Recensie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Recensie Boeken

‘Islamitisch fundamentalisme is het echte probleem’

Islam Socioloog Ruud Koopmans schreef een nieuw, ambitieus boek over de islam. Hij stelt dat het fundamentalisme een van de antwoorden is op de opgelopen achterstand van de islamitische wereld op het Westen.

Vrouwen van de fundamentalistisch-islamitische Hezbollah-beweging tijdens een politiek-religieuze demonstratie in Iran in 1997.
Vrouwen van de fundamentalistisch-islamitische Hezbollah-beweging tijdens een politiek-religieuze demonstratie in Iran in 1997. Foto Abbas/Magnum Photos

Ruud Koopmans is waarschijnlijk de belangrijkste Nederlandse socioloog dezer dagen. Zijn werk, dat zich uitstrekt over een periode van dertig jaar, is het meest geciteerd op Google Scholar: bijna 20.000 keer. Hij is zeker de meest omstreden socioloog; van geen enkele Nederlandse socioloog kan gezegd worden dat de studentenfractie van de faculteit zich uitspreekt tegen hun leermeester. Dat deden ze wél aan de Humboldt Universiteit in Berlijn, waar Koopmans (1961) doceert. Hij zou ‘blind zijn voor maatschappelijke realiteit’ en met zijn onderzoek ‘de grond rijp maken voor anti-moslim-racisme’.

Koopmans is behalve een onderzoeker die zich al decennia bezighoudt met de integratie van etnische minderheden in Europa en met moslim-fundamentalisme ook ervaringsdeskundige: zijn ouders werden lid van de christen-fundamentalistische Pinkstergemeente toen hij zes was en zijn huidige vrouw komt uit Turkije. Hij draagt het boek op aan zijn moeder, ‘die van het fundamentalisme af is, maar niet van het geloof’. Dat wenst hij ook de islamitische wereld toe.

Vergeleken met zijn eerdere boeken is Koopmans nieuwe boek, Het vervallen huis van de islam, extreem ambitieus. Schreef hij voorheen vooral over Europa en dus over de moslims in Europa, dit boek gaat over de islamitische wereld als geheel. Hij plaatst zich daarmee in de traditie van de Duitse socioloog Max Weber (1864-1920), die ook de wereldgeschiedenis vanuit sociologisch perspectief analyseerde en daarbij religie een voorname rol toekende. In zijn Protestantse Ethiek en de Geest van het Kapitalisme legde Weber eveneens een relatie tussen religie en (het ontbreken van) maatschappelijke vooruitgang. ‘De belangrijkste reden [...] waarom de islamitische wereld in de afgelopen vijftig jaar op alle fronten stagneerde en in sommige gevallen zelfs in barbarij terugviel, is de opkomst van het islamitische religieuze fundamentalisme.’

Slavernij

Koopmans schetst eerst – in grote lijnen en met veel data – de ontwikkeling van de moderne tijd en laat bijvoorbeeld zien dat de slavernij in de westerse koloniën in de 19de eeuw werd afgeschaft, maar in de islamitische wereld veel later. In Saoedi-Arabië zelfs pas in 1961. Achtereenvolgens behandelt hij de stand van de democratie in de islamitische en niet-islamitische wereld, de mensenrechten, politiek en religieus geweld en economische vooruitgang. Islamitische landen scoren op alle indices slechter dan niet-islamitische landen. Hij geeft ook een treffend voorbeeld door Mauritius met de Maldiven te vergelijken, een eiland en een eilandengroep die sterk op elkaar lijken – ook qua welvaartsniveau – maar juist niet op het gebied van de godsdienst. De islamitische Maldiven scoren op het gebied van democratie en mensenrechten lager dan Mauritius.

Toen dertig jaar geleden de Rushdie-affaire losbarstte, werd imam Abdulwahid van Bommel ineens de spreekbuis van de Nederlandse moslimgemeenschap. Lees ook: ‘Moslims nu zijn in staat tot relativering’

De waarde van dit boek is niet gelegen in de originele conclusie – zo verrassend is die nu ook weer niet – maar in de systematische wijze waarop naar die conclusie wordt toegewerkt en het grote aantal gegevens waarmee Koopmans zijn stelling onderbouwt. Koopmans is een empirisch socioloog en een groot comparatist en dit maakt dit boek tot een mijlpaal in de hedendaagse sociologie. Zo vergelijkt hij islamitische en niet-islamitische landen naar de mate waarin zij langdurig gekoloniseerd zijn geweest, naar de mate waarin zij afhankelijk zijn van grondstoffen, en naar het welvaartsniveau. Hij moet concluderen dat ‘het grootste deel (zestig procent) van het verschil tussen islamitische en niet-islamitische landen [...] niet door grondstoffen-afhankelijkheid, noch door het koloniale verleden of het welvaartsniveau verklaard [kan] worden.’

Koopmans vervolgt zijn boek met een meer beschrijvend deel waarin hij met aansprekende voorbeelden een beeld schetst van het gebrek aan respect voor mensenrechten en het gebrek aan democratische vrijheid in islamitische landen. Dan richt hij zijn vizier op immigratie en integratie. In dit hoofdstuk laat hij zien dat moslims – weer op verschillende terreinen – minder goed integreren dan niet-islamitische groepen. ‘Migranten uit islamitische landen doen het bovendien op vrijwel alle fronten van integratie slechter dan andere migranten, en de oorzaken zijn grotendeels dezelfde als die, die aan de dramatische situatie in de islamitische landen van herkomst ten grondslag liggen.’

Regime

De opkomst van het islamitisch fundamentalisme laat Koopmans beginnen met de overwinning van Khomeiny in Iran in 1979. Diens wereldbeeld is bij uitstek fundamentalistisch: het gaat hem om een revolutie op wereldschaal van de vertrapten en verdrukten tegen Satan en het kwaad: de Verenigde Staten. Geen wonder dat de communistische revolutionairen aanvankelijk zij aan zij streden met Khomeiny. Maar in datzelfde jaar, 1979, viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen om het communistische regime aldaar in het zadel te houden. Tien jaar later trok de Sovjet-Unie zich terug en drie jaar daarna, in 1992, was de overwinning van de moslim-fundamentalisten ook daar een feit.

Koopmans maakt een scherp onderscheid tussen de islam en het islamitische fundamentalisme. Hij laat zien dat niet de islam het probleem is maar het islamitisch fundamentalisme. Maar hij laat ook zien dat een (groot) deel van de moslims sympathiseert met de waarden die het fundamentalisme uitdraagt. Een van zijn tabellen toont de resultaten van een internationale enquête waarin aan de respondenten twee stellingen werden voorgelegd. De eerste is: wanneer religie en wetenschap botsen, heeft de religie altijd gelijk; de tweede: de enige aanvaardbare religie is mijn religie.

Deze maand kwam het boek van de Rotterdamse journalist-in-ruime-zin Fidan Ekiz uit. Lees ook: ‘Er zijn vrijdenkers nodig binnen de islam’

In Pakistan, Algerije, Tunesië en Irak is meer dan tachtig procent van de bevolking het met beide stellingen eens. In Marokko is bijna negentig procent het met de eerste stelling eens en bijna zeventig met de tweede. In Turkije is omstreeks zeventig procent het met beide stellingen eens. Kijken we naar de westerse landen, dan blijkt bijna veertig procent in de VS het eens te zijn met de eerste stelling en ruim vijftien procent met de tweede. In Duitsland is dit respectievelijk tien en dertig procent. Zweden en Nederland zijn het minst fundamentalistisch: zo’n vijf procent is het in beide landen eens met de eerste stelling en tien (Nederland) respectievelijk vijf (Zweden) met de tweede.

Achterstand

Koopmans ziet het fundamentalisme als een van de antwoorden op de opgelopen achterstand van de islamitische wereld op het Westen en het uiteenvallen van het Ottomaanse rijk. Aanvankelijk was dit niet het dominante antwoord. Eerst zochten de machthebbers in islamitische landen hun heil in een van boven af opgelegd secularisme, zonder democratie en mensenrechten.

Fundamentalistische denkbeelden zijn niet alleen wijdverbreid onder moslims in islamitische landen, maar ook onder de moslims in Europese landen. Het is een sombere conclusie die maar één lichtpunt kent: de problemen liggen volgens Koopmans aan de moslims en niet aan de islam. Daarmee ligt ook de oplossing in handen van moslims, zonder dat ze hun geloof overboord hoeven te zetten.