Accra – De gids daalt behendig een steile helling af, terwijl een dozijn toeristen voorzichtig volgt. In de kerkers van Cape Coast Castle is het donker en vochtig. Door het kleine gat in het plafond schijnt een lichtstraal de benauwde ruimte in, waar menselijke uitwerpselen onderdeel van de gevangenismuur zijn geworden. In de zeventiende eeuw zaten hier doorgaans honderden tot slaaf gemaakten vastgeketend, voordat ze naar de Nieuwe Wereld werden verscheept.

Ghana telt zo tientallen slavenforten, die de bevolking en toeristen aan de gruweldaden van de Europese indringers herinneren. Maar in het geschiedenisonderwijs vervullen diezelfde meedogenloze slavenhandelaren een marginale rol, blijkt uit het curriculum van de St. Timothy Senior High School.

De twintig brugklassers luisteren aandachtig als hun geschiedenisleraar van wal steekt. ‘Jullie voorouders werden in onmenselijke omstandigheden de Europese kerkers in gedreven. Aan elkaar vastgeketend, zonder water en brood, liepen ze soms dagen achter elkaar om uiteindelijk de kust te bereiken’, begint de docent zijn les.

Naarmate de les vordert wordt de toon feller en de klas stiller. Maar de docent weigert met zijn vingertje naar de Europese mogendheden te wijzen. Vooral de Ashanti, een bevolkingsgroep in Centraal-Ghana, moeten het ontgelden. ‘Een deel van onze bevolking werkte als slavendrijvers voor de Europeanen, aan wie we ons bloedeigen volk verhandelden, in ruil voor luxegoederen zoals buskruit en vuurwapens.’

‘Sinds de onafhankelijkheid van 1957 verzwijgen we de Europese geschiedenis in Ghana grotendeels’, verklaart Hermann von Hesse. De promovendus aan de Universiteit van Wisconsin (VS) is Ghanees, maar zijn naam verklapt de Europese sporen in zijn thuisland. Het gebrek aan duiding wijt Von Hesse aan ’s lands nationalisme, waardoor Ghanese historici Europees handelen in hun thuisland zo veel mogelijk mijden. ‘Voor Ghanezen is het slavernijverleden een geschiedenis van zwarte mensen, waarin plaats is voor woede, maar niet voor Europese slavenhandelaren.’ Net zoals er volgens Von Hesse andersom weinig ruimte is voor de Afrikaanse slaaf in de Nederlandse lesstof. ‘Dat is jammer, want het is een gedeelde geschiedenis.’

Europa zou een rol van betekenis kunnen spelen in het benoemen van het gedeelde slavernijverleden, vindt Von Hesse: ‘Ghana is voorzichtig. We willen Europa niet beledigen, omdat we afhankelijk zijn van jullie steun. Als Europese landen hun foute verleden in de geschiedenisles nadrukkelijker erkennen, biedt dat ruimte aan Ghanese historici en onderwijzers om hetzelfde te doen.’