Direct naar artikelinhoud
OpinieGeloof en de grondwet

Geloof- en ideologievrije basisscholen kunnen fundament leggen van een openbaar leven voor alle groeperingen

We moeten geloof- en ideologievrije basisscholen creëren waar niet alleen kinderen, maar ook ouders elkaar kunnen ontmoeten en waar culturele verschillen en misvattingen aan de orde kunnen komen betoogt Samira Bouchibti. 

Samira Bouchibti geeft een gastles burgerschap.Beeld RV

Als zich een incident op een islamitische of protestantse school voordoet, hebben veel mensen al gauw de neiging om meteen ‘we schaffen artikel 23 af’ te roepen. Ik ben niet voor het afschaffen van artikel 23, maar confessionele scholen mogen geen broedplaats zijn voor uitsluiting.

Islamitische of christelijke scholen slaan bijvoorbeeld door wanneer zij een disfunctionele geloofsbelijdenis onderwijzen waarmee zij zichzelf en de kinderen buiten de samenleving plaatsen, en die als vijand gaan zien. Kinderen ontwikkelen dan denkbeelden die haaks staan op de waarden van onze democratische rechtsstaat. Hun referentiekader wordt steeds enger en contact met andersdenkenden is er vaak niet, omdat zij alleen, in de familie, de wijk of de buurt, in contact komen met gelijkgezinden die hun denkbeelden bevestigen.

De mogelijkheid om scholen op levensbeschouwelijke grondslag in te richten, staat omschreven in art. 23 van de Grondwet. Dat artikel stamt uit 1917 en is het resultaat van de zogenaamde schoolstrijd, een ideologisch gevecht dat in de 19de en 20ste eeuw woedde. Ik ben een warm pleitbezorger van een aanpassing van art. 23.

Kinderen zouden op de basisschool niet in een religieus kader onderwijs moeten krijgen. Het spreekt voor zich dat basisscholen mogen onderwijzen over de wereldgodsdiensten en het humanisme, maar thuis of via privé-onderwijs kan kinderen het geloof dan wel de levensovertuiging van de ouders bijgebracht worden.

Neutrale omgeving

Alle kinderen, ongeacht afkomst of religie, moeten elkaar kunnen ontmoeten in een neutrale omgeving. Geloof- en ideologievrije basisscholen kunnen bijdragen aan het voorkomen van segregatie onder onze kinderen. Aan de bezwaren die velen hebben met ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen kan op die manier beter inhoud worden gegeven. Bovendien ontmoeten op dergelijke scholen niet alleen de kinderen elkaar, maar ook de ouders. Als we een dergelijke schoolomgeving creëren, kunnen ook de culturele verschillen en misvattingen aan de orde komen.

De Koran, Tora en Bijbel zijn heilige boeken voor gelovigen, maar de inhoud daarvan is niet leidend voor atheïsten, humanisten of andersgelovigen. Belangrijk is dat kinderen het besef wordt bijgebracht dat zij geboren zijn en opgroeien in een seculier land. Inmiddels is meer dan de helft van de Nederlanders niet meer verbonden met een religieuze groepering (CBS, 2018). Zij die zich nog wel als religieus benoemen, vullen dat vaak op hun eigen manier in en voelen zich niet meer gebonden aan een kerkelijke autoriteit.

Voor veel ouders en hun kinderen is ‘geloof’ belangrijk en ‘gelovigen’ hebben op basis van art. 6 van de Grondwet gelukkig het recht om in vrijheid te geloven. Dit betekent niet alleen dat iemand in vrijheid zijn godsdienst en levensovertuiging kan belijden, maar ook dat het gelovigen vrij staat een kerk, synagoge of moskee op te richten, dan wel een politieke partij, een omroep, een school of een krant te beginnen. Maar artikel 6 van de Grondwet betekent niet dat men de onbeperkte vrijheid heeft om alles maar te doen en te zeggen onder de dekmantel van religie.

Tijdens mijn gastlessen burgerschap ga ik met kinderen, leerlingen en studenten in gesprek over de Grondwet en heilige boeken. Heel veel regels en wetten zijn voortgekomen uit religieuze voorschriften. Tijdens de periode van de Verlichting en ook daarna zijn de religieus geïnspireerde wetten bediscussieerd en aangepast. Mede daaruit is onze Grondwet voortgekomen: een Grondwet die in art. 1 garandeert dat alle Nederlanders, ongeacht geloof, levensovertuiging of etniciteit gelijk zijn aan elkaar. De Grondwet garandeert mijn vrijheid, maar ook de vrijheid van een ander.

Ik leer de kinderen dat de Grondwet de rechten beschermt van álle mensen in Nederland en rechten en plichten beschrijft die voor álle mensen in Nederland gelden. Ik ga met hen in gesprek over de vraag waarom alleen de Grondwet het juiste rechtgevende boek voor een democratisch land is en welke rechten de Grondwet beschermt. Ik laat hen nadenken over hoe zij zowel een goed burger als ook een goed christen of goede moslim kunnen zijn. En vraag hun meteen met wie zij praten als zij vragen hebben over het geloof. Waar zoeken zij naar antwoorden?

Het is voor veel kinderen moeilijk hier antwoord op te geven, omdat zij hierover nooit hebben durven of mogen nadenken. Tijdens de gastlessen zeggen kinderen vaak dat de Koran of de Bijbel voor hen op nummer één staat, en niet de Grondwet. Want ‘ik ben in de eerste plaats moslim en niemand kan mij dit afnemen’.

Het zijn niet altijd even makkelijke gesprekken, vooral niet als de kinderen het gevoel hebben dat hun iets wordt afgenomen. Veel kinderen schieten meteen in de verdediging. Zij hebben het gevoel dat alweer hun geloof wordt ondermijnd. ‘Iedereen denkt alleen maar slecht over de islam juf. Kijk wat er allemaal voor slechte dingen wordt gezegd over de islam en onze profeet. En Wilders haat ons.’ Ik praat met hen over deze gevoelens. En ik moet eerlijk zeggen, ik houd me sterk als kinderen met tranen in hun ogen vertellen wat dit allemaal persoonlijk met hen doet. Kinderen zijn echt bang dat zij het land uit worden gezet en voelen zich buitengesloten.

Emotionele weerbaarheid

Wat ik daarom ook tijdens de gastlessen doe, is proberen een bijdrage te leveren aan hun emotionele en maatschappelijke weerbaarheid. Ik laat ze zich ‘sterk denken en voelen’. Wat ik nooit doe is ‘de islam’ of ‘het geloof’ van hen afnemen, ik leg er iets naast. Ik vertel hun dat ze er mogen zijn, dat ze iemand zijn, dat ze recht hebben om te zijn wie ze willen zijn. Ik probeer hun hoop te geven en hen trots te maken.

Het is van het grootste belang te voorkomen dat een school een institutioneel onderdeel wordt van een parallelle samenleving. Op dit moment subsidiëren wij scholen waarvan wij weten dat er geen Moeder- of Vaderdag, verjaardag, Kerst, Pasen of Sinterklaas wordt gevierd. Nooit muziek wordt gedraaid of toneel wordt gespeeld. Op sommige scholen wordt onderscheid gemaakt tussen meisjes en jongens, zij worden gescheiden tijdens het zwemmen, sporten en spelen.

Als wij dat weten en toelaten, dan moeten wij ook de vraag stellen hoe gerechtvaardigd het is dat daar telkens problemen over komen? Waar in de wet staat dat een gezin dan wel een school verjaardagen moet vieren? Of Vader- of Moederdag?

Van groter belang is dat schoolbesturen garanderen dat hun onderwijspakket aansluit op onze samenleving en dat zij daar door de overheid op worden gecontroleerd. Dat betekent concreet, dat sommige schoolbesturen een beleid dienen te formuleren dat de tegenstellingen en spanningen tussen orthodoxe gelovigen en seculieren voor de leerlingen hanteerbaar maakt; onderwerpen zoals gelijkheid en gelijkwaardigheid, lhbti- of vrouwenrechten. Daarbij gaat het om die opvattingen die op gespannen voet staan met de Grondwet.

Dit kunnen we stimuleren door duidelijkheid te eisen en eerlijk en open te zijn.

Niet alleen vanwege de prangende actualiteit, maar vooral ook omdat het een thema is dat het persoonlijk leven van mensen – gelovigen en niet-gelovigen – diep raakt. Ik sta pal voor de vrijheid om te geloven, maar ook voor de vrijheid om niet te geloven. Ik vind – anders dan sommige fanatieke seculieren – dat religies onderdeel mogen zijn van het openbare leven. Een openbaar leven waarin alle groeperingen in de samenleving elkaar tegenkomen. Geloof- en ideologievrije basisscholen kunnen daartoe het fundament leggen. 

Samira Bouchibti is directeur VIP Academy, strategisch adviseur publiek en sociaal domein.