Direct naar artikelinhoud
Interview

IS-vrouw Amber verlangt terug naar Nederland: 'Mensen hier zijn zo onbeschoft en asociaal’

Amber, in de verte op de rug gezien, loopt met haar kinderen terug naar de tent.Beeld Hans Jaap Melissen

Amber uit Dordrecht en Hafida uit Delft wonen met hun kinderen in een Koerdisch kamp in Syrië. Ze hopen dat Nederland hen naar huis haalt. Ook al wacht er dan straf. ‘We hebben ons lang in IS-territorium bevonden, dus dat is logisch.’

“Mijn intentie was om naar het kalifáát te gaan, niet naar Isis.” De Nederlandse Amber spreekt deze opmerkelijke zin uit, in de twintigste minuut van het interview. Er zijn dan al meer bijzondere dingen gezegd in dit gesprek, dat als duo-interview begon. Maar de andere IS-vrouw, de Nederlands-Marokkaanse Hafida, is dan al boos weggelopen.

Het verzoek om met IS-vrouwen te spreken liep via de Koerdische autoriteiten. Die werken eraan mee omdat ze wel van de vrouwen af willen. De vrouwen wachten voor de deur van een kantoortje van de Koerdische inlichtingendienst, aan de rand van het Al Roj- kamp, terwijl hun kleine kinderen om hen heen hangen. Ze zitten ontspannen bij elkaar en begroeten het bezoek vrolijk. De kinderen zien er gezond uit. De vrouwen hebben hun haar bedekt, maar hun gezichten zijn vrij. Ze willen niet herkenbaar in beeld.

Als je elke dag gebombardeerd wordt, heb je het niet naar je zin
Amber

Amber K. is een 23-jarige Nederlandse uit Dordrecht, blauwgrijze ogen, sproetjes op haar neus. Ze verblijft sinds een jaar en twee maanden in dit kamp, dat vooral bestaat uit een verzameling grote witte en blauwe tenten, sommige met groot UNHCR-logo. Overal spelen kinderen. Een paar jonge Duitse vrouwen in zwarte en blauwe abaya’s zijn aan het touwtjespringen. Er zijn veel Europese vrouwen en kinderen, maar ook Arabische families. De toegangspoort wordt bewaakt door een Koerdische militie.

Amber vertrok in 2015 in haar eentje naar Syrië. Bijna alles wat ze vertelt is moeilijk onafhankelijk te verifiëren. Het is haar verhaal, dat klinkt als een combinatie van een naïef geplande reis en een ontvoering. “Ik ben naar Syrië gegaan omdat ik bij de Turkse hulporganisatie IHH wilde werken, in het ziekenhuis. Dat liep niet zoals ik wilde.” IHH runde al kort na het begin van de oorlog gaarkeukens en klinieken in en rond de kampen die, in Syrië, tegen de Turkse grens waren ontstaan voor Syrische vluchtelingen die de grens niet meer over mochten of wilden.

Trouwen voor vrijheid

Het was er toch niet zo vrij en ongevaarlijk als ze dacht, zegt Amber. Als alleen reizende vrouw, zonder man en familie, zagen radicale Syriërs haar niet als hulpverleenster maar als iemand die was gekomen om te trouwen. Ze werd met een bus naar Raqqa vervoerd, de hoofdstad van de ‘Islamitische Staat’. IS lag al ruim een jaar onder vuur van de Westerse coalitie en lokale milities. “In Raqqa zaten we twee weken in wat we een madafa (gastenverblijf) noemen, een groot huis. Daarna ben ik naar een soort vrijgezellenhuis gebracht, voor vrouwen die moeten gaan trouwen.”

Amber zat daar opgesloten. Aanvankelijk wachtte en protesteerde ze, bijna drie maanden lang. “Als er continu tegen je wordt gezegd dat je er niet uitkomt totdat je trouwt, dan ga je dat overwegen, om je vrijheid terug te krijgen. Daarom ben ik gaan praten met een van de Nederlandse mannen daar. Met hem ben ik getrouwd.” Haar man, Redouan D. uit Culemborg, zit nu in een Koerdische gevangenis en Amber wil zolang hij daar zit niets over hem kwijt.

Ook haar vriendin Hafida (27) uit Delft praat liever niet over haar man of, zoals ze zegt, ex-man. Ze weet niet waar hij is. “Misschien is hij gevangengenomen of gedood. Of hij loopt nog gewoon rond in het IS-gebied.” Hafida trouwde al in Nederland met een autochtoon Nederlandse IS-strijder, Thijs B. Bekeerling Thijs vertrok in 2013 naar Syrië, zonder de zwangere Hafida. Die reisde hem via Turkije achterna. “Destijds was het makkelijk om de grens over te gaan. IS was er nog niet.”

Trouwen voor vrijheid
Beeld Hans Jaap Melissen

Thijs zat bij een van de vele strijdgroepen, die in 2013 en 2014 steeds vaker tegen elkaar gingen vechten. In die situatie ontstond IS, als afsplitsing van een Al-Qaida groep. Hafida: “Toen vielen Al-Bab (nabij Aleppo, HJM) en Raqqa en werden dat de veiligste plekken voor de jihadisten. IS was de groep die de meeste buitenlanders accepteerde. Zo kwamen we daar terecht.” Hafida beweert dat ze zelf weinig meekreeg van wat er in die tijd gebeurde. “Ik was gewoon moeder, in mijn huis met mijn kinderen.” Ze zegt niet te weten wat Thijs overdag deed.

Goed leven

Hier biedt het boek ‘Nederlandse Jihadisten, van naïeve idealisten tot geharde terroristen’ van Edwin Bakker en Peter Grol uitkomst. De schrijvers weten dankzij gesprekken met ingewijden en Facebook-berichten van Thijs, dat hij na zijn militaire training deelnam aan gevechten en daar volop van genoot. Thijs poseerde graag met zijn kalasjnikov. Over zijn IS-tijd in Al-Bab valt te lezen: ‘Thijs gaat in de omgeving van de stad aan de slag als grensbewaker. Hij controleert of ingaande en uitgaande reizigers geen verboden producten zoals alcohol en sigaretten invoeren. Het leven in deze periode is goed’. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Hafida niet wist wat haar man overdag deed, zoals ze nu beweert.

Ik wil mijn opleiding tot verpleegkundige afmaken, dan kan ik alsnog mensen helpen
Amber

Hafida en Thijs belandden, naarmate IS meer werd gebombardeerd en opgejaagd, in Oost-Syrië. Daar besloot Hafida op een dag een smokkelaar in te schakelen. Zoals ze zwanger naar Syrië kwam, wilde ze nu, zwanger van hun derde kind, weg bij IS. Onderweg viel ze in handen van de Koerden, in september 2017.

Heb je nooit eerder, bijvoorbeeld na alle onthoofdingsvideo’s van IS, tegen Thijs gezegd: we zitten bij de verkeerde club?

“Het lijkt nu alsof ik over mijn privéleven moet praten, sorry. Ik ga daar niet aan meedoen.”

Hoezo niet?

“Daarom niet. Het gaat alleen maar over Thijs. Het is voor mij een afgesloten hoofdstuk.”

Ja, maar dat is het voor Nederland niet.

“Ja, maar Thijs is voor mij een afgesloten hoofdstuk.”

Maar de mensen die jouw hoofdstuk van Syrië willen afsluiten, willen weten hoe jij je gedragen hebt.

“Dat doen ze maar als ik in Nederland ben. Ik doe gewoon niet mee. Ik kan mij beter verwijderen?”

Ja, dan ga je weg.

“Ik vind het een bijzonder lullig interview.”

Hafida stapt op. Amber blijft zitten. Ze vertelt dat ze in 2010 bekeerd is tot de islam, ze is dan 14 of 15, en die steeds meer ging praktiseren.

Hoe kan het dat je je in 2015, toen er al zoveel over IS bekend was, in deze situatie begaf?

“Ik leefde in mijn eigen wereldje, had geen sociale media, geen Facebook, geen Twitter, dus het nieuws dat ik zag was van de tv. Meiden van mijn leeftijd 18, 19 jaar, kijken niet echt naar het journaal. Ik zag op het nieuws dat IS gruweldaden beging, maar ik legde geen koppeling tussen IS en het kalifaat. Ik dacht: het kalifaat is een plek waar moslims samenleven en samenkomen vanuit de hele wereld. IS zag ik meer als een onafhankelijke groep.”

Had je het wel naar je zin in het kalifaat?

“Als je elke dag gebombardeerd wordt, heb je het niet naar je zin.”

Met haar man besloot ze er op 21 januari 2018 tussenuit te knijpen, ook omdat het, zoals ze zegt, geen leefbare plek meer was voor de kinderen. “Ons huis was gebombardeerd, waarbij mijn man en ik allebei gewond raakten. Ik was zeven maanden zwanger en heb toen een spoedkeizersnede gehad.” Samen met de kinderen, toen 0 en 1, wisten ze te ontkomen en kwamen ze aan bij de Koerden.

Had je het wel naar je zin in het kalifaat?

Beide vrouwen hebben nog niks gehoord over een vertrek naar Nederland. Amber: “Was het maar zo’n feest”. Ze vindt het vooral jammer voor de kinderen dat er geen beweging in de zaak zit. “Het het is heel zielig voor ze. Maar ik kan Nederland niet dwingen om ons terug te halen. En ik kan het ze ook niet kwalijk nemen. We wachten gewoon tot ze komen.”

Pepernoten

Rond Sinterklaas hebben ze voor het laatst bezoek gehad van een Nederlandse inlichtingendienst. Pepernoten kregen ze. Het liefst zou Amber die zelf kunnen kopen. “Ik mis alles aan Nederland, mijn ouders, mijn broertje. Als je zolang in Syrië hebt geleefd, dan mis je het zelfs dat mensen niet voordringen in de rij bij de Albert Heijn. Mensen hier hebben geen normen en waarden, ze zijn zo onbeschoft en asociaal.” De omstandigheden op het kamp vindt ze niet best. “De tenten, de leefomgeving, het is vies en er zijn ziektes. Er zijn verschillende groepen vrouwen die elkaar aanvallen. Het is onleefbaar, maar we houden onszelf overeind voor de kinderen.”

Toch maakt het kamp Roj geen slechtere indruk dan de andere opvangkampen in de regio. Hafida en Amber weten dat ze, als ze al naar Nederland komen, in de gevangenis zullen belanden. Amber: “Het is onvermijdelijk”.

Hafida zei voordat ze wegliep dat ze een eventuele straf aanvaardt. “Ze zullen kijken of we een gevaar zijn voor de samenleving. We hebben ons lang in het IS-territorium bevonden. Je kunt mensen niet zomaar vrijuit laten rondlopen in Nederland, zo van: oké, het is een vrouw met kinderen. Dat is logisch.”

Ook Amber aanvaardt een straf en heeft al geregeld dat haar ouders dan haar kinderen opvangen. Een gevaar wil ze zichzelf niet noemen. “Ik ben niet gevaarlijk, de vrouwen die ik ken hier in het kamp ook niet. We zijn vrouwen, in eerste instantie moeders. Voor de een was het een impulsieve keuze die haar in deze ellende heeft gebracht, de ander reisde haar man achterna om hem terug te halen. Iedereen heeft zijn eigen verhaal. Maar ik weet wel dat alle Nederlandse vrouwen spijt hebben van de ellende waar ze zichzelf in hebben gebracht. En dat ze daar hun kinderen bij hebben betrokken.”

Beide vrouwen zien niets in een oplossing waarbij hun kinderen naar Nederland gaan, terwijl zij in het Koerdische kamp achterblijven. Hafida: “Ik kan mijn kinderen, ze zijn 5, 3, en 1 jaar oud, niet zomaar meegeven aan onbekenden”. Amber: “Ze hebben alleen mij”.

Een plan voor haar leven na de gevangenis heeft Amber wel. “Ik wil graag mijn opleiding tot verpleegkundige afmaken. Als ik de kans krijg om daarna te werken, kan ik alsnog mensen helpen.”

Bang

Tot slot aan Amber de vraag hoe ze nu denkt over de organisatie waar ze al die jaren zat. “Ik praat niet over IS, zolang ik bij de Koerden gevangenzit.” Ze is bang te worden teruggestuurd naar IS. Ze kent het, door de Koerden ontkende, verhaal dat er gevangen IS-vrouwen met IS zijn geruild tegen Koerden die krijgsgevangen zaten bij IS. Die angst lijkt niet meer nodig, omdat het kalifaat nauwelijks nog fysiek bestaat.

Daarnaast is ze bang dat IS-cellen het kamp in kunnen komen. Ze kiest haar woorden zorgvuldig. “Ik ga niet de hele organisatie bestempelen als slecht, want er zaten ook goede mensen tussen. Mensen die ik hier heb leren kennen op het kamp, en die staan niet achter gruweldaden. Ik denk dat we gewoon een verkeerd idee hadden van wat er zou gaan gebeuren. Ik denk dat het een soort bedrog is.”

Dan is het interview afgelopen. Hafida heeft buiten gewacht. Amber voegt zich bij haar en ze duwen hun kinderwagens voor zich uit, terug naar hun tent, wat dieper in het kamp.

Lees ook:

Van Doetinchem naar het kalifaat: maar nu wil deze IS-strijder weer naar huis

Hij ging in 2014 naar Syrië ‘om te helpen’ en kwam bij IS terecht. Nu wacht hij in een Koerdische cel op terugkeer naar Nederland. Trouw sprak de kalifaatstrijder in de buurt van de Koerdische gevangenis waar hij vijftien maanden vastzit.

Met de val van het kalifaat is de val van IS nog niet bereikt

De Amerikaanse president Trump denkt dat hij binnen een week zijn troepen terug zal trekken uit Syrië. In Qamishli zijn de Koerden er niet gerust op. ‘Als ze vertrekken dreigen de Turken hier binnen te vallen.’

Koerdische hulp bij terugkeer Nederlandse IS-vrouwen

De Koerden in Noord-Syrië reiken Nederland de hand. Zij willen vrouwen en kinderen van Nederlandse IS-strijders naar de grens begeleiden.