Direct naar artikelinhoud
GastcolumnLeo Lucassen

Gastcolumn: Draagvlak is kneedbaar, ook bij klimaat en vluchtelingen

Over de maakbaarheid van draagvlak kunnen huidige politici nog wat leren van de kabinetten onder Willem Drees, schrijft gastcolumnist Leo Lucassen.

Oud-premier Willem Drees.Beeld ANP

Deze week kwam het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) naar buiten met een onderzoek dat aantoonde dat zorgen over de opwarming van de aarde breed onder de Nederlandse bevolking worden gedeeld en dat deze het afgelopen decennium spectaculair zijn gegroeid. Dat is opmerkelijk aangezien veel politici, vooral ter rechterzijde, niet moe werden te benadrukken dat er te weinig draagvlak zou zijn voor klimaatmaatregelen.

Hoe glibberig dat argument is laat de recente vluchtelingenkwestie zien. Toen Angela Merkel op 31 augustus 2015 uit humanitaire redenen tijdelijk de Duitse grenzen opende met de verzekering ‘Wir schaffen das’, deed ze dat heel doelbewust om draagvlak te kweken onder haar eigen bevolking, maar ook binnen de EU. Hoe anders was de reactie van de toenmalige VVD-fractieleider Halbe Zijlstra, die de vluchtelingen afschilderde als opportunisten op zoek naar borstvergrotingen en uitkeringen? Waar hij nog aan toevoegde dat Nederland financieel door zijn hoeven zou zakken, daarbij vergetend dat er in de jaren negentig met een minder sterke economie nog veel meer vluchtelingen werden opgenomen.

Zelfde idee, ander doel

Op het eerste gezicht lijkt het een tegenstelling tussen politici die draagvlak als maakbaar beschouwen, en degenen die het als een onveranderlijke natuurkracht voorstellen waar geen kruid tegen gewassen is. Zeker als het om onderwerpen gaat waar de politieke winst ongewis is, lijkt het draagvlak plotsklaps om te slaan in een olietanker met een vastgeroest roer. Toch is dat een valse tegenstelling. Zowel Merkel als Zijlstra hadden heel goed in de gaten hoe maakbaar dat draagvlak is, alleen probeerde de eerste dat positief te beïnvloeden, terwijl Zijlstra uit angst voor zijn achterban en vanwege de concurrentie met de PVV juist het omgekeerde deed. 

Intussen bleek er met dat draagvlak, zo bleek telkens weer uit opinieonderzoeken, helemaal niet zoveel mis. De meeste Nederlanders, inclusief een deel van de VVD-stemmers, stond op het hoogtepunt van de ‘vluchtelingencrisis’ helemaal niet zo negatief tegenover het opnemen van vluchtelingen en Vluchtelingenwerk Nederland kon het aanbod van vrijwilligers nauwelijks aan. Alleen was er door gebrek aan politieke leiding en visie ook veel onzekerheid en angst, voor terrorisme, onaangepaste moslims, verkrachters, criminelen en wat al niet meer.

‘Dit zijn Nederlanders’

Dat het ook anders kan, bewijst de opstelling van de kabinetten-Drees tegenover de massa-immigratie uit het voormalige Nederlands-Indië, na de Tweede Wereldoorlog. Zoals Wim Willems in zijn Uittocht uit Indië (2001) nauwgezet laat zien, zat de PvdA-leider en premier bepaald niet te wachten op immigranten. Nederland was gehavend uit de oorlog tevoorschijn gekomen, de toekomst voor de tien miljoen inwoners was uitermate ongewis. Er heerste een enorme woningnood, de Koude Oorlog was op zijn heetst en de economie kwam slechts moeizaam weer op gang. Drees en de zijnen zetten daarom volop in op emigratie, waarvoor middels een grootscheepse campagne draagvlak werd gecreëerd. Zo’n half miljoen Nederlanders besloten naar overzeese bestemmingen (Canada, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland) te vertrekken. Het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid door Soekarno op 17 augustus 1945 en de dreigende uittocht van honderdduizenden Indische Nederlanders, Molukkers en ‘totoks’ (Nederlanders werkzaam, en deels geboren, in de kolonie) vormden dan ook een dikke streep door de rekening.

Omdat ze het mikpunt werden van agressieve nationalistische krachten besloot Drees doelbewust draagvlak te creëren door hen niet als vluchtelingen of immigranten aan te duiden maar als ‘repatrianten’, hoewel de meesten van hen nog nooit voet op Nederlandse bodem gezet hadden. De boodschap aan de bevolking luidde: ‘Dit zijn Nederlanders’. Velen mochten er dan wat vreemd uitzien, er andere eetgewoonten op nahouden en een vreemd soort Nederlands spreken, maar het waren wel degelijk landgenoten waarvoor iedereen een beetje moest inschikken. Dat veel Indische Nederlanders in het dagelijks leven geconfronteerd werden met allerlei vormen van racisme en discriminatie, bevestigt hoe essentieel het creëren van dat draagvlak was.

Voor vs. achter de schermen

De inclusieve ‘frontstage’ strategie van Drees vormde overigens de keerzijde van een achter de schermen (‘backstage’) zo restrictief mogelijk gevoerd beleid, met als doel de groep repatrianten zo klein en zo blank mogelijk te houden. Alleen hield men die demografische en racistische overtuigingen doelbewust verborgen voor het grote publiek teneinde het wankele draagvlak niet in gevaar te brengen. Uiteindelijk zouden er in de periode 1946-1964 zo’n 330 duizend migranten uit Indië naar Nederland komen, waarbij we achteraf kunnen vaststellen dat zij economisch gezien op een uitgelezen moment arriveerden, iets wat de Willkommenspolitik van Drees een aanzienlijke zet in de rug gaf. Los van de racistische denkbeelden over de aard van Indo’s laat deze geschiedenis zien hoezeer draagvlak, ook als alle seinen op rood lijken te staan, kneedbaar is. Op dit punt kan de huidige generatie politici nog wel wat leren van de naoorlogse vader des vaderlands.

Leo Lucassen is Directeur Onderzoek van het International Instituut voor Sociale Geschiedenis en hoogleraar aan de Universiteit Leiden. In maart is hij gastcolumnist op Volkskrant.nl.