Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Immigratie

Moedige individuen bieden vluchtelingen hulp, niet de overheid

Vluchtelingen De vluchtelingencrisis van nu mag niet net zo ontsporen als die in de jaren ’30, schrijft . Doe als de Mexicaanse priester Alejandro Solalinde. Durf te helpen.

Migranten lopen vanuit Mexico in de richting van de Verenigde Staten, februari 2019.

Alexandre Meneghini / Reuters

Dobbernegers. Testosteronbommen. Een keuze uit de vele hatelijke bewoordingen die vandaag de dag gebruikt worden om mensen op de vlucht te omschrijven. De toon van het debat over onze kwetsbare medemens is grimmig geworden.

In 2015, toen Europese regeringen zich overspoeld voelden door mensen op de vlucht, suggereerden politici dat de migratiecrisis het einde van de Europese Unie zou kunnen betekenen. Landen als Hongarije en Polen sloten hun grenzen voor vluchtelingen uit niet-christelijke culturen. Migrantenbootjes werden beschoten door kustwachtschepen. ‘Bezorgde burgers’ hingen varkenskoppen aan hekken.

Eind februari verscheen het boek ‘Niemand wil ze hebben’ van onderzoeksjournalist Linda Polman, over het Europese vluchtelingenbeleid vanaf 1938. Zij trekt parallellen tussen toen en nu.

Lees ook: De vergelijkingen met 1938 zijn werkelijk schokkend

In plaats van Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland een veilig heenkomen te bieden, gooiden Europese landen hun grenzen op slot. Opgejaagd en kaalgeplukt doolden de vluchtelingen van de ene grensovergang naar de andere, waar bewakers ze keer op keer zonder pardon terugduwden.

Het was de Amerikaanse president Roosevelt die ten langen leste het initiatief nam voor een internationale top over het Europese vluchtelingenprobleem, in het Franse kuuroord Evian, in juli 1938. De notulen van die Conferentie hadden net zo goed nu geschreven kunnen zijn. Alle argumenten die politiek leiders tóén gebruikten om de vluchtelingen niet toe te laten, gebruiken ze nog steeds. In de Evian-notulen lezen we: „We zitten vol”. „De economie zit tegen”. „Ze bedreigen onze normen en waarden”. „Ze bedreigen de nationale veiligheid”. Ook toen al was er de angst voor de aanzuigende werking: als we deze Duitse en Oostenrijkse Joden binnenlaten, zullen de drie miljoen Joden in Polen denken dat ze ook welkom zijn.

De uitkomst van de conferentie was: Niemand wil ze hebben. Niet één Europees land opende zijn grenzen. En Nederland? Dat verdubbelde zijn grensbewaking. Het is hartverscheurend om in The New York Times van 14 november 1938 te lezen dat Joden aan de Nederlandse grens „letterlijk op hun knieën Nederlandse grensbewakers smeekten hen door te laten. Maar […] er waren strikte orders om een vluchtelingeninvasie te voorkomen.”

In Europa’s recente ‘antimigratiedeals’ met landen langs Europa’s buitengrenzen valt een parallel te trekken met 1938. Destijds waren Europese landen slechts bereid om in Evian mee te vergaderen als ze nazi-Duitsland niet hoefden te bekritiseren en zo hun goede handelsrelatie niet op het spel hoefden te zetten. Anno nu zijn de Europese landen precies zo zuinig op hun relatie met de dictaturen langs de buitengrens van Europa.

Europa sluit deals met een land als Soedan om vluchtelingen tegen te houden. Tegen Soedans leider, Omar Al–Bashir, loopt een arrestatiebevel voor misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden waarbij het regime zelf miljoenen vluchtelingen genereerde.

Lees ook: In de vluchtelingenkampen van Lesbos zijn ook de artsen wanhopig

Het zijn treurige constateringen over een Europa dat zich na de Tweede Wereldoorlog met ‘nooit meer’ voornam om een humanitair baken voor de rest van de wereld te zijn. De geschiedenis leert dat we het, als het om mensenrechten gaat, niet altijd van overheden moeten hebben. Als het gaat om medemenselijkheid, kijken we beter naar moedige en betrokken individuen. In 2015, toen velen per boot vanuit Turkije kwamen, deelden Europese burgers boterhammen of droge sokken uit langs de route die een miljoen vluchtelingen en migranten vanuit Griekenland over de Balkan voerde. We zien hetzelfde gebeuren vandaag in Mexico.

Op dit moment zijn tienduizenden mensen uit zuidelijker gelegen landen op weg naar een hopelijk beter leven in het noorden, van huis en haard verjaagd door geweld, honger en ziekte. Ook zij lopen richting zware grensbewaking, hoge muren en het anti-migratiebeleid van Trump. De route is duizenden kilometers lang: de meesten gaan te voet. Ook in Mexico staan vrijwilligers langs de kant van de weg met eten, een fles water of schoenen zonder gaten.

De Mexicaanse priester Alejandro Solalinde, één van die Mexicanen, helpt per jaar 20.000 mannen, vrouwen en kinderen. Met gevaar voor eigen leven, want de bendes die geld aan de migranten en vluchtelingen verdienen, zien het liefst dat zijn opvanghuis de poorten sluit. Solalinde, die deze week in Vlaardingen de Geuzenpenning in ontvangst nam, een prijs die jaarlijks wordt toegekend aan mensen die zich inzetten voor mensenrechten en zich verzetten tegen discriminatie, is een inspiratiebron en voorbeeld, één van die individuen die te midden van politiek cynisme, geweld en armoede de menselijke waarden recht overeind houdt.

Hij blijft pal staan voor mensen in nood. In weerwil van bedreigingen en beschimpingen gaat hij door met zijn hulp aan vluchtelingen en migranten. Eén mens die verschil maakt in tienduizenden, misschien wel honderdduizenden levens. Een man van grote moed en morele waarde. Daar kunnen wij nog wat van leren.

Dit is een verkorte versie van de toespraak die Tineke Ceelen woensdag 13 maart hield bij de uitreiking van de Geuzenpenning aan de Mexicaanse priester Alejandro Solalinde.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.