Direct naar artikelinhoud
InterviewZin van het leven

Vincent Icke: ‘Wij mensen zijn een gelovige diersoort’

Vincent IckeBeeld Jitske Schols

‘Ons gehele morele besef dient ertoe om ons als mensgroep te laten samenwerken’, stelt Vincent Icke.  Meer zin aan het leven kan hij Fokke Obbema niet bieden.

Een droogzolder boven een verlaten wasserij aan de rand van Utrecht, dat was de eerste woning van Vincent Icke, kort na de oorlog. ‘Mijn ouders waren zeer arm. Je hoort weleens: zijn wiegje was een stijfselkistje. Nou bij mij was het zelfs dat niet. Ik sliep op een opgevouwen deken op de grond.’ Ruim 72 jaar ­later is hij hoogleraar theoretische astrofysica aan de Universiteit Leiden en beeldend kunstenaar. Bij het grote publiek staat hij bekend als duider van het heelal. Dat hij het zover heeft gebracht ziet hij als een kwestie van toeval, ‘het allesbepalende principe van de evolutie’. Maar ook zijn onderzoeksdrift en talent hebben een rol gespeeld. ‘Hoe werkt dat?’, was de vraag die al vroeg in hem brandde: ‘Ik ben altijd onderzoeker geweest, net zoals ik met blauwe ogen ben geboren.’ Talent bezat de jonge Vincent ook: de studies theoretische natuurkunde en sterrenkunde bracht hij tot een goed einde. Dat was eind jaren zestig: ‘Mijn haar groeide tot mijn middel en ik had natuurlijk ook zo’n kralenketting en een baardje. Maar ik zat niet aan de wiet of de chemicaliën. Zoals een latere Amerikaanse collega zei: ‘Ik heb ­zo veel plezier met mijn hoofd zoals het nu is, daar ga ik verder niets meer aan doen’.’ Zijn carrière bracht hem in de VS en in Cambridge waar Stephen Hawking een collega was. Inmiddels heeft hij een twintigtal boeken op zijn naam staan. Veelal richt hij zich ook daarin tot een breed publiek om te delen hoe ‘prachtig ingewikkeld en schitterend’ het heelal in elkaar steekt.

Wat is de zin van ons leven?

‘We moeten eerst constateren dat ons ­leven behoort tot hét leven. Er zijn mensen die dat anders zien, die denken dat de mens fundamenteel verschilt van andere levende organismen op deze planeet, maar daar is geen enkele aanwijzing voor. De vraag naar de zin van hét ­leven is wat mij betreft zinledig. Want dat is een samenspel van atomen en moleculen. Dus dan zou je ook kunnen vragen: wat is de zin van een atoom? Tsja, als je me het antwoord geeft, zou ik het niet eens herkennen. Er is niets waar je dat antwoord aan kan toetsen. Dat maakt de vraag zinledig.’

Dus u ziet geen onderscheid tussen een stapel stenen en een mens, omdat ze allebei uit atomen bestaan. Ondanks onze ratio en ons bewustzijn.

‘Wij zijn wel anders dan die stenen, maar daar volgt niet uit dat wij een bepaalde zin hebben en die stenen niet. Natuurlijk zijn we veel ingewikkelder en ook wel interessanter, maar het opmerkelijke is vooral dat we diezelfde atomen zijn, zij het in een andere rangschikking. Je kunt niet zeggen: bij een bepaald aantal atomen krijgt die rangschikking zin.’

Hoe kijkt u aan tegen Descartes die de mens primair als rationeel wezen zag.

‘Dat moge voor hem zo zijn, maar ik denk niet dat dit in het algemeen waar is. Denken is niet tot de mens beperkt, dat weten we inmiddels. Descartes behoort tot de denkers die menen dat de mens kwalitatief wezenlijk anders is dan andere levende wezens. Hij zag een dier als een soort automaat, waar je vrijelijk over kon beschikken. Maar inmiddels zijn we wel vierhonderd jaar verder. Wij bestaan uit atomen en moleculen en kunnen op allerlei fascinerende manieren interacteren met onze leefomgeving, maar een zin kan ik daar nog altijd niet uit afleiden.’

U bedoelt: er is geen hoger doel?

‘Je moet je afvragen: blijkt ergens uit dat leven een bedoeling heeft? Ik denk eerder dat het tegenovergestelde het geval is. Darwin en Wallace hebben laten zien hoe belangrijk het toeval is, dus juist het ontbreken van een doelstelling. Dat is het bepalende principe van de evolutie. Later hebben biologen de vraag opgeworpen: als leven een doel heeft, waarom zit het dan zo slordig in elkaar? Dat spreekt me zeer aan. Neem de blinde vlek in het menselijk oog. De zenuwen die de signalen naar je hersenen overbrengen, gaan door de retina heen. Dus is er een plekje in je oog dat niet gevoelig is voor licht, omdat die zenuwbanen erdoorheen moeten. Welke sukkel heeft dat ontworpen? Dat had helemaal niet gehoeven, het netvlies van de octopus bijvoorbeeld is onbelemmerd. Als God een Delftenaar geweest zou zijn, zou hij hier nooit op zijn afgestudeerd.’

Journalist Fokke Obbema kreeg op 1 april 2017 een hartstilstand. Ruim een jaar later gaat hij in een reeks ­interviews op zoek naar de zin van ons leven. Hier kunt u alle verhalen uit deze serie teruglezen.

Maar daar staan toch tal van bijzondere ontwerpen tegenover?

‘Ja, maar dat komt door een ander aspect van de evolutie, de selectie. Als het niet werkt, krijg je bikkelhard op je kop. Mijn punt is dat de notie van zin als bedoeling wordt onderuitgehaald door de fundamentele rol die toeval speelt. Dat is essentieel, want juist daardoor heeft het leven zich zo mooi kunnen aanpassen aan onze planeet.’

Het besef dat we zijn opgetrokken uit atomen die direct na de Oerknal zijn ontstaan, is duizelingwekkend. Moeten we dat echt als toeval zien?

‘Als je zegt dat het niet zo is, moet je dat waarmaken. Degene die als eerste het ­beste hiermee is omgegaan is Simon ­Stevin (1548-1620, natuurkundige, red.). Die had als lijfspreuk: ‘Wonder en is gheen Wonder.’ Fantastisch. Want de ­mechanismen die je ziet in de natuur zijn geen wonder – het is gewone scheikunde, natuurkunde en wat dies meer zij. Maar… het is ook wel een wonder, want het is prachtig, ingewikkeld, het zit schitterend in elkaar en je zou het zelf niet hebben kunnen verzinnen. Dat geldt niet alleen voor leven op aarde, maar ook voor de sterren.’

De stap naar: ‘Er moet wel een kracht achter dit alles zitten’ is dan toch niet zo groot?

‘Daar komt de neiging van de mens tot geloof om de hoek kijken. Er zijn maar weinig mensen die zichzelf kunnen toestaan te zeggen: ‘Dat weet ik niet.’ Of: ‘Dat begrijp ik niet.’ Anders dan dieren heeft een mens begrip. Maar dat is altijd onvolledig. Dat wil hij, uit ongeduld of angst, aanvullen tot iets absoluuts. Daarom gaat hij geloven: in goden, geesten, spoken, een leven na de dood, verzin het maar. Wij zijn een gelovige diersoort.’

Hoe kijkt u aan tegen agnosten die zeggen: of er een God is, weet ik niet?

‘Ik ben geen atheïst die zegt: het staat vast dat er geen goden of geesten zijn. In de natuurwetenschappen kun je eigenlijk nergens zeggen: ‘Dat kan niet.’ Je zult mij dus niet betrappen op de uitspraak: ‘Goden en geesten bestaan niet.’ Ik zeg wel dat er geen enkel houdbaar bewijs is dat ze bestaan. De waarschijnlijkheid dat het toch zo is, lijkt me zo klein dat het geen zin heeft er rekening mee te houden.’

Volgens de Belgische kosmoloog Gerard Bodifee gaat de wetenschap niet over de zin van het leven. Alleen via ons ethisch besef kunnen we zin toevoegen aan ons leven.

‘Dan heeft hij het over zin in de morele betekenis. Dus niet over zin als zijn, de atomen, of over zin als bedoeling, wat door de fundamentele rol van het toeval onderuit wordt gehaald. Zin als morele kwestie is in mijn ogen iets anders. Het is heel goed mogelijk dat we langs die weg zin aan ons bestaan kunnen toevoegen. Wat mij dan interesseert is: wat is daarvan de functie? Ik denk dat dan de conclusie moet zijn: ons gehele morele besef dient ertoe om ons als mensgroep te laten samenwerken. Daar zit een grens aan: wij zijn in staat met honderdvijftig man samen te werken, maar wordt de groep groter dan gaat het mis. De moraal is ervoor bedoeld die samenwerking te laten functioneren.’

Boekt de mensheid op dat morele vlak vooruitgang?

‘Dat betwijfel ik. Je kunt wel zeggen dat de kwaliteit van het leven is verbeterd – armoede, oorlog en ziekten zijn meetbaar afgenomen. Maar of onze ethiek erop vooruit is gegaan? Natuurlijk zijn we tegen slavernij, maar het komt nog steeds voor. We kunnen ons dat standpunt vooral permitteren dankzij de welvaart – ik hoef geen slaaf meer te hebben, want ik heb een wasmachine. De reden dat we in het vrije Westen zo ‘beschaafd’ kunnen zijn, is dat we het ons kunnen permitteren. Ethische vooruitgang zie ik eerlijk gezegd nauwelijks.’

Leestip

‘Rudy Kousbroek, Het avondrood der magiërs. Hij heeft ongeveer alles wat ik in een schrijver bewonder: meesterlijk taalgebruik, grote onderwerpen, kritisch vermogen, intelligentie, begrip, geleerdheid, logica, relativiteit, humor. En heel veel moed, ten overstaan van grote ­onderwerpen, van anderen en vooral van zichzelf. Mijn ontzag voor zijn enorme oeuvre is des te groter omdat hij zichzelf eigenlijk nooit herhaalt.’

Hoe kijkt u aan tegen het eind van het leven?

‘Ik merk het wel. Voor mij persoonlijk houdt het een keer op, vooruit dan maar. De zin van mijn persoonlijke bestaan zit in mijn omgeving: zorgen dat het mijn vrouw en dochter goed gaat. Voor mij is van belang dat ik naar eer en geweten kan zeggen dat ik de anderen niet onverzorgd achterlaat.’

Is daarmee uw bestaan zinvol?

‘Nee. Het is maar goed dat mijn bestaan geen zin heeft, want als ik terugkijk op die 72,5 jaar dan heb ik nogal wat dingen gedaan die ik absoluut niet had moeten doen. Echte rotstreken. In dat opzicht zijn er ongetwijfeld mensen die denken: ‘Had hij maar niet bestaan.’ Nee, daar ga ik verder niets over vertellen. Maar geloof me dat ik mijn portie aan narigheid aan anderen heb uitgedeeld. Dat is niet meer recht te zetten. Je kunt je excuses aanbieden en het proberen goed te ­maken, maar gebeurd is gebeurd.

‘Kijk, je roeit in je leven met de riemen die je hebt. De praktische zin van mijn bestaan draait om twee dingen. Ten eerste wil ik erachter komen hoe dingen werken, dat vergezelt me al mijn hele ­leven. Ten tweede is er de sociale zin: die zit in mijn omgang met geliefden en anderen, met name mijn intellectuele ­nakomelingen, zoals studenten en promovendi.’

U hebt veel energie gestopt in uitleg aan het grote publiek. Waarom is dat?

‘Ten eerste is het zo prachtig hoe dat heelal in elkaar zit, dat wil je delen. Net zoals het zingen van een lied leuker is met zijn allen dan in je uppie. Het tweede is: ik ben terechtgekomen waar ik ben, doordat de maatschappij mij dat heeft toegestaan. Ik zit hier van jouw belastinggeld. Daar mag je wat voor terug hebben. Mensen waarderen dat ook. Natuurlijk, het is leuk om te doen, maar het is voor mij een vorm van dankbaarheid tonen. Dat meen ik echt.’

Heeft dat wellicht te maken met uw nederige afkomst?

‘Zonder enige twijfel. Ik ben bepaald niet met een gouden lepel in mijn mond geboren. Die dankbaarheid die ik voel, is ten opzichte van mijn ouders en hun voorouders. En ten opzichte van mijn medemensen. We hadden het al eerder over de rol van het toeval. Nou, dat heeft in mijn leven ook een grote rol gespeeld’.

De zin van het leven

Op zijn 29ste heeft Mounir Samuel al meer levens geleid dan velen ooit zullen doen. Zijn ervaringen gebruikt hij om anderen een spiegel voor te houden.

Haar spirituele speurtocht maakte van atheïst Willemijn Dicke een gelovige. Maar wat heeft ze gevonden? ‘Ik moest weer ontdekken dat ik liefde ben.’

‘Waarom zou een strandloper als de kanoet geen bewustzijn hebben?’ vraagt hoogleraar trekvogelecologie Theunis Piersma zich af. ‘De zin van het leven gaat veel verder dan de mens.’

In haar wereld ben je succesvol en perfectionistisch. Zwakte is iets voor losers. Dus toen Monique Maarsen, topvrouw in de mannenwereld van het vastgoed, kanker kreeg, schaamde zij zich.

Voor Henk Blanken is er geen weg terug. Hij heeft Parkinson. Over ‘de schoonheid van het verval’ schrijft hij verhalen die internationaal worden geprezen. Het antwoord op de zin van zijn leven is aan anderen.

Na een hartstilstand, die hem tussen dood en leven deed zweven, gaat Fokke Obbema op zoek naar antwoorden op die aloude vraag: waartoe zijn wij op aarde? In een serie interviews gaat hij daarover het gesprek aan met mensen met zeer diverse beroepen en achtergronden.
Hier vind je alle verhalen uit deze serie.