Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Reportage

Van de helse boot naar de helse cel

Libië Staatssecretaris Harbers (Migratie) bezocht de barre detentiecentra in Libië. De Europese steun aan de kustwacht veroorzaakt deze situatie niet, vindt hij.

Staatssecretaris Mark Harbers (Migratie, VVD) bezocht deze week een detentiecentrum voor vluchtelingen en migranten in Libië.
Staatssecretaris Mark Harbers (Migratie, VVD) bezocht deze week een detentiecentrum voor vluchtelingen en migranten in Libië. Foto Abdurrauf Ben Madi

Tientallen gehurkte mannen kijken schichtig omhoog. Ze zitten in nette rijen langs een muur, vlak voor de ingang van het Tajoura-detentiecentrum in Tripoli, de hoofdstad van Libië. Een jonge Somalische man met tanden dun als lucifers staat op, een paar anderen volgen. „Elke dag is hetzelfde hier”, zegt hij. „Ik zit al twee jaar opgesloten en ik heb geen idee tot wanneer het duurt. Alsjeblieft, haal ons hier weg.”

De man is geen crimineel, volgens Europese maatstaven. Hij waagde de oversteek van Libië naar Europa op een boot. Hij werd onderschept door de Libische kustwacht en naar het detentiecentrum gebracht, een bouwsel van golfplaten barakken met zevenhonderd gevangenen erin. Ze zitten opgesloten omdat ze illegaal probeerden de grens over te steken.

De EU traint en financiert de Libische kustwacht om migranten tegen te houden. Die verdwijnen vervolgens zonder proces in detentiecentra. Daar zitten zowel migranten als mensen die volgens internationale regels recht zouden hebben op bescherming.

„We krijgen te weinig eten”, zegt de zeventienjarige Somalische Ahlem. Ze zit in een ruimte met louter vrouwen, op een omgekeerde emmer naast een stapeltje dunne matrassen. Haar blik is leeg. Ook zij werd onderschept op een boot. „Eén maaltijd per dag, macaroni met zout.” Iedereen eet hetzelfde, zegt ze, ook de kinderen. In Tajoura zitten 35 kinderen, van baby’s tot veertienjarigen – vanaf die leeftijd worden ze beschouwd als volwassenen. „Voor de kleintjes is er niets extra’s.”

Opstand

In de hoge ruimtes van Tajoura luistert staatssecretaris Mark Harbers (Migratie, VVD) naar de verhalen. „Ik begrijp dat uw situatie ernstig is”, zegt hij. „Ik heb helaas geen makkelijke oplossingen.” Harbers bezocht deze week Tripoli. Libië valt in de regio waarmee Europa meer afspraken maakt om migratie vanuit Afrika te beperken. Het kabinet vindt dat de Libische detentiecentra dicht moeten.

Migranten staan of zitten in plukjes bij elkaar. Van een afstandje houden bewakers ze nauwlettend in de gaten. Op een deur hangen briefjes en tekeningen. What’s wrong with world mama, staat er op eentje. From hell to hell.

Aanvankelijk zou de officiële delegatie een ander detentiecentrum, Triq al Sikka, bezoeken. Daar brak begin maart een opstand uit onder migranten, die volgens berichten van televisienetwerk Al Jazeera werden opgesloten in ondergrondse cellen. Dit zou zijn gebeurd na de komst van Nederlandse diplomaten die het bezoek van Harbers kwamen voorbereiden. Of daar een relatie tussen zit, is onduidelijk.

De val van leider Muammar Gaddafi, in 2011, stortte Libië in chaos. Het aantal vluchtelingen en migranten dat vanuit Libië de oversteek waagde naar Europa nam sterk toe, tot tienduizenden per jaar. In het land wordt nog steeds gevochten. Diverse regeringen claimen de macht. Europa steunt de Government of National Accord (GNA), die maar een beperkt deel van het grondgebied in handen heeft.

Migratie beperken

„Vanuit de hele EU is de vraag: hoe komen we straks met derde landen tot deals?”, zegt Harbers op de heenreis. Daarmee bedoelt hij: afspraken om migratie te beperken. „Met Libië zullen we dat vanwege de slechte omstandigheden niet morgen doen. Maar we kunnen wel stap voor stap de omstandigheden verbeteren.” De situatie in Libië was een „min één”, zegt Harbers, toen CNN eind 2017 liet zien dat migranten in Libië als slaven werden verhandeld. „Ik hoop dat het nu een vijfje is.”

Het vechten heeft zijn sporen in Tripoli achtergelaten. Kriskras langs de zee staan half afgebouwde flats vol kogelgaten, alles in een monotone zandkleur. Voor de kust ligt een half containerschip. Het brak een paar weken geleden doormidden.

De afspraak tussen de EU en Libië: in ruil voor steun en geld vist de Libische kustwacht elke vertrekkende boot op voordat deze de internationale wateren bereikt. Alle mensen die de kustwacht terug aan land brengt, gaan linea recta de detentiecentra in. Geen rechter komt eraan te pas. Hun lot is ongewis.

De EU betaalt ook voor initiatieven om de mensenrechtensituatie te verbeteren en voor vrijwillige terugvluchten. Harbers wijst op de winst van dit beleid. „De meeste mensen die naar Europa willen komen, hebben helemaal geen recht op asiel”, zegt hij. „We moeten zorgen dat die mensen niet komen, door ze te wijzen op het gevaar van detentie, het gevaar van de zee en de uitzichtloze positie die ze hebben. Ik vind ook niet dat iedereen die op een bootje stapt naar Europa moet worden gebracht. Daarom steunen we de Libische kustwacht. Om afvaarten te verminderen, mensen te redden en smokkelwaar te onderscheppen.”

Het aantal mensen dat sinds de afspraken met de GNA vanuit Libië Europa bereikt, is spectaculair gedaald. Mensenrechtenorganisaties zijn echter uiterst kritisch op de achterkant van het Europese beleid. Er sterven minder mensen op zee en het verdienmodel van smokkelaars wordt ondermijnd, maar de keerzijde is dat iedereen die probeert vanuit Libië Europa te bereiken, in erbarmelijke omstandigheden in een Libische cel belandt. Europa weet dit en is dus indirect verantwoordelijk, zeggen zij. „Iedereen die de boot pakt zó hard straffen: dat moet afschrikking zijn. Ik zie geen andere reden waarom mensen anders in die centra belanden”, zegt Mateo de Bellis, onderzoeker bij Amnesty International.

In de centra is de situatie ‘onmenselijk’, schreef de VN in een rapport dat eind december 2018 verscheen, en waarvoor 1.300 migranten werden geïnterviewd. Migranten zitten soms met tweehonderd mensen opgesloten in een kamer, komen nauwelijks buiten. Een ‘overweldigende meerderheid’ van de ondervraagde vrouwen zei slachtoffer te zijn van verkrachtingen door mensensmokkelaars.

Ook Human Rights Watch (HRW) publiceerde eind januari een zeer kritisch rapport. Hierin documenteerde HRW martelingen, ondervoeding en geweld door bewakers – ‘inclusief het gebruik van elektrische schokken’. Het onderzoek vond plaats in officiële detentiecentra, waaronder in Tajoura. Ook HRW noemt de situatie ‘inhumaan’.

Foto’s Abdurrauf Ben Madi
Foto’s Abdurrauf Ben Madi
Foto’s Abdurrauf Ben Madi

Kleren voor de kinderen

“Mevrouw, heeft u wat kleren? Wat kleren voor mijn vier kinderen?” Fkadu Abedom, een Eritreese vrouw van 32 in een trui die ooit felgeel was, klampt de bezoekende delegatie aan. Zij is als een van de weinigen overgebracht naar het Gathering and Departure Facility van VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, in december geopend. Hier krijgen migranten drie maaltijden per dag. Dit is hoe de EU het het liefst zou zien.

Hier komen de kwetsbaarste mensen terecht, geselecteerd door de UNHCR in de diverse detentiecentra. Veel van hen komen uit Eritrea, Somalië en Zuid-Soedan. Zij komen in aanmerking voor de vluchtelingenstatus en vervolgens hervestiging door Europese lidstaten, al gebeurt dit niet veel. Nederland heeft onlangs besloten om minder mensen via de UNHCR op te nemen.

Volgens de Libische wet zijn alle illegalen in Libië strafbaar, en kunnen ze daarvoor worden veroordeeld tot dwangarbeid of een boete. „Van de 700.000 migranten in Libië hebben er 400.000 een werkvergunning. De rest is kwetsbaar, zij kunnen ieder moment worden opgepakt”, zegt Vincent Cochetel, speciaal gezant van de UNHCR voor de centraal-meditterane route. „Veel mensen worden uitgebuit. Ze werken onder de dreiging dat hun baas ze anders aangeeft.”

Schrijfster Linda Polman onderzocht voor haar nieuwe boek het Europees vluchtelingenbeleid. Zij trekt een vergelijking met 1938.

Het is allereerst Libië zelf dat stabiel moet worden, met één regering, om noodzakelijke politieke en economische hervormingen door te voeren. Volgens Harbers is het land, voorzichtig aan, op de goede weg. Kritiek op het EU-beleid bestrijdt hij. „Het is een illusie om te denken dat de slechte situatie hier komt doordat wij de kustwacht steunen”, zegt hij. „En als je doordenkt, hebben wij eigenlijk jarenlang iets geks gedaan. Namelijk zeggen: kom maar, dan kijken we hier wel of je mag blijven. In plaats van al vóór binnenkomst accepteren dat je Europa niet in komt.”

Als iemand wordt vervolgd, moet hij asiel kunnen krijgen, vindt ook Harbers. Alleen is dat door de huidige afspraken praktisch onmogelijk vanuit Libië. „Ik geef toe dat het een ongemakkelijk dilemma is”, zegt de staatssecretaris. „Zeggen dat mensen naar Europa kunnen komen heeft als effect dat er vervolgens meer komen.”

Is dat toch afschrikking? „Zo kun je het noemen”, zegt Harbers, nog voor zijn bezoek aan het detentiecentrum. „Maar ook: veel preventiever optreden. Het gaat toch vooral om illegale migratie en daarvoor is asiel nooit bedoeld.”

Voor echte verandering zou hulp aan Libië voorwaardelijk moeten worden gemaakt, zegt Cochetel. „Dus de geldstroom stoppen als de condities niet verbeteren.” Zo’n rode lijn ziet Harbers niet. „Aan tafel zitten is altijd beter dan niet meepraten.” Cochetel waarschuwt voor de manier waarop Europese landen Libië nu benaderen. Met overheidsmensen praten, zegt hij, betekent niet dat er hier iets verandert; de milities hebben het voor het zeggen. „Ministeries kunnen nauwelijks uitvoeren. Ze hebben weinig macht.”

„Ik kan in veel superlatieven praten over hoe erg het is”, zegt Harbers na afloop. „Maar het was ook zoals ik had verwacht. En als je daarop instelt, zie je punten van verbetering.” Wat is het uiteindelijke rapportcijfer dat de staatssecretaris geeft? „Ik maak me geen illusies dat ik alles te zien heb gekregen. Maar van wat ik zag? Een vijfje.”