keek hij vanaf zijn karretje naar het oppervlak, dan was meer dan 80 procent van de wormen die bovenkwamen van de rode soort. “Dit is dan ook de soort die het belangrijkst is voor vogels als de kievit en andere wormeneters”, aldus Onrust.

Om meer zekerheid te hebben over zijn aannames voerde hij experimenten in het laboratorium uit. “Weilanden waar mest wordt geïnjecteerd, worden hoe dan ook intensiever bewerkt door de boeren. Om de zoveel jaar ploegen ze bijvoorbeeld de hele grasmat onder om vervolgens weer nieuw gras te zaaien. Boeren die ruige mest opbrengen hechten over het algemeen meer waarde aan een oude, ongestoorde grasmat. Ik wilde daarom zeker weten dat de effecten die ik vond op de aantallen wormen aan het oppervlak ook echt aan het type mest lagen en niet aan iets anders.”

In het laboratorium liet Onrust jonge grijze en rode wormen een half jaar opgroeien op een dieet van drijfmest of ruige mest, of van gewoon stro als controle. “De grijze wormen deden het op de twee verschillende soorten mest even goed, maar de rode groeiden duidelijk minder hard op de drijfmest.”

Na de mestinjectie wordt de bodem zo hard dat de vogelsnavels er niet meer doorheen komen

Hoger grondwater

Al met al is de injectie van drijfmest volgens Onrust dus een drievoudig probleem voor de weidevogels die van wormen leven. “Na de mestinjectie wordt de bodem zo hard dat de vogelsnavels er niet meer doorheen komen. Bovendien komen er minder en ook kleinere rode wormen voor in een weiland waar drijfmest is ingebracht en komen die wormen ook niet meer aan het oppervlak.”

Een veelgebruikte maatregel om weidevogels te helpen is het verhogen van de grondwaterstand. “Maar dat helpt uiteindelijk niet veel tegen deze problemen”, aldus Onrust. “De mestinjectie zorgt ervoor dat vooral de toplaag uitdroogt. Op weilanden waar de grondwaterstand was verhoogd, zag ik in de hardheid van de toplaag nauwelijks verschil met weilanden met een lage waterstand. De korst was gewoon keihard, ongeacht de hoeveelheid vocht in de bodem diep daaronder. Wat dat betreft is er maar één manier om wormen en weidevogels écht te helpen: stop met het steeds kapotmaken van de grasmat en het injecteren van dunne drijfmest.”

Oud grasland het best

Het injecteren van mest in grasland is volgens wormenonderzoeker Jeroen Onrust vergelijkbaar met de gangbare praktijk van het ‘scheuren’ van grasland. “Bijvoorbeeld op de kleigronden wordt een grasmat gemiddeld iedere tien jaar helemaal ondergewerkt en opnieuw ingezaaid. Net als bij het injecteren van mest wordt daarbij de bodemstructuur vernield, alleen dan nóg dieper. Met name de rode wormen, die gangen graven naar het oppervlak, hebben daaronder te lijden. Uit mijn tellingen blijkt dat er na het scheuren van de grasmat nog maar 10 procent van de rode wormen over zijn. En als de wormen dan na tien jaar weer op het oude niveau zijn, komt de ploeg er alweer overheen. Het mooiste land, voor weidevogels en voor mij als wormenonderzoeker, is oud grasland waar tenminste 50 jaar niets mee is gedaan, maar dat is in Friesland nog maar 3 procent van het totale areaal”, aldus Onrust.

Lees ook: 

Wormen tellen in de nacht

Sommige natuurliefhebbers ontwikkelen een passie voor één bepaald dier of plantje. Zo ook wormenteller Jeroen Onrust

Deze wormen zijn onbereikbaar voor vogelsnavels.

Natuurdagboekschrijver Koos Dijksterhuis zag dat de ene mest niet de ander eis. Klonterige stalmest op een grasveld is goed voor wormen en daarmee voor grutto’s, maar geïnjecteerde drijfmest is voor beide een ramp