Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Hoe praat je in de klas over Nieuw-Zeeland en Urk?

Onderwijsblog Leraren moeten leerlingen vrij laten praten over de gebeurtenissen in Nieuw-Zeeland en Urk. Na het uiten van hun boosheid denken ze na over wat ze zelf kunnen doen, schrijft Karim Amghar.

Martin Hunter?EPA

Voordat je de deurklink opent van je klaslokaal moet je jezelf afvragen wat je denkt over de aanslagen in Nieuw-Zeeland en de incidenten in Urk en hoe je daar met je studenten over wil praten. Als trainer en docent houd ik me veel bezig met radicalisering en rechts-extremisme in de klas en in de wijk. Maar nu voel ik zelf ook een rilling door me heen gaan, voordat ik het gesprek in de klas hierover aanga. Dat heeft te maken met de verschrikkelijke beelden die vrijdag uit Christchurch kwamen.

Tegelijkertijd weet ik dat jongeren deze beelden ook hebben gezien. De reacties die ik krijg van sommige collega-docenten en trainers zijn heftig. Sommigen zijn even helemaal klaar met het met elkaar verbinden van verschillende groepen. Anderen vragen mij ‘leefde je ook zo mee in Parijs?’. Weer anderen barsten in woede of tranen uit. Maar het is nu belangrijker dan ooit om in dialoog te gaan over het recente geweld, aanslagen in het algemeen en allerlei vormen van radicalisering in de klas.

De situatie in Urk kunnen we met de aanslagen in Nieuw-Zeeland in ons achterhoofd niet zomaar aan ons voorbij laten gaan. Hiermee bedoel ik niet dat we allemaal gefocust moeten zijn op dit dorpje, maar dat dit ons in onderwijsland en in het jongerenwerk echt aan het denken moet zetten over radicalisering en rechts-extremisme. In Nederland kunnen we preventief nog een hoop doen in de klassen. Niet alleen in dorpen als Urk maar door het hele land moeten we uiteenlopende standpunten bij elkaar brengen in de klassen en jongeren leren omgaan met deze verschillen. We kunnen onze jongeren laten ervaren waarom het zo VET is om in Nederland te leven met al deze verschillen.

Wat kun je zelf doen?

Vrijdagmorgen vroeg een collega tips voor een dialoog over dit thema: ‘jeetje Karim.. hoe moet ik dit nou aanvliegen?’. Deze docent geeft les in een grote stad en heeft een erg diverse groep. Mijn tip was: stel jezelf kwetsbaar op en deel zelf ook jouw gevoel over de gebeurtenissen in een gesprek daarover. Er zal eerst veel woede, boosheid en pijn naar boven komen. Dat is oké. Vervolgens zoeken jongeren automatisch de nuance op en voelen ze aan dat geweld en boosheid geen oplossing bieden. Blijf als docent verdiepende vragen stellen.

Vraag jezelf af en vraag de studenten wat je zelf kunt doen aan rechts-extremisme en jihadistische radicalisering. Vraag hoe je religie en roots kunt gebruiken als kracht in plaats van als belemmering en als middel tot verdeling. Mijn advies is ook om de moorden in Nieuw-Zeeland maar zeker ook de mishandeling van een Marokkaans gezin in Urk aan te grijpen om gesprekken over radicalisering, polarisatie en diversiteit in te bedden in je opleiding. Constructief en structureel in dialoog gaan met studenten over deze thema’s zorgt voor openheid en veiligheid om je ‘echt’ te kunnen uiten. Als studenten zich ‘echt’ in een veilige sfeer kunnen uiten, weet je wat er speelt bij de studenten en kun je daar naar handelen. Als je aanvoelt dat iemand radicaliseert, vraag collega’s dan om hulp in een vroeg stadium. Schenk iemand die radicaliseert perspectief en ruimte om zich te kunnen uiten.

De stok in de hand

Vrijdagmiddag sprak ik een groep jongeren over Nieuw-Zeeland en ook over de gebeurtenissen in Urk. We spraken af dat we de regels van de dialoog zouden respecteren. Dat betekent dat alleen diegene die de spreekstok of zijn pen in de hand houdt, spreekt. De rest is niet alleen stil maar luistert ook aandachtig. We hebben afgesproken alleen vanuit je eigen ik te spreken en dat er genoeg veiligheid moet zijn om je te kunnen uiten. Toen we begonnen, was er meteen boosheid, woede en verdriet. De boosheid was er vooral aan het begin. De aanslagen in Nieuw-Zeeland werden volgens de eerste sprekers niet losgekoppeld van de problemen in Urk. “Het één heeft met het ander te maken… we zien gewoon dat mensen over ons heen lopen, meneer!!” aldus een student.

Toen de stok steeds van hand tot hand ging en jongeren voelden dat al het boze wel gezegd was, gingen ze ook na wat ze zelf konden doen: “We kunnen niet van alles zomaar posten op social media”. “We moeten stoppen met al die haat”. Uiteindelijk heeft deze dialoog ervoor gezorgd dat we afspraken hebben gemaakt:

  1. Als er iets aan de hand is en je voelt je niet oké, meld dit dan in de dialoog in plaats van de confrontatie op te zoeken.
  2. We letten goed op wat we op social media doen. We moeten minder haatzaaien. Haat kan zorgen voor nog meer haat en polarisatie.

En zo waren er nog vele andere afspreken. Dialoog is waardevol en zorgt voor rust. Je ontmoet elkaar van hart tot hart. Dit hebben we nu meer dan ooit nodig.

We moeten investeren in elkaar. Dan pas kunnen we de vruchten plukken van een goede samenleving. De aanslagen in alle delen van de wereld hebben wel degelijk effect op het leven van onze studenten en docenten. Laat het dus niet aan je voorbijgaan en besteed als leraar of als jongerenwerker aandacht aan dit thema in je klas en in je wijk. Want als we dit niet doen, wat blijft er dan nog over voor onze kinderen later?

Karim Amghar is docent omgangskunde aan mbo en hbo en radicaliseringexpert bij wijwijs.nl.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.