Direct naar artikelinhoud

Achterblijvende integratie van moslimmigranten, discriminatie of cultuur?

Beeld HH

De integratie van moslimmigranten blijft achter. Discriminatie? Ja, ook. Maar het ligt vooral aan hun cultuur, zegt socioloog Ruud Koopmans.

In alle westerse immigratielanden vind je migranten uit islamitische landen in de onderste regionen van de integratieranglijsten. Een veelgehoorde verklaring daarvoor is dat moslims, meer dan andere migranten, te maken hebben met discriminatie.

Discriminatie is ontegenzeggelijk een reëel fenomeen. Voor studies zijn in veel landen sollicitaties ingestuurd die in alle relevante opzichten (opleiding, werkervaring) gelijk waren, maar waarbij de etnische of religieuze achtergrond van de sollicitant verschilde. Vrijwel zonder uitzondering hadden de sollicitanten met een donkere huidskleur of met een buitenlands klinkende naam minder kans om voor een gesprek uitgenodigd te worden. Dat geldt ook voor sollicitanten met een achtergrond in een islamitisch land (Turkije, Marokko) of wanneer in hun cv een activiteit in een islamitische vereniging (in plaats van een christelijke of neutrale) is opgenomen.

Arbeidsmarktparticipatie

Discriminatie bestaat dus. De resultaten van een aantal studies duiden erop dat moslims daaronder sterker te lijden hebben dan veel anderen. Toch is het niet zo eenvoudig deze resultaten te vertalen naar uitkomsten op de werkelijke arbeidsmarkt. Experimentele studies zijn namelijk niet per se representatief, omdat zij ervan uitgaan dat sollicitanten uit verschillende groepen even sterk op de arbeidsmarkt participeren en dat zij gelijk verdeeld zijn over alle beroepen en opleidingsniveaus. Maar in het echt zoekt niet iedereen werk en solliciteren niet alle groepen in dezelfde mate op dezelfde banen, onder andere vanwege uiteenlopende opleidingsniveaus.

Hoe meer leden van de eigen groep er in de omgeving van een migrant wonen, hoe slechter de beheersing van de taal

Ook voorkeuren spelen een rol. Zo werken veel Surinamers en Antillianen in Nederland bij de overheid en zullen gelovige moslims minder geneigd zijn om op een horecabaan te solliciteren. Vooral islamitische vrouwen kiezen er bovendien voor om thuis voor hun gezin te zorgen. Als ze een hoofddoek dragen en er conservatieve opvattingen over sekserollen op na houden, is de arbeidsmarktparticipatie nog geringer. In een studie die ik samen met collega’s in zes Europese landen uitvoerde, was 60 procent van de moslimvrouwen zonder hoofddoek actief op de arbeidsmarkt (had een betaalde baan of zocht er één), tegen 45 procent van de vrouwen met hoofddoek. Een groot deel van de moslima’s is dus helemaal niet op zoek naar een baan. De vraag is daarom wat uiteindelijk hun arbeidsmarktparticipatie meer beïnvloedt: conservatieve rolopvattingen of discriminatie?

Arbeidsmarktparticipatie

Dit is slechts één voorbeeld van een breder fenomeen: op de echte arbeidsmarkt is discriminatie niet de enige factor die de kansen op een baan beïnvloedt - anders dan in de experimenten waar om methodologische redenen al het andere juist constant wordt gehouden. Een belangrijke rol spelen ook factoren als opvattingen over sekserollen, het opleidingsniveau, taalvaardigheid, en sociale contacten die informatie over vacatures en potentiële werkgevers bieden. Wanneer zulke factoren de doorslag geven, kan discriminatie dus wel een grote rol spelen in experimenten, maar tegelijk van ondergeschikt belang zijn op de werkelijke arbeidsmarkt.

Sociaal kapitaal

Dat een goede beheersing in woord en geschrift van de taal van het immigratieland grote voordelen brengt op de arbeidsmarkt, is ruimschoots aangetoond. Economen zijn zelfs in staat daar een prijskaartje aan te hangen. Christian Dustmann en Francesca Fabbri becijferen het inkomensvoordeel van vloeiende taalbeheersing in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld op meer dan 20 procent. Bovendien hebben migranten die de taal beheersen 15 procent meer kans op een baan. Chiswick en Miller vinden ook een zeer sterk negatief effect van de mate van etnische concentratie op de taalvaardigheid van migranten. Hoe meer leden van de eigen groep er in de omgeving van een migrant wonen, hoe slechter de beheersing van de taal van het immigratieland. Dat effect is ook nog eens het grootst voor de groep die sowieso het grootste risico op taalachterstand heeft: de laag opgeleiden. Het feit dat moslims sterker gesegregeerd leven dan andere migranten, heeft dus directe consequenties voor hun taalbeheersing en daarmee voor hun kansen op de arbeidsmarkt.

De werkloosheid onder zowel mannen als vrouwen van de eerste generatie moslims ligt tot driemaal zo hoog en die van de tweede generatie nog altijd tweemaal zo hoog als onder de autochtone bevolking

Voor arbeidsmarktsucces zijn contacten (‘sociaal kapitaal’) zeer belangrijk, zeker die met met mensen buiten de eigen groep. Andere migranten uit de eigen groep zijn ook nieuw in de samenleving, kennen de arbeidsmarkt niet zo goed en hebben weinig contact met potentiële werkgevers. De meeste werkgevers in een immigratiesamenleving zijn nu eenmaal autochtonen, en de gevestigden weten beter hoe de lokale arbeidsmarkt werkt, hoe je een sollicitatiebrief schrijft, een stageplaats vindt, of hoe je je op een sollicitatiegesprek gedraagt.

Interetnisch contact

De Amsterdamse socioloog Bram Lancee laat voor Nederland zien dat migranten met zeer veel interetnische contacten meer dan tweemaal zoveel kans hebben op een baan dan migranten met zeer weinig interetnische contacten. Het effect van interetnische contacten is van dezelfde orde van grootte als het verschil in arbeidsmarktkansen tussen iemand met alleen lagere school en iemand met een afgesloten havo- of vwo-opleiding. Ook in dat opzicht heeft de sterke mate van segregatie en de geringe neiging tot interetnische huwelijken onder moslims negatieve gevolgen voor de kansen op de arbeidsmarkt.

Kunnen taalbeheersing, interetnische contacten en opvattingen over sekserollen de achterstand van moslims op de arbeidsmarkt verklaren? De Duitse socioloog Frank Kalter laat zien dat kinderen van Turkse gastarbeiders (rekening houdend met eigen opleidingsniveau en beroep en opleidingsniveau van de vader) werkzaam zijn in lager geschoolde en dus minder betaalde beroepen dan leeftijdsgenoten zonder migratieachtergrond of van wie de ouders als gastarbeiders naar Duitsland kwamen uit andere wervingslanden (Italië, Spanje, Portugal, Griekenland en het voormalige Joegoslavië).

Zulke verschillen, die niet zijn te verklaren door sociaal-economische achtergrond tussen etnische groepen, worden in heel veel studies gevonden. Meestal is de snelle conclusie dat het door discriminatie moet komen. Maar wanneer Kalter vervolgens - anders dan de meeste andere studies - kijkt naar Duitse taalkennis en het aantal Duitse vrienden, smelt het Turkse nadeel als sneeuw voor de zon. Met andere woorden: nakomelingen van Turkse gastarbeiders die goed Duits spreken en een gemengde vriendenkring hebben, doen het net zo goed als hun leeftijdgenoten met Italiaanse, Griekse of Duitse wortels.

Werkloosheid

Ik heb gegevens verzameld over ruim vijfduizend islamitische migranten met een Turkse, Marokkaanse, Pakistaanse of ex-Joegoslavische achtergrond en een autochtone vergelijkingsgroep in Nederland, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, België en Zwitserland.

Werkloosheid
Beeld HH

Rekening houdend met verschillen in leeftijdsopbouw en opleiding blijven er grote verschillen bestaan tussen de islamitische groepen en de autochtone bevolking. Minder dan 50 procent van de moslima’s van de eerste generatie en 60 procent van de in de immigratielanden geboren vrouwen van de tweede generatie heeft een baan, tegen 70 procent van de autochtone vrouwen. De werkloosheid onder zowel mannen als vrouwen van de eerste generatie moslims ligt tot driemaal zo hoog en die van de tweede generatie nog altijd tweemaal zo hoog als onder de autochtone bevolking. Aangezien verschillen in opleidingsniveau hier al verdisconteerd zijn, rijst weer de vraag: is de verklaring discriminatie of komt het door culturele factoren?

Veel moslima’s met een vrij goede opleiding zetten die lang niet altijd om in arbeidsdeelname, omdat zij na het huwelijk voor het gezin zorgen

Daarvoor heb ik net als Kalter gekeken naar taalbeheersing en interetnische sociale contacten, maar ook naar mediagebruik (vooral kranten en televisie uit het herkomstland of vooral media van het woonland?) en opvattingen over sekserollen. Mediagebruik kan net zo belangrijk zijn als sociale contacten dat zijn: wie alleen Turkse kranten leest en Turkse tv kijkt, krijgt veel informatie over de Turkse arbeidsmarkt, maar blijft verstoken van relevante informatie over het woonland.

Bescheiden rol

Uit de analyses blijkt dat taalkennis, mediagebruik en opvattingen over sekserollen het verschil in arbeidsmarktparticipatie tussen islamitische en autochtone vrouwen grotendeels verklaren. Wat werkloosheid betreft blijven bij vrouwen, wanneer we sociale en culturele factoren in de beschouwing betrekken, helemaal geen significante verschillen met autochtonen over; bij de mannen blijft de kans op werkloosheid alleen voor de eerste generatie hoger, maar ook voor die generatie wordt meer dan de helft van het oorspronkelijke verschil met autochtonen door sociale en culturele factoren verklaard.

Mijn conclusie is niet dat discriminatie geen rol op de arbeidsmarkt speelt, maar wel dat die rol relatief bescheiden is. Opleiding, taalkennis, sociale contacten - en voor de participatie van vrouwen ook opvattingen over sekserollen - spelen een veel belangrijkere rol.

Dat geldt evenzeer voor het onderwijs. De Deense economen Vibeke Jakobsen en Nina Smith vergeleken de onderwijsuitkomsten van kinderen van Turkse, Pakistaanse en ex-Joegoslavische gastarbeiders, die ten tijde van het onderzoek tussen de 28 en 36 jaar oud waren.

Zij vinden dat, naast het opleidingsniveau van de ouders, vooral de trouwleeftijd van deze jonge mensen een grote invloed heeft. Autochtone Denen trouwen gemiddeld op hun 31ste, de Pakistaanse en ex-Joegoslavische groep op hun 22ste, de Turkse kinderen al op hun 19de. Hoe jonger je trouwt, des te groter de kans dat je je opleiding afbreekt of niet vervolgt.

Groot gezin

De invloed van de huwelijksleeftijd is zo groot dat hij tweederde van het verschil in onderwijsuitkomsten tussen Deense en Turkse jongvolwassenen verklaart. Verder is opmerkelijk dat er voor jonge vrouwen daarbovenop een negatief effect bestaat van een huwelijk met een partner uit het herkomstland. Bij hen is de kans nog geringer dat zij een beroepsopleiding of een universitaire studie afronden. Ook segregatie nekt jonge vrouwen: hoe hoger het migrantenaandeel op school, hoe geringer de kans dat meisjes verder leren.

Traditional fresh mint tea served in Marrakesh, Morocco.Beeld Hollandse Hoogte / Cultura Images RM

Een team rond de Duitse socioloog Bernhard Nauck wijst op een ander probleem: hoe groter de gezinnen, hoe matiger de schoolprestaties van alle kinderen. De ouders hebben nu eenmaal geen oneindige tijd en onbeperkt geld om de schoolloopbaan van hun kinderen te ondersteunen. Dat raakt zowel Duitse, Griekse als Turkse gezinnen, maar omdat Turken gemiddeld meer kinderen hebben, zijn de negatieve gevolgen voor de onderwijsuitkomsten vooral groot in Turkse gezinnen. Daarnaast speelt de Duitse taalkennis van de ouders een belangrijke rol. Kinderen van Griekse gastarbeiders doen het traditioneel goed - vaak zelfs beter dan autochtone kinderen - in het Duitse onderwijs, terwijl Turkse kinderen het in vergelijking met andere migrantengroepen juist slecht doen. Nauck en zijn collega’s laten zien dat het Grieks-Turkse verschil geheel verklaard kan worden door factoren als het hogere opleidingsniveau en de betere Duitse taalkennis van Griekse ouders en hun lagere kindertal. Er is dus geen reden om aan te nemen dat de slechte onderwijsprestaties van Turkse kinderen in Duitsland op discriminatie terug zijn te voeren.

De achterstand van immigranten uit islamitische landen en hun nakomelingen wordt dus voor een belangrijk deel door factoren bepaald die ook aan de economische achterstand van landen in de islamitische wereld bijdragen. In religie gewortelde opvattingen over sekserollen leiden ertoe dat moslima’s veel vaker buiten het arbeidsproces staan dan vrouwen uit andere groepen. Dat heeft weer negatieve gevolgen voor het inkomen van moslimgezinnen en daarmee voor de kansen van hun kinderen.

Geloofsregels

De jonge huwelijksleeftijd van veel moslims - en in het bijzonder van vrouwen - leidt er bovendien toe dat velen van hen niet verder studeren of hun opleiding afbreken. Zelfs moslima’s met een vrij goede opleiding zetten die lang niet altijd om in arbeidsdeelname, omdat zij na het huwelijk voor het gezin zorgen.

Migranten uit islamitische landen hebben bovendien gemiddeld meer kinderen, en dat remt weer hun investeringen in de opleiding van elk van die kinderen.

In de immigratiecontext komt daarbij dat de geloofsregels van de (conservatieve) islam het contact met andersgelovigen belemmeren. Moslims doen dan niet mee aan activiteiten waarbij mannen en vrouwen gemengd zijn, of ze wijzen huwelijken met niet-moslims af.

Het gebrek aan vriendschappen en familiebanden met leden van de ontvangende samenleving pakt voor de kansen van moslims slecht uit. Weinig contact met andersgelovige autochtonen heeft ook negatieve effecten op de taalverwerving, zowel van volwassen migranten als van hun kinderen. Wie de taal niet goed beheerst, vindt moeilijker een baan, en kinderen die pas op school voor het eerst met de taal van het woonland in contact komen, halen hun onderwijsachterstand vaak nooit meer in.

De achterstanden in integratie van moslim- immigranten zijn dus veel minder te wijten aan discriminatie dan aan culturele elementen in hun denken en doen.

Dit is een bewerkte voorpublicatie uit ‘Het vervallen huis van de islam’ van Ruud Koopmans. Het boek verschijnt 2 maart 2019.

Ruud Koopmans (1961) is hoogleraar sociologie en migratie-onderzoek aan de Humboldt Universiteit in Berlijn. Hij publiceert regelmatig over migratie en integratie.

Het vervallen huis van de islam. Over de crisis van de islamitische wereld Prometheus; 288 blz. € 24,99

Lees ook:

Feiten over migranten zijn ook wel eens fijn, zoals die uit dit nieuwe boekje

Onderzoekscentrum WODC vindt het tijd voor wat feiten in het debat over migranten. Donderdag komt een boekje uit vol begrijpelijke statistieken.

Participatie van migranten moet niet alleen gericht zijn op de korte termijn

Wat voor kansen krijgen migranten in hun nieuwe thuisland? De Nationale Ombudsman heeft net het rapport Valse Start gepresenteerd, waaruit blijkt dat de inburgering vaak hapert.